Upadacitinib is een immunosuppressivum. Het remt selectief en reversibel Januskinase (JAK). Januskinasen zijn intracellulaire enzymen die cytokine of groeifactorsignalen overbrengen die betrokken zijn bij hematopoëse, ontsteking en de afweerfunctie. Upadacitinib remt deze intracellulaire signaalroutes van signaaltransducers en activatoren van transcriptie (STAT's). Het remt JAK1 of JAK1/3 en in mindere mate JAK-2. JAK-remmers vallen onder de 'targeted synthetic DMARD's' (tsDMARD's).
De farmacokinetiek en steady-state concentraties van upadacitinib zijn vergelijkbaar bij volwassenen en adolescenten van 12 tot 17 jaar met atopische dermatitis [SmPC Rinvoq].
Tablet MGA 15 mg, 30 mg, 45 mg
| Atopische dermatitis |
|---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Het veiligheidsprofiel van upadacitinib bij een dosis van 15 mg/dag bij adolescenten was vergelijkbaar met dat bij volwassenen, alhoewel neutropenie en herpes zoster bij hogere doseringen vaker voorkomen.
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie. Acne.
Vaak (1-10%): bronchitis, herpes zoster, (orale) herpes simplex, folliculitis, influenza, urineweginfectie, pneumonie. Niet-melanome huidkanker. Neutropenie, anemie, lymfopenie. Hypercholesterolemie, hyperlipidemie. Hoesten. Misselijkheid, buikpijn. Huiduitslag, urticaria. Koorts, vermoeidheid, perifeer oedeem. Hoofdpijn, duizeligheid. Vertigo. Verhoogde waarden creatinekinase in bloed, verhoging ALAT en ASAT. Gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): ernstige overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylaxie, angio-oedeem). Pneumonie, orale candidiase, diverticulitis, sepsis. Hypertriglyceridemie. Gastro-intestinale perforatie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Let op! Alleen starten wanneer er geen geschikte behandelingsalternatieven beschikbaar zijn voor:
Controleer hematologische parameters. Behandeling niet beginnen of tijdelijk onderbreken bij patiënten met een absolute lymfocytentelling (ALC) < 0,5 × 109 cellen/l, een absolute neutrofielentelling (ANC) < 1 × 109 cellen/l of een hemoglobinewaarde (Hb) < 5 mmol/l. Behandeling starten of hervatten wanneer hoeveelheid boven deze waarde terugkeren. Controleer bij aanvang van de behandeling en daarna niet later dan 12 weken. Evalueer vervolgens tijdens de controle van de patiënt.
Bij actieve infecties niet starten. Weeg de risico's en voordelen af bij patiënten met meer kans op infecties, bv. op basis van voorgeschiedenis, blootstelling aan TBC, reisverleden (gebieden met endemische TBC of mycosen). Monitor op tekenen van infectie tijdens en na de behandeling; onderbreek de behandeling als een opportunistische of een ernstige infectie optreedt.
Test op TBC vooraf en tijdens de behandeling.
Virale reactivering is gemeld, inclusief gevallen van het herpesvirus (bv. herpes zoster). Controleer vóór start en gedurende behandeling op virale hepatitis. Het risico op herpes zoster lijkt hoger te zijn bij Japanse patiënten.
Controleer bij starten de levertransaminasen en daarna tijdens de routinecontrole. Onderbreek behandeling bij toename ALAT en ASAT en vermoeden van door upadacitinib geïnduceerd leverletsel tot deze diagnose is uitgesloten.
Voorvallen van MACE zijn gemeld (major adverse cardiac event). Bij patiënten ≥ 50 jaar met RA met ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor werd een hoger percentage van MACE, gedefinieerd als cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct (MI) en niet-fatale beroerte, waargenomen bij tofacitinib vergeleken met TNF-remmers. Upadacitinib alleen gebruiken bij patiënten ≥ 65 jaar, bij patiënten die al lang roken of langdurig gerookt hebben en patiënten met een geschiedenis van een atherosclerotische cardiovasculaire ziekte of andere cardiovasculaire risicofactoren, als er geen geschikte behandelingsalternatieven beschikbaar zijn.
Voorvallen van diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (LE) zijn gemeld. Bij patiënten ≥ 50 jaar met RA en ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor, is een hoger percentage van VTE, waaronder DVT en LE, waargenomen met tofacitinib (een andere JAK-remmer) vergeleken met TNF-remmers. Gebruik upadacitinib alleen als er geen alternatief beschikbaar is. Risicofactoren voor VTE anders dan cardiovasculair of maligniteiten, zijn hoge leeftijd, obesitas, een voorgeschiedenis van DVT/LE, het ondergaan van een operatie en bij langdurige immobiliteit. Monitor op risicofactoren en evalueer op verandering in het risico op VTE. Staak de behandeling bij vermoeden van DVT/LE.
Het risico op maligniteiten waaronder lymfoom is verhoogd bij gebruik van immunomodulerende middelen, waaronder JAK-remmers. Het aantal maligniteiten, met name longkanker, lymfoom en niet-melanoom huidkanker (NMSC) nam toe in onderzoek met tofacitinib. Onderzoek periodiek de huid, vooral bij risicofactoren voor huidkanker.
Diverticulitis en gastro-intestinale perforaties zijn gemeld. Wees voorzichtig bij mogelijk risico op een gastro-intestinale perforatie (bv. divertikelziekte, voorgeschiedenis van diverticulitis, of bij gebruik van NSAID's, corticosteroïden en opioïden). Het risico op het ontwikkelen van een darmperforatie is verhoogd bij een actieve ziekte van Crohn. Laat patiënten met (nieuwe) buikklachten direct contact opnemen.
Gebruik geen levende, verzwakte vaccins tijdens of onmiddellijk vóór de behandeling wegens het ontbreken van gegevens over de respons op vaccinatie met levende of geïnactiveerde vaccins bij patiënten die upadacitinib krijgen. Zorg vóór start behandeling voor voldoende vaccinaties inclusief een profylactische vaccinatie tegen herpes zoster.
Controleer lipidenparameters 12 weken na aanvang en daarna volgens protocol. Behandeling met upadacitinib is in verband gebracht met een toename in lipidenparameters.
Bij optreden van hypoglykemie, eventueel de dosis van antidiabetica aanpassen. Hypoglykemie is gemeld na aanvang van het gebruik van JAK-remmers bij patiënten die een behandeling voor diabetes krijgen.
Medicijnresten kunnen in de ontlasting of stoma-output komen, meestal bij anatomische (bv. ileostomie, colostomie, darmresectie) of functionele gastro-intestinale aandoeningen met verkorte gastro-intestinale passagetijden. Instrueer patiënt om contact op te nemen als herhaaldelijk medicijnresten worden gezien. Overweeg een alternatieve behandeling bij onvoldoende therapeutische respons.
Reuscelarteriitis: monotherapie met upadacitinib niet toepassen voor de behandeling van acute recidieven van reuscelarteriitis; de werkzaamheid is niet vastgesteld. Geef corticosteroïden volgens medisch oordeel en praktijkrichtlijnen.
Upadacitinib is substraat voor CYP3A4; het induceert CYP3A4 zwak, het remt CYP2D6 zwak.
Relevant:
Afname upadacitinib: de concentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren.
Toename upadacitinib: de concentratie stijgt door krachtige CYP3A4-remmers; bij combinatie moet verlaging van de dosering worden overwogen.
Upadacitinib heeft een interactie met vaccins, zie inleidende tekst Immunomodulantia. De NVDV-Richtlijn Constitutioneel eczeem adviseert om levende of verzwakte vaccins ten minste 4 weken voorafgaand aan upadacitinib toe te dienen. Als vaccinatie tijdens de behandeling met upadacitinib nodig is, dan de behandeling met ten minste 1 week onderbreken en deze ten minste 4 weken later hervatten.
Niet relevant:
Upadactinib verlaagt de concentratie van: midazolam, atorvastatine en rosuvastatine.
Niet beoordeeld:
Upadactinib (45 mg 1x per dag) verhoogt de AUC en Cmax van dextromethorfan ong. 1.3-voudig;
Grapefruitsap kan de biologische beschikbaarheid verhogen door remming van CYP3A4. De fabrikant ontraadt inname met grapefruit(sap).
Immunomodulantia algemeen:
Relevant:
Levende vaccins:
Bij immunomodulantia met immunosuppressieve werking* kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De NVR-richtlijn Biologicals ontraadt vaccinatie met levende micro-organismen tijdens gebruik van deze middelen.
Bij sommige middelen adviseert de fabrikant het middel een bepaalde termijn voorafgaand aan de vaccinatie met levende micro-organismen te staken, en na een bepaalde termijn te hervatten. Ook ontraadt de fabrikant van sommige middelen vaccinatie met levende micro-organismen bij neonaten, zoals het BCG- en Rotavirus-vaccin. Voor meer informatie wordt verwezen naar de stofteksten van de individuele stoffen.
Niet-levende vaccins:
Tijdens gebruik van middelen met immunosuppressieve werking* kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden of kan een titerbepaling worden gedaan. Zie ook de LCI-richtlijn Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.
Immunocyanine:
De werking van immunocyanine kan worden verminderd door middelen met een immunosuppressieve werking*.
*De volgende immunomodulantia hebben een immunosuppressieve werking:
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
| SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA | ||
|---|---|---|
|
Orencia
|
L04AA24 | |
|
Otezla
|
L04AA32 | |
|
Arava
|
L04AA13 | |
|
Cellcept, Myfenax
|
L04AA06 | |
| L04AA04 | ||
| OVERIGE IMMUNOSUPPRESSIVA | ||
|---|---|---|
|
Imuran, Jayempi
|
L04AX01 | |
|
Emthexate, Metoject, Injexate
|
L04AX03 | |
| TUMORNECROSEFACTOR-ALFA-ANTAGONISTEN | ||
|---|---|---|
|
Humira, Amgevita, Hyrimoz, Idacio, Imraldi, Yuflyma
|
L04AB04 | |
|
Enbrel
|
L04AB01 | |
|
Simponi
|
L04AB06 | |
|
Remicade, Inflectra, Flixabi, Remsima, Zessly
|
L04AB02 | |
| INTERLEUKINEREMMERS | ||
|---|---|---|
|
Kineret
|
L04AC03 | |
|
Simulect
|
L04AC02 | |
|
Ilaris
|
L04AC08 | |
|
Taltz
|
L04AC13 | |
|
Enspryng
|
L04AC19 | |
|
Cosentyx
|
L04AC10 | |
|
Spevigo
|
L04AC22 | |
|
RoActemra, Tyenne, Avtozma
|
L04AC07 | |
|
Stelara
|
L04AC05 | |
| CALCINEURINEREMMERS | ||
|---|---|---|
|
Neoral, Sandimmune
|
L04AD01 | |
|
Prograft, Modigraf, Adport, Tacni, Advagraf, , Envarsus, Conferoport, Dailiport, Tacforius
|
L04AD02 | |
| FINGOLIMOD | ||
|---|---|---|
|
Gilenya
|
L04AE01 | |
| TOFACITINIB | ||
|---|---|---|
|
Xeljanz
|
L04AF01 | |
| BARICITINIB | ||
|---|---|---|
|
Olumiant
|
L04AF02 | |
| RITLECITINIB | ||
|---|---|---|
|
Litfulo
|
L04AF08 | |
| BELIMUMAB | ||
|---|---|---|
|
Benlysta
|
L04AG04 | |
| SIROLIMUS | ||
|---|---|---|
|
Rapamune
|
L04AH01 | |
| EVEROLIMUS | ||
|---|---|---|
|
Afinitor, Certican
|
L04AH02 | |
| ECULIZUMAB | ||
|---|---|---|
|
Soliris, Epysqli
|
L04AJ01 | |
| RAVULIZUMAB | ||
|---|---|---|
|
Ultomiris
|
L04AJ02 | |
| TERIFLUNOMIDE | ||
|---|---|---|
|
Aubagio
|
L04AK02 | |