Teriflunomide

Stofnaam
Teriflunomide
Merknaam
Aubagio
ATC code
L04AK02
Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Teriflunomide is de actieve metaboliet van leflunomide. Het is een immuunmodulator met ontstekingsremmende eigenschappen die het mitochondriale enzym dihydro-orotaatdehydrogenase (DHODH) selectief en reversibel remt. DHODH is nodig voor de novo pyrimidinesynthese. Hierdoor blokkeert teriflunomide de proliferatie van snel delende cellen die de novo pyrimidinesynthese nodig hebben om te vermeerderen, zoals immuuncellen. Het exacte werkingsmechanisme bij MS is niet volledig bekend, maar mogelijk heeft het te maken met een daling van het aantal lymfocyten.

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Label dosisadvies Kinderformularium

≥10 jaar: On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Relapsing remitting multiple sclerosis (RRMS):
Kinderen vanaf 10 jaar:

≤40 kg: 7 mg 1x daags
>40kg: 14 mg 1x daags

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Tablet: 14 mg

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

Relapsing Remitting Multiple Sclerose (RRMS)
  • Oraal
    • ≥ 10 jaar en < 40 kg
      [1]
      • 7 mg/dag in 1 dosis
    • ≥ 10 jaar en ≥ 40 kg
      [1]
      • 14 mg/dag in 1 dosis

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.

GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.

Bij Dialyse

NIet gebruiken bij dialyse

Bijwerkingen bij kinderen

De bijwerkingen bij kinderen komen in het algemeen overeen met de bijwerkingen bij volwassenen.

Bij kinderen komen de volgende bijwerkingen vaker voor dan bij volwassenen: alopecia, infecties (nasofaryngitis en bovenste luchtweginfecties), CPK toename, paresthesie en buikpijn.

Verder is gemeld: pancreatitis (zie waarschuwingen en voorzorgen)

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, diarree, misselijkheid, verminderde haardichtheid, stijging ALAT.

Vaak (1-10%): griep, bovensteluchtweginfectie, urineweginfectie, bronchitis, sinusitis, faryngitis, cystitis, virale gastro-enteritis, herpesvirusinfectie, tandinfectie, laryngitis, tinea-pedis, neutropenie, leukopenie, anemie, lichte allergische reacties, angst, paresthesie, ischias, carpale-tunnelsyndroom, palpitaties, hypertensie. Pancreatitis, buikpijn, braken, tandpijn, huiduitslag, acne, spierpijn, artralgie, pollakisurie, menorragie, asthenie, verhoogde γ-GT-, en ASAT-concentratie, afname lichaamsgewicht.

Soms (0,1-1%): lichte trombocytopenie (bloedplaatjes < 100 × 109/l). Ernstige infecties, incl. (soms fatale) sepsis. Overgevoeligheidsreacties, incl. anafylaxie en angio-oedeem. Hyperesthesie, neuralgie, perifere neuropathie. Interstitiële longziekte. stomatitis, colitis. Dyslipidemie. Nagelafwijkingen. Psoriasis (incl. pustuleuze psoriasis). Ernstige huidreacties (soms fataal, incl. het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse en geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS)). Posttraumatische) pijn.

Zelden (0,01-0,1%): Acute hepatitis.

Bij kinderen treedt pancreatitis vaak op, en soms bij volwassenen.

Verder is gemeld: Pulmonale hypertensie. Geneesmiddelgeïnduceerd leverletsel.

Hoewel in de klinische onderzoeken niet meer kans op maligniteit naar voren kwam, is er een mogelijk klasse-effect op (m.n.) lymfoproliferatieve aandoeningen.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15);
  • ernstige immunodeficiëntie, zoals AIDS;
  • significant verminderde beenmergfunctie of significante anemie, leukopenie, neutropenie of trombocytopenie;
    ernstige actieve infectie;
  • ernstige hypoproteïnemie, bijvoorbeeld bij nefrotisch syndroom;
  • bij een vruchtbare vrouw, tenzij zij adequate anticonceptieve maatregelen neemt tijdens de behandeling en zolang haar plasmaconcentratie hoger is dan 0,02 mg/l.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Bij kinderen is in de onderzoeksfase (acute) pancreatitis opgetreden. De tijd tot optreden varieerde van een paar maanden tot drie jaar. Let op: klinische symptomen buikpijn, misselijkheid en/of braken en een verhoogd amylase en lipase in het serum. Informeer ouders en patient over de kenmerkende symptomen van pancreatitis. Bepaal pancreatische enzymen en gerelateerde laboratoriumparameters als er een vermoeden van pancreatitis bestaat.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Controleer vóór de start en regelmatig tijdens de behandeling bloeddruk, leverenzymen (ALAT/SGPT) en op basis van klinische klachten en symptomen (zoals infecties) volledig bloedbeeld (incl. gedifferentieerde leukocyten- en trombocytentelling). Beoordeel leverenzymen om de 4 weken gedurende de eerste 6 maanden van de behandeling en daarna regelmatig. Overweeg extra controle bij pre-existente leveraandoeningen, comedicatie met mogelijk hepatotoxische geneesmiddelen en bij klinische klachten (als onverklaarde misselijkheid, braken, buikpijn, vermoeidheid, anorexia, of geelzucht en/of donkere urine). Controleer dan leverenzymen elke 2 weken gedurende de eerste 6 maanden van de behandeling, en vervolgens elke 8 weken gedurende minstens 2 jaar na de start van de behandeling. Bij ALAT/SGPT-waarden 2–3× boven de hoogste normaalwaarden (ULN) wekelijks controleren.

Houd bij overstappen van ziektemodulerende middelen rekening met mogelijke uitwasperiode. Na stoppen met teriflunomide duurt het circa 3½ maand voor klaring uit de circulatie; houd bij starten met een andere therapie binnen 3½ maand na staken teriflunomide rekening met een additief effect op het immuunsysteem. Bij overstappen van en naar interferon β of glatirameer is geen wachttijd vereist voordat met de nieuwe behandeling wordt begonnen. Bij overstappen van natalizumab is voorzichtigheid geboden, omdat vanwege de lange halfwaardetijd van natalizumab nog 2–3 maanden na stoppen immuuneffecten kunnen optreden. Bij overstappen van fingolimod is wachttijd van 1-2 maanden geboden om fingolimod uit de circulatie te klaren en de lymfocytenconcentratie te normaliseren.

Overweeg bij een ernstige infectie de behandeling (tijdelijk) te staken en voer eventueel een versnelde eliminatieprocedure uit (zie rubriek Dosering). Licht patiënten voor om symptomen van infectie te melden aan hun arts. Gevallen van herpesvirusinfecties, waaronder orale herpes en herpes zoster, herpetische meningo-encefalitis en herpesverspreiding kunnen op elk moment tijdens de behandeling optreden.

De kans op (fatale) interstitiële longziekten (ILD) en pulmonale hypertensie is verhoogd bij een voorgeschiedenis van ILD . Overweeg bij ontstaan of verergering van pulmonale symptomen, zoals aanhoudende hoest en dyspneu, nader onderzoek of eventueel staken van de therapie (incl. opstarten van een versnelde eliminatieprocedure; zie rubriek Dosering).

Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van ILD tijdens het gebruik van leflunomide, patiënten met pre-existente anemie, leukopenie en/of trombocytopenie, een verminderde beenmergfunctie of patiënten met een risico op beenmergonderdrukking. Staak de behandeling bij ernstige hematologische reacties (waaronder pancytopenie) en overweeg een versnelde eliminatieprocedure (zie rubriek Dosering en Eigenschappen) om de plasmaconcentraties van teriflunomide te verlagen.

Verhoging van leverenzymwaarden treedt voornamelijk op in de eerste 6 behandelmaanden. Geneesmiddelgeïnduceerd leverletsel, soms levensbedreigend, trad meestal na een aantal weken of maanden op na start van de behandeling, maar kan ook bij langdurig gebruik optreden. Bij een pre-existente leveraandoening, comedicatie met mogelijk hepatotoxische geneesmiddelen en bij gebruik van aanzienlijke hoeveelheden alcohol is er meer kans op verhoging van leverenzymwaarden en geneesmiddelgeïnduceerd leverletsel; daarom is nauwgezette controle op symptomen van leveraandoeningen nodig. Staak de therapie bij verdenking van leverletsel en overweeg een versnelde eliminatieprocedure. Overweeg de behandeling te stoppen bij een leverenzymconcentratie boven 3× ULN. Ga na stoppen door met de levertesten tot normalisatie van de transaminasewaarden.

Stop de behandeling definitief bij huid- en/of spierreacties (etterende stomatitis) met vermoeden van ernstige, over het gehele lichaam verspreide huidreacties (Stevens-Johnsonsyndroom, Lyell-syndroom (toxische epidermale necrolyse) of geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS)) en start direct een versnelde eliminatieprocedure. Stel patiënten hierna niet opnieuw bloot aan teriflunomide. Overweeg bij ontstaan of verergering van psoriasis de behandeling te stoppen en een versnelde eliminatieprocedure te starten.

Vermijd het gebruik van levende verzwakte vaccins.

Overweeg bij ontwikkeling van een perifere neuropathie de behandeling te stoppen en versnelde eliminatieprocedure uit te voeren.

Leflunomide en/of teriflunomide kunnen foutief lage waarden van geïoniseerd calcium veroorzaken; bepaal bij twijfel de totale albumine-gecorrigeerde serumcaliumconcentratie.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Teriflunomide remt CYP2C8 en induceert CYP1A2 zwak. Het remt diverse transporteiwitten, waaronder BCRP, OATP1B1, OATP1B3 en OAT3.

Relevant:
Absorptie: gelijktijdige behandeling met colestyramine leidt tot een daling van de concentratie. De combinatie wordt ontraden, behalve voor gebruik als 'wash-out'-procedure.

Afname teriflunomide: de AUC daalt door rifampicine.

Teriflunomide remt het metabolisme van: rosuvastatine.

Overig effect: het effect van VKA's kan worden versterkt.

Niet relevant:
Teriflunomide remt het metabolisme van: repaglinide, cefaclor, ethinylestradiol en levonorgestrel.

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met itraconazol.

Niet beoordeeld:
Teriflunomide induceert het metabolisme van coffeïne (afname Cmax ong. 18% en afname AUC ong. 55%).

Immunomodulantia algemeen:
Relevant:
Levende vaccins: 
Bij immunomodulantia met immunosuppressieve werking* kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De NVR-richtlijn Biologicals ontraadt vaccinatie met levende micro-organismen tijdens gebruik van deze middelen. 

Bij sommige middelen adviseert de fabrikant het middel een bepaalde termijn voorafgaand aan de vaccinatie met levende micro-organismen te staken, en na een bepaalde termijn te hervatten. Ook ontraadt de fabrikant van sommige middelen vaccinatie met levende micro-organismen bij neonaten, zoals het BCG- en Rotavirus-vaccin. Voor meer informatie wordt verwezen naar de stofteksten van de individuele stoffen.

Niet-levende vaccins: 
Tijdens gebruik van middelen met immunosuppressieve werking* kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden of kan een titerbepaling worden gedaan. Zie ook de LCI-richtlijn Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.

Immunocyanine: 
De werking van immunocyanine kan worden verminderd door middelen met een immunosuppressieve werking*.

*De volgende immunomodulantia hebben een immunosuppressieve werking: 

  • Calcineurineremmers: voclosporine.
  • Immunomodulantia bij transplantatie: azathioprine, basiliximab, belatacept, ciclosporine, everolimus, imlifidase, mycofenolzuur, sirolimus, tacrolimus en thymocytenimmunoglobuline. 
  • Immunomodulantia tegen lymfocyten: abatacept, alemtuzumab, belimumab, inebilizumab, leflunomide, lymfocytenimmunoglobuline, natalizumab, ocrelizumab, ofatumumab, teriflunomide en ublituximab. 
  • Interleukineremmers: anakinra, bimekizumab, brodalumab, canakinumab, guselkumab, ixekizumab, lebrikizumab, mirikizumab, risankizumab, sarilumab, satralizumab, secukinumab, spesolimab, tildrakizumab, tocilizumab, tralokinumab en ustekinumab. 
  • JAK-remmers: abrocitinib, baricitinib, deucravacitinib, filgotinib, ritlecitinib, tofacitinib en upadacitinib. 
  • Sfingosine-1-fosfaat-receptormodulatoren: etrasimod, fingolimod, ozanimod, ponesimod en siponimod. 
  • TNF-alfa-antagonisten: adalimumab, certolizumab pegol, etanercept, golimumab en infliximab. 
  • Overige Immunomodulantia: anifrolumab, apremilast, avacopan, crovalimab, diroximelfumaraat, eculizumab, efgartigimod alfa, iptacopan, pegcetacoplan, pirfenidon, ravulizumab, rozanolixizumab, sutimlimab, temsirolimus en zilucoplan. 

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen.

IMMUNOSUPPRESSIVA

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

IMMUNOSUPPRESSIVA

Abatacept

Orencia
L04AA24

Adalimumab

Humira, Amgevita, Hyrimoz, Idacio, Imraldi, Yuflyma
L04AB04

Anakinra

Kineret
L04AC03

Apremilast

Otezla
L04AA32

Azathioprine

Imuran, Jayempi
L04AX01

Baricitinib

Olumiant
L04AF02

Basiliximab

Simulect
L04AC02

Belimumab

Benlysta
L04AG04

Canakinumab

Ilaris
L04AC08

Ciclosporine

Neoral, Sandimmune
L04AD01

Eculizumab

Soliris, Epysqli
L04AJ01

Etanercept

Enbrel
L04AB01

Everolimus

Afinitor, Certican
L04AH02

Fingolimod

Gilenya
L04AE01

Golimumab

Simponi
L04AB06

Infliximab

Remicade, Inflectra, Flixabi, Remsima, Zessly
L04AB02

Ixekizumab

Taltz
L04AC13

Leflunomide

Arava
L04AA13

Methotrexaat

Emthexate, Metoject, Injexate
L04AX03

Mycofenolaatmofetil

Cellcept, Myfenax
L04AA06

Ravulizumab

Ultomiris
L04AJ02

Ritlecitinib

Litfulo
L04AF08

Satralizumab

Enspryng
L04AC19

Secukinumab

Cosentyx
L04AC10

Sirolimus

Rapamune
L04AH01

Spesolimab

Spevigo
L04AC22

Tacrolimus

Prograft, Modigraf, Adport, Tacni, Advagraf, , Envarsus, Conferoport, Dailiport, Tacforius
L04AD02
L04AA04

Tocilizumab

RoActemra, Tyenne, Avtozma
L04AC07

Tofacitinib

Xeljanz
L04AF01

Upadacitinib

Rinvoq
L04AA44

Ustekinumab

Stelara
L04AC05

Referenties

  1. Sanofi-Aventis Groupe, SmPC Aubagio (EU/1/13/838/001) Rev 26; 22-08-2023, www.ema.europa.eu
  2. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 18-12-2025
  3. Informatorium Medicamentorum, Interacties, 18-12-2025

Wijzigingen

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering