Nucleotide-analoog, polymeraseremmer. Remdesivir is een adenosinenucleotide-prodrug. Het wordt binnen gastheercellen gemetaboliseerd tot het farmacologisch actieve remdesivirtrifosfaat (GS-443902). Dit fungeert als analoog van adenosinetrifosfaat (ATP) en concurreert met het natuurlijke ATP-substraat om door het coronavirus SARS-CoV-2 RNA-afhankelijke RNA-polymerase enzym ingebouwd te worden in nieuwe RNA-ketens, wat resulteert in vertraagde ketenterminatie tijdens replicatie van het virale RNA. Als bijkomend mechanisme kan remdesivirtrifosfaat ook de virale RNA-synthese remmen na het inbouwen ervan in het virale RNA-template als gevolg van 'read-through' door het virale polymerase, wat kan plaatsvinden in de aanwezigheid van hoge nucleotideconcentraties. Wanneer een remdesivir-nucleotide in het template van het virale RNA aanwezig is, neemt de efficiëntie waarmee het complementaire natuurlijke nucleotide wordt ingebouwd af, waardoor de virale RNA-synthese wordt geremd.
Coronavirussen zijn RNA-virussen. Remdesivir toont in vitro activiteit tegen het coronavirus SARS-CoV-2, de verwekker van COVID-19, in humane luchtwegepitheelcellen.
Bron: Gilead
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Poeder voor injectie 100 mg (bevat 3 g natriumsulfobutyletherbèta-cyclodextrine)
COVID-19 pneumonie met zuurstofbehoefte |
---|
|
COVID-19 infectie met verhoogd risico op ernstige ziekte |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
De bijwerkingen bij kinderen komen overeen met het bijwerkingerprofiel bij volwassenen.
Zeer vaak (> 10%): verhoogde transaminasewaarden, verlengde protrombinetijd.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Huiduitslag.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties, incl. infusiegerelateerde reacties. Tekenen en symptomen kunnen bestaan uit: hypotensie, hypertensie, tachycardie, bradycardie, hypoxie, dyspneu, piepende ademhaling, koorts, rillen, zweten, angio-oedeem, huiduitslag, misselijkheid en braken.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie. Sinusbradycardie (gewoonlijk genormaliseerd binnen 4 dagen na de laatste toediening en zonder extra medisch ingrijpen). Hoesten.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Controle van transaminasen en nierfunctie is aangewezen.
Nierfunctie: Bepaal voor aanvang, en gedurende de therapie wanneer klinisch aangewezen, de eGFR. Gebruik remdesivir niet bij een eGFR < 30 ml/min. In dieronderzoek is ernstige nefrotoxiciteit waargenomen, waarvan het mechanisme en de relevantie voor mensen nog onduidelijk is. Zie ook verderop in deze rubriek, achter Hulpstoffen.
Leverfunctie: Verhoogde transaminasewaarden zijn relatief frequent waargenomen. Bepaal de leverfunctie bij alle patiënten voorafgaand aan de therapie, en herhaal dit tijdens de therapie wanneer klinisch aangewezen. Er zijn geen klinische studies uitgevoerd bij patiënten met een pre-existente leverfunctiestoornis; gebruik remdesivir bij hen alleen indien het potentiële voordeel groter is dan het potentiële risico. De rol van de lever in het metabolisme van remdesivir is niet bekend. Start remdesivir niet bij een ALAT-waarde ≥ 5× de bovengrens van de normaalwaarde (ULN). Staak remdesivir tijdelijk bij een ALAT-waarde ≥ 5× ULN tijdens de therapie, en hervat bij daling tot onder deze waarde. Staak remdesivir ook bij een ALAT-verhoging die gepaard gaat met tekenen en symptomen van hepatitis of een toename van geconjugeerd bilirubine, alkalische fosfatase of de INR.
Overgevoeligheidsreacties met inbegrip van infusiegerelateerde en anafylactische reacties zijn gemeld. Tekenen en symptomen kunnen bestaan uit: hypotensie, hypertensie, tachycardie, bradycardie, hypoxie, dyspneu, piepende ademhaling, koorts, rillen, zweten, angio-oedeem, huiduitslag, misselijkheid en braken; controleer hierop tijdens en na toediening. Overweeg een lagere infusiesnelheid met een max. infusietijd van 120 minuten, om ze mogelijk te voorkomen. Bij klinisch significante overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en een passende behandeling instellen.
Hulpstof: Natriumsulfobutylether-β-cyclodextrine, aanwezig in het poeder voor concentraat (3 g/100 mg), kan bij een matige tot ernstige nierfunctiestoornis stapeling geven, en mogelijk een negatief effect op de nierfunctie. Gebruik remdesivir daarom niet bij een eGFR < 30 ml/min.
Remdesivir is substraat voor CYP2C8, CYP2D6 en CYP3A4, OATP1B1 en P-gp in vitro. Het remt CYP3A4, OATP1B1, OATP1B3, BSEP, MRP4 en NTCP in vitro; het induceert CYP1A2 en mogelijk CYP3A in vitro.
Relevant:
De hieronder genoemde interactie is als Relevant opgenomen in de G-Standaard maar is echter niet beoordeeld.
Combinatie met (hydroxy)chloroquine wordt ontraden, omdat in vitro chloroquine een antagonerende werking heeft op de intracellulaire metabole activering van de antivirale werking van remdesivir.
Zie http://www.covid19-druginteractions.org (van de ´Liverpool Drug Interactions Group´) voor de interacties van remdesivir met andere geneesmiddelen.
Niet beoordeeld:
Er zijn geen klinische interactiestudies gedaan.
De concentratie kan in theorie dalen door inductoren. Dexamethason (matige inductor, wordt kortdurend gebruikt bij COVID19) heeft naar verwachting weinig effect op remdesivir.
Interacties met remmers van CYP2C8, CYP2D6 en CYP3A4 worden niet verwacht omdat het metabolisme van remdesivir waarschijnlijk vooral via hydrolases verloopt.
Interacties via de transporters OATP1B1 en P-gp worden ook niet verwacht omdat remdesivir parenteraal wordt toegediend.
Interacties van remdesivir als remmer van OATP1B1, OATP1B3, BSEP, MRP4 en NTCP worden niet verwacht gezien de snelle klaring.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
J05AB12 | ||
Cymevene
|
J05AB06 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Crixivan
|
J05AE02 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Baraclude
|
J05AF10 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
Vemlidy
|
J05AF13 | |
J05AF07 | ||
Retrovir AZT
|
J05AF01 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Pifeltro
|
J05AG06 | |
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Viramune
|
J05AG01 | |
Edurant
|
J05AG05 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza, Dectoza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR20 | ||
J05AR13 | ||
Dovato
|
J05AR25 | |
J05AR18 | ||
J05AR19 | ||
J05AR03 | ||
J05AR09 | ||
Kaletra
|
J05AR10 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 | |
J05AX24 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR BEHANDELING VAN HCV-INFECTIES | ||
---|---|---|
Zepatier
|
J05AP54 | |
Maviret
|
J05AP57 | |
Harvoni
|
J05AP51 | |
Copegus
|
J05AP01 | |
Sovaldi
|
J05AP08 | |
Epclusa
|
J05AP55 |