Congenitaal hyperinsulinisme: On-label
Toon SmPC tekstAnalogon van benzothiadiazinediuretica zonder diuretische werking. De hyperglykemische werking berust op remming van afgifte van insuline door de pancreas en op stimulering van de afgifte van catecholaminen.
Halfwaardetijd bij kinderen vanaf 4 maanden tot 6 jaar verschilt van 9,5 tot 24 uur bij langetermijngebruik van de orale dosering.
>90% gebonden aan serum eiwitten.
Congenitaal hyperinsulinisme |
---|
|
Capsule 5 mg, 25 mg, 100 mg
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
ANTIDOTA | ||
---|---|---|
V03AB16 | ||
Digitalis antidot
|
V03AB24 | |
V03AB27 | ||
Anexate
|
V03AB25 | |
V03AB19 | ||
Cyanokit
|
V03AB33 | |
Kajodan
|
V03AB21 | |
V03AB17 | ||
V03AB15 | ||
V03AB06 | ||
Toxogonin
|
V03AB13 | |
V03AB14 | ||
Bridion
|
V03AB35 |
IJZERCHELERENDE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Exjade
|
V03AC03 | |
Ferriprox
|
V03AC02 | |
Desferal
|
V03AC01 |
MIDDELEN BIJ HYPERKALIEMIE EN HYPERFOSFATEMIE | ||
---|---|---|
V03AE07 | ||
Velphoro
|
V03AE05 | |
Sorbisterit Ca-resonium, Resonium A
|
V03AE01 | |
Renagel, Renvela
|
V03AE02 |
DETOXIFICANTIA BIJ BEHANDELING MET ONCOLYTICA | ||
---|---|---|
Rescuvolin, VoriNa
|
V03AF03 | |
Uromitexan
|
V03AF01 | |
Fasturtec
|
V03AF07 |
Vochtretentie, hypertrichosis, pulmonale hypertensie, hartfalen en neutropenie, meeste symptomen verdwijnen na staken therapie. Hirsutisme van het lanugo-type.
Water- en zoutretentie komt frequent voor en is ernstig. Tachycardie en palpitaties. Soms hypotensie. Angina pectoris en hypertensie zijn gemeld. Maag-darmstoornissen zoals misselijkheid, braken, buikpijn, ileus, diarree en tijdelijk verlies van smaak. Diabetische ketoacidose en hyperosmolaire non-ketotisch coma, m.n. in geval van bijkomende aandoeningen. Trombocytopenie, met of zonder purpura. Tijdelijke neutropenie. Excessief bloeden is waargenomen. Nierinsufficiëntie, nefrotisch syndroom, hematurie en albuminurie. Angst, duizeligheid, insomnia, polyneuritis, paresthesie, pruritus en extrapiramidale symptomen. Tijdelijk cataract, subconjunctivale hemorragie, ringscotoom, troebele visus, dubbelzien, lacrimatie. Huiduitslag, candida dermatitis, herpes, vooruitgang in botleeftijd, verlies van hoofdhaar. Koorts en lymfadenopathie. Hoofdpijn, zwakte en malaise kunnen optreden. Jicht, acute pancreatitis/pancreasnecrose, galactorroe.
Hyperglykemie, glucosurie, verhoogde serumurinezuurspiegels. Eosinofilie, verlaagde hemoglobine/hematocriet, verlaagd IgG. Verhoogde ASAT-spiegels en alkalische fosfatase. Allergische reacties (kruisovergevoeligheid met thiaziden en sulfonamiden is mogelijk).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor thiazidederivaten. Functionele hypoglykemie, hyperurikemie. Hartfalen.
Cataract waargenomen bij baby’s. Deze is hersteld na correctie vochtbalans.
Bij zuigelingen en neonaten is pulmonale hypertensie gemeld. Dit treedt vooral op bij pasgeborenen met risicofactoren zoals meconiumaspiratiesyndroom, hyaliene membranenziekte, neonatale tachypneu, pneumonie, sepsis, congenitale hernia diafragmatica en congenitale hartaandoeningen. Als pulmonale hypertensie optreedt bij een kind, dient de behandeling te worden gestaakt. De pulmonale hypertensie is dan reversibel.
Omdat diazoxide water- en zoutretentie veroorzaakt, kan toevoeging van een diureticum noodzakelijk zijn; in dat geval de dosering van diazoxide evt. verlagen. Tijdens gebruik is nauwkeurige klinische beoordeling vereist (bepaling van bloedglucosespiegel en glucose en ketonen in de urine). Regelmatige controle van hemoglobuline, leukocyten, trombocyten en urinezuur wordt aanbevolen. Voorzichtigheid is geboden bij beperkte cardiale reserve wegens het risico van hartfalen door vochtretentie. Bij hypokaliëmie kunnen de hyperglykemische effecten worden versterkt. Na de acute fase van keto-acidose en non-ketotisch hyperosmolair coma is verlengde observatie na de acute fase noodzakelijk vanwege de lange halfwaardetijd van diazoxide. Door zijn sterke binding aan plasma-eiwit kan de werking van andere geneesmiddelen, die eveneens in sterke mate aan eiwit zijn gebonden, worden beïnvloed, met name anticoagulantia van de coumarinegroep.
Niet beoordeeld: diuretica kunnen de hyperglykemie, de hyperurikemie en de hypotensie versterken.
Fenothiazines, corticosteroïden en oestrogeen-progestageencombinaties kunnen de hyperglykemie versterken.
De bloedglucoseverlagende werking van sulfonylureumderivaten wordt tegengegaan. Sulfonylureumderivaten binden aan ATP-gevoelige kaliumkanalen en bevorderen zo de afgifte van insuline; diazoxide heeft een tegenovergesteld effect op de kaliumkanalen (zie B.).
Daling van de plasmaconcentratie van fenytoïne is waargenomen.
De werking van cumarinederivaten zou kunnen worden versterkt.