Verslapping van skeletspieren bij chirurgische ingrepen: startdosering > en < 0,6 mg/kg: off-label, overige dosisadviezen zijn on-label
Intubatie: > 0,6 mg/kg: off-label
Verslapping van skeletspieren bij beademing: off-label
Effect binnen 1 minuut. Werkingsduur afhankelijk van dosis: 30-50 minuten.
De gemiddelde tijd voordat de werking intreedt bij een intubatiedosis van 0,6 mg/kg is iets korter bij zuigelingen, peuters en kinderen (respectievelijk 0,4, 0,6 en 0,8 min) dan bij neonaten en adolescenten tot 18 jaar (1 min) en volwassenen. De werkingsduur en de tijd tot herstel zijn gewoonlijk korter bij kinderen dan bij zuigelingen en volwassenen (SmPC).
De volgende farmacokinetische parameters zijn gevonden:
Cl (l/kg/uur) | Vd (l/kg) | t½ (uur) | |
---|---|---|---|
0-27 dg | 0,31 | 0,42 | 1,1 |
1-2 mnd | 0,3 | 0,31 | 0,9 |
3-23 mnd | 0,33 | 0,23 | 0,8 |
2-11 jr | 0,35 | 0,18 | 0,7 |
12-17 jr | 0,29 | 0,18 | 0,8 |
Spierverslapping bij beademing op de intensive care |
---|
|
Spierverslapping tijdens chirurgie |
---|
|
Intubatie |
---|
Inj.vlst. (bromide) 10 mg/ml
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
CHOLINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Curalest
|
M03AB01 |
OVERIGE KWATERNAIRE AMMONIUMVERBINDINGEN | ||
---|---|---|
Tracrium
|
M03AC04 | |
Nimbex
|
M03AC11 | |
Mivacron
|
M03AC10 | |
Pavulon
|
M03AC01 |
OVERIGE PERIFEER WERKENDE SPIERRELAXANTIA | ||
---|---|---|
Botox, Dysport, Xeomin
|
M03AX01 |
Tachycardie
Bij 'intensive care'-patiënten is verlengde paralyse en/of spierzwakte gemeld na langdurig gebruik.
Tijdens spoedinductie is pijn bij injectie gemeld, vooral bij gebruik van propofol als inductiemiddel.
De meest voorkomende bijwerking van de niet-depolariserende spierrelaxantia is een verlenging van de werking tot een periode die langer is dan nodig. Dit kan variëren van zwakte tot diepe en verlengde neuromusculaire blokkade van de dwarsgestreepte spieren resulterend in ademhalingsstoornissen of apneu.
Andere bijwerkingen worden veroorzaakt door het vrijmaken van histamine of door muscarinereceptorblokkade (vagolytisch effect). De niet-depolariserende spierrelaxantia hebben geen vagolytische werking (behalve pancuronium) en maken weinig tot geen histamine vrij.
Bijwerkingen ten gevolge van het vrijmaken van histamine zijn urticaria, jeuk, vasodilatatie met hypotensie, bronchospasmen en overgevoeligheidsreacties (soms anafylaxie). Suxamethonium veroorzaakt dit het meest, gevolgd door atracurium (dosisafhankelijk). Ook bij de andere niet-depolariserende spierrelaxantia kunnen deze bijwerkingen (zelden) voorkomen.
Door blokkade van muscarinereceptoren in het hart en van sympatische ganglia en noradrenerge vezels kunnen tachycardie en verhoogde bloeddruk (soms hypertensie) optreden, met name bij pancuronium.
Maligne hyperthermie kan voorkomen bij suxamethonium en vermoedelijk ook bij mivacurium bij patiënten die homozygoot zijn voor het atypische pseudocholinesterase gen
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid. Er bestaat bovendien kruisovergevoeligheid tussen verschillende perifeer werkende spierrelaxantia.
Het effect van rocuronium kan met sugammadex worden geantagoneerd.
Bij nierfunctiestoornis, lever- of galwegaandoeningen, cardiovasculaire aandoeningen of oedeem wordt een verlengde werkingsduur verwacht en wordt in sommige gevallen aanpassing van de dosering aanbevolen.
Overgevoeligheid. Er bestaat bovendien kruisovergevoeligheid tussen verschillende perifeer werkende spierrelaxantia.
Voorzichtigheid is geboden bij myasthenia gravis, het syndroom van Lambert-Eaton, neuromusculaire aandoeningen, na poliomyelitis, bij ademhalingsstoornissen (zoals slaapapneu), bij ernstige obesitas en bij brandwonden.
Interacties Niet-depolariserende stoffen algemeen
Niet beoordeeld:
Afname effect: de neuromusculaire blokkade kan worden geantagoneerd door cholinesteraseremmers als neostigmine; een dergelijke werking wordt ook verwacht van centraal werkende cholinesteraseremmers als rivastigmine. De blokkade kan ook worden verminderd door carbamazepine, fenytoïne en calciumzouten (intraveneus).
Toename effect: aminoglycosiden, colistine en polymyxine B hebben zelf een neuromusculair blokkerende werking en kunnen de neuromusculaire blokkade versterken. Ook kunnen inhalatie-anaesthetica (desfluraan en isofluraan het meest), esketamine, kinine, kinidine, chloroquine, corticosteroïden (hoge doseringen), magnesiumzouten (parenteraal) en voorafgaande toediening van suxamethonium de neuromusculaire blokkade versterken.
Als suxamethonium na een niet-depolariserende stof wordt toegediend, kan zowel versterking als verzwakking van de neuromusculaire blokkade optreden.