Zuivere opioïdreceptor-antagonist zonder agonistische of morfineachtige eigenschappen, zoals andere opioïdreceptor-antagonisten. Naloxon veroorzaakt geen respiratoire depressie, psychose-achtige effecten of pupilconstrictie. In afwezigheid van opioïden vertoont het geen farmacologische activiteit. Gewenning dan wel afhankelijkheid is niet waargenomen. Bij afhankelijkheid van opiaten zal naloxon de symptomen van fysieke afhankelijkheid verminderen. De noodzaak de toediening te herhalen is afhankelijk van hoeveelheid, type en toedieningswijze van het te antagoneren narcoticum.
Naloxon wordt voornamelijk gemetaboliseerd in de lever door dealkylering met reductie van de 6-ketogroep en conjugatie met glucuronzuur, en uitgescheiden met de urine, in onveranderde vorm en in de vorm van metabolieten [SmPC].
De volgende farmacokinetische parameters zijn gevonden bij voldragen pasgeborenen (n=29) met ademhalingsdepressie als gevolg van toediening van opioïden aan de moeder binnen 4 uur voor de geboorte, na IV (via de navelstrengader) en IM toediening met verschillende doses [Moreland 1980]:
PK parameters (gemiddelde ± SD) |
Dosis: 35 µg IV n=6 |
Dosis: 70 µg IV n=6 |
Dosis: 200 µg IM n=17 |
Cmax (ng/ml) |
8,2 ± 4,91 |
13,7 ± 4,81 |
18,6 ± 8,02,3 |
T1/2 (uur) |
3,53 ± 2,20 |
2,65 ± 1,30 |
NR |
Vd (l/kg) |
2,20 ± 1,18 |
1,78 ± 0,73 |
NR |
Clplasma (ml/kg/uur) |
564 ± 488 |
576 ± 372 |
NR |
1: De tijd tot het bereiken van de piekplasmaspiegel varieerde. In vijf gevallen werden de piekspiegels binnen 5 min. na toediening bereikt, maar in de overige gevallen bleven de plasmaspiegels tot 40 min. stijgen.
2: De tijd tot het bereiken van de piekplasmaspiegel varieerde van 0,5 - 2 uur (gemiddeld 1,2 uur).
IM-toediening resulteerde in een langere tijd tot piekspiegels in vergelijking met IV-doses, mogelijk als gevolg van de vorming van een depot van het geneesmiddel op de injectieplaats. De T1/2 na intraveneuze toediening was twee tot drie keer langer dan bij volwassenen (1 - 1,5 uur), waarschijnlijk als gevolg van het verminderde vermogen van pasgeborenen om geneesmiddelen te metaboliseren, aangezien naloxon voornamelijk wordt geëlimineerd via glucuronidatie, die nog niet volledig ontwikkeld is bij pasgeborenen. De relatief lange tijd om piekspiegels te bereiken die bij sommige pasgeborenen wordt waargenomen, is waarschijnlijk te wijten aan naloxon dat na injectie in de navelader achterblijft, waardoor de aanvang wordt vertraagd en de omvang van het farmacologische effect van naloxon wordt verminderd [Moreland 1980].
De volgende farmacokinetische parameters zijn gevonden bij premature pasgeborenen (n=10) met narcoticageïnduceerde depressie van het centrale zenuwstelsel of apneubehandeling, na IV-toediening [Stile 1987]:
PK parameters Gemiddelde ± SD (range) |
Dosis: 0,04 mg/kg IV n=10 |
Cmax (ng/ml) |
18,7 ± 4,2 |
T1/2 (min) |
70,8 ± 35,6 (29 – 122) |
Vd (l/kg)1 |
3,52 ± 1,20 (2,39 – 6,09) |
Cltotaal (ml/kg/min) |
39,13 ± 14,53 (24,6 – 74,0) |
1 Vd significant gecorreleerd met geboortegewicht.
De farmacokinetische parameters bij premature pasgeborenen geven aan dat de T1/2 van naloxon vergelijkbaar is met die bij volwassenen (1 - 1,5 uur), in tegenstelling tot die bij voldragen pasgeborenen, wat gedeeltelijk kan worden toegeschreven aan de toedieningsmethode (via de navelstrengader) die bij voldragen pasgeborenen wordt gebruikt. De korte T1/2 bij premature pasgeborenen kan erop wijzen dat naloxon via een andere weg wordt gemetaboliseerd. Hoewel de capaciteit om stoffen te metaboliseren door glucuronidering en dealkylering is verminderd, lijken andere reacties zoals sulfaat en glycine conjugatie aanwezig te zijn in activiteiten die vergelijkbaar zijn met die gevonden bij volwassenen [Stile 1987].
Complete of gedeeltelijk herstel van het centraal zenuwstelsel (in het bijzonder ademhalingsdepressie) veroorzaakt door natuurlijke of synthetische opiaten: Off-label
Opiaatoverdosering (bekend of vermoed):
IV/IM
< 2 jaar: off-label
≥ 2 jaar: on-label
Nasaal:
< 14 jaar: off-label
≥ 14 jaar: on-label
Subcutaan, endotracheaal: off-label
Ademhalingdepressie tgv toediening opoiden aan moeder binnen 4 uur voor geboorte: On-label
Jeuk agv terminale lever/nier insufficientie: Off-label
Inj.vlst. (hydrochloride als 2-water) 0.4 mg/ml
Ga snel naar:
Volledig of gedeeltelijk herstel van het CZS en in het bijzonder ademhalingsdepressie, die door natuurlijke of synthetische opiaten wordt veroorzaakt |
---|
|
Opiaat overdosering, vermoed of bekend (zoals bij anesthesie of postoperatieve pijnstilling) |
---|
|
Jeuk agv terminale lever/nierinsufficientie |
---|
|
Ademhalingsdepressie tgv toediening opoiden aan moeder binnen 4 uur voor geboorte |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Naloxon, in doses tot 10 mcg/kg, veroorzaakt bij kinderen (< 6 maanden) geen ongewenste stimulerende effecten op de opioïdreceptoren of het cardiovasculaire systeem. Het blokkeert opioïde effecten effectief zonder bijkomende veranderingen in hartslag of bloeddruk te veroorzaken [Fisher 1974].
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.
Vaak (1-10%): hypotensie, tachycardie, hypertensie. Duizeligheid, hoofdpijn. Braken. Postoperatieve pijn.
Soms (0,1-1%): bradycardie, aritmie. Hyperventilatie. Tremor. Zweten. Droge mond, diarree. Irritatie van de vaatwand, lokale irritatie en ontsteking na i.m.-toediening.
Zelden (0,01-0,1%): convulsies. Spanning.
Zeer zelden (< 0,01%): ventrikelfibrilleren, hartstilstand. Longoedeem. Allergische reacties (urticaria, rinitis, dyspneu, angio-oedeem), anafylactische shock. Erythema multiforme.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Snelle injectie werkt sterk emetisch. De werkingsduur van naloxon is korter dan de werkingsduur van opiaten: langdurige observatie is nodig omdat een rebound effect kan optreden. Overweeg in zulke situaties toediening via een continue infuus [Vila 1979; Karl 1996].
Bij neonaten: zorg eerst voor een goede ventilatie. Dien bij voorkeur geen naloxon toe aan een pasgeborene van wie de moeder verslavende middelen heeft gebruikt. ivm acute ontwenningsverschijnselen. Kan ook subcutaan of intramusculair worden toegediend indien de perifere circulatie van de pasgeborene voldoende is. Monitor gedurende 24 uur na toediening.
Voorzichtig toedienen aan personen met bekende of vermoede afhankelijkheid van opioïden, inclusief pasgeborenen van moeders van wie een dergelijke afhankelijkheid bekend is. In dergelijke gevallen kan een abrupte en volledige verwijdering van de narcotische effecten leiden tot een acuut abstinentiesyndroom (hypertensie, hartritmestoornissen, hartstilstand, longoedeem), dit kan ook voorkomen bij pasgeboren kinderen van dergelijke patiënten [Deshpande 2009].
Een te hoge dosering kan leiden tot volledige opheffing van de pijnstilling, nervositeit en verhoging van de bloeddruk. Een te snelle opheffing van de effecten van opioïden kan misselijkheid, braken, zweten, hyperventilatie, duizeligheid, hypertensie, tachycardie, tremoren, convulsies en hartstilstand veroorzaken.
Bij zwaarlijvige kinderen heeft dosering op basis van TBW de voorkeur [Ross 2015; Wells 2020].
Wees voorzichtig bij (ouderen met) ernstige cardiovasculaire aandoeningen of bij gebruik van potentieel cardiotoxische geneesmiddelen (zie rubriek Interacties), omdat ernstige cardiovasculaire bijwerkingen als ventriculaire tachycardie en ventrikelfibrilleren zijn opgetreden bij (postoperatieve) patiënten na toediening van naloxon.
Terughoudend toedienen aan personen met bekende of suspecte afhankelijkheid aan opioïden, inclusief pasgeborenen van moeders van wie deze afhankelijkheid bekend is. In dergelijke gevallen kan een abrupte en complete opheffing van de narcotische effecten resulteren in een acuut abstinentiesyndroom (hypertensie, hartritmestoornissen, hartstilstand, pulmonaal oedeem), dit kan ook optreden bij de pasgeboren kinderen van dergelijke patiënten.
Te hoge dosering kan leiden tot volledige opheffing van de analgesie, nervositeit en verhoging van de bloeddruk. Een te snelle opheffing van de effecten van opioïden kan misselijkheid, braken, zweten, hyperventilatie, duizeligheid, hypertensie, tachycardie, tremoren, convulsies en hartstilstand tot gevolg hebben.
Naloxon is niet effectief bij ademhalingsdepressie, veroorzaakt door niet-opioïden. Een ademhalingsdepressie, veroorzaakt door buprenorfine, kan slechts in beperkte mate met een hoge dosis naloxon (5–10 mg) worden opgeheven.
Na bevredigende reactie op de behandeling voortdurend blijven controleren en zo nodig herhalingsdoses toedienen, aangezien de werkingsduur van naloxon korter is dan van de meeste opioïden.
Naloxon kan de effecten van opioïden doen terugkeren, zodat gedurende minstens 24 uur na toediening niet deelgenomen moet worden aan het verkeer.
Interacties gelden voor parenteraal toegediend naloxon en niet voor oraal of sublinguaal toegediend naloxon, omdat dan vrijwel geen systemische plasmaconcentratie wordt bereikt.
Relevant:
Naloxon gaat het analgetische effect van opioïden tegen. Hierdoor kunnen onthoudingsverschijnselen ontstaan. Toevoeging van naloxon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd acute ademnood optreden.
De werking van het ontwenningsmiddel nalmefeen, een opioïd met agonistische/antagonistische werking, kan worden tegengegaan.
Niet beoordeeld:
Bij toediening van naloxon bij coma ten gevolge van overdosering van clonidine is ernstige hypertensie gemeld;
Bij gelijktijdig toedienen van naloxon met andere serotonerge middelen als MAO-remmers, SSRI’s, SNRI’s en TCA’s kan het serotoninesyndroom optreden.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ANTIDOTA | ||
---|---|---|
V03AB16 | ||
Digitalis antidot
|
V03AB24 | |
V03AB27 | ||
Anexate
|
V03AB25 | |
V03AB19 | ||
Cyanokit
|
V03AB33 | |
Kajodan
|
V03AB21 | |
V03AB17 | ||
V03AB06 | ||
Toxogonin
|
V03AB13 | |
V03AB14 | ||
Bridion
|
V03AB35 |
IJZERCHELERENDE MIDDELEN | ||
---|---|---|
V03AC03 | ||
Ferriprox
|
V03AC02 | |
Desferal
|
V03AC01 |
MIDDELEN BIJ HYPERKALIEMIE EN HYPERFOSFATEMIE | ||
---|---|---|
V03AE07 | ||
V03AE05 | ||
Sorbisterit Ca-resonium, Resonium A
|
V03AE01 | |
Renagel, Renvela
|
V03AE02 |
DETOXIFICANTIA BIJ BEHANDELING MET ONCOLYTICA | ||
---|---|---|
Rescuvolin, VoriNa
|
V03AF03 | |
Uromitexan
|
V03AF01 | |
Fasturtec
|
V03AF07 |
MIDDELEN BIJ HYPOGLYKEMIE | ||
---|---|---|
Proglicem
|
V03AH01 |