Indinavir is een antiviraal middel, behorend tot de zogenaamde proteaseremmers. Het werkingsspectrum is beperkt tot hiv type 1 en, zij het in mindere mate, hiv type 2. Het is een selectieve, competitieve, reversibele remmer van hiv-protease, een essentiële component in de replicatiecyclus van het hiv en bij de vorming van infectieus virus. Tijdens de replicatiefase splitst hiv-protease virale polypeptideproducten, waardoor essentiële eiwitten en enzymen zoals protease worden gevormd. Door interferentie met dit proces blokkeert indinavir de rijping van het hiv waardoor niet-functionele, onrijpe, niet-infectieuze virussen worden gevormd.
Geen informatie
Capsule (als sulfaat) 400 mg
Behandeling HIV infectie |
---|
|
HIV, behandeling in combinatie met ritonavir |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
In klinisch onderzoek bij kinderen (≥ 3 jaar), was het bijwerkingenprofiel over het algemeen gelijk aan dat voor volwassen patiënten met uitzondering van een hogere frequentie van nefrolithiase van 29 % (20/70) bij kinderen. Asymptomatische pyurie van onbekende etiologie werd opgemerkt bij 10,9% (6/55) van de kinderen. Sommige van deze voorvallen gingen gepaard met lichte verhogingen van het serumcreatinine.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, diarree, dyspepsie, hoofdpijn, duizeligheid, asthenie/vermoeidheid, smaakstoornis, buikpijn, uitslag, droge huid. Verhogingen van 'mean corpuscular volume' (MCV), verminderd aantal neutrofielen, hematurie, proteïnurie, kristalurie, geïsoleerde asymptomatische hyperbilirubinemie, verhoogde ALAT en ASAT. Vaak (1-10%): winderigheid, droge mond, zure oprispingen, slapeloosheid, hypo-esthesie, paresthesie, myalgie, nefrolithiase bij volwassenen, dysurie, pruritus.
PMS-meldingen: anemie waaronder acute hemolytische anemie, in sommige gevallen ernstig met een snel progressief beloop, toename van bloedingen bij hemofiliepatiënten, trombocytopenie, optreden of verergeren van diabetes mellitus, nefrolithiase, in sommige gevallen met nierfunctiestoornis of acuut nierfalen, leukocyturie, interstitiële nefritis, soms in samenhang met afzettingen van indinavirkristallen, verhoogde cholesterol en triglyceridenconcentratie, lipodystrofie (vooral rond maag, schouders en gezicht), hepatitis waaronder meldingen van leverfalen, pancreatitis, anafylactische reacties, toegenomen creatinekinase, myositis, rabdomyolyse, verhoogd CPK, huiduitslag waaronder erythema multiforme en stevens-johnsonsyndroom, overgevoeligheidsvasculitis, alopecia, hyperpigmentatie, urticaria; ingegroeide teennagels en/of paronychia. Gemeld zijn gevallen van osteonecrose, vooral bij gevorderde hiv-infectie of langdurige blootstelling aan combinatietherapie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Geadviseerd wordt, gezien de kans op nefrolithiase, ten minste 1½ l per dag te drinken, kinderen < 20 kg ten minste 75 ml/kg lichaamsgewicht per dag en kinderen 20–40 kg ten minste 50 ml/kg lichaamsgewicht per dag.
Voorzichtigheid is geboden bij leverfunctiestoornis. Bij patiënten met ernstige leukocyturie zijn gevallen van interstitiële nefritis met medullaire calcificatie en corticale atrofie waargenomen. De behandeling tijdens een acute fase van nefrolithiase tijdelijk onderbreken (bv. 1–3 dagen), of de behandeling stoppen. Anti-retrovirale behandeling bij chronische hepatitis B of C heeft een groter risico van bijwerkingen aan de lever. Er lijkt volledige kruisresistentie te bestaan met ritonavir. Er is geen of slechts een geringe kruisresistentie met saquinavir gebleken. Bij een aantal hemofiliepatiënten die proteaseremmers gebruikten, zijn spontane bloedingen (subcutane of musculaire hematomen, hemartrosen) opgetreden. Bij optreden van acute hemolytische anemie, zo nodig de toediening van indinavir staken. Geef, gezien het ontbreken van voldoende veiligheidsgegevens, indinavir vooralsnog niet gelijktijdig met andere proteaseremmers. Voorzichtigheid is geboden bij ernstige immunodeficiëntie in verband met een groter risico van ontstekingsreacties op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische manifestaties kunnen leiden
Indinavir is substraat voor CYP3A4 en het remt CYP3A4.
Relevant:
Absorptie: optimale absorptie van indinavir vereist een lage pH; bij combinatie met een antacidum wordt een interval aanbevolen van ten minste 2 uur.
De effectiviteit kan afnemen door een protonpompremmer of een H2-antagonist.
Afname indinavir: de concentratie daalt door inductoren. De effectiviteit moet worden gecontroleerd, alsmede de toxiciteit van carbamazepine. Combinatie met rifampicine of hypericum is gecontraïndiceerd.
Bij combinatie met efavirenz of nevirapine moet de indinavirdosering worden verhoogd of wordt geboost indinavir toegediend.
Bij combinatie met etravirine wordt geboost indinavir toegediend.
De concentratie kan dalen door ginkgo biloba.
Toename indinavir: darunavir, itraconazol en ketoconazol remmen het metabolisme; bij combinatie moet de dosering indinavir worden verlaagd.
Indinavir verhoogt de concentratie van: alfentanil, amiodaron, atorvastatine, carbamazepine, ciclosporine, clindamycine, clonazepam, colchicine, diazepam, diltiazem, doxorubicine, dihydropyridines, erytromycine, etoposide, everolimus, finasteride, fosfodiësteraseremmers, lidocaïne, maraviroc, parenteraal midazolam, propafenon, rifabutine, risperidon, salmeterol, sirolimus, tacrolimus, temsirolimus, venlafaxine, verapamil, vinblastine en vincristine. Controle van het therapeutische effect en de bijwerkingen wordt aanbevolen. Combinatie met de volgende middelen wordt ontraden: alfuzosine, alprazolam, ergotamine, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, simvastatine en trazodon.
Deconcentratie van claritromycine stijgt; bij combinatie is de maximale claritromycinedosis 1 g per dag. Bovendien kan de indinavirconcentratie stijgen.
Indinavir verlaagt de concentratie van: cyclofosfamide, fluvastatine en ifosfamide.
Overig effect: atazanavir en indinavir kunnen allebei hyperbilirubinemie veroorzaken. De fabrikant van atazanavir ontraadt de combinatie.
Combinatie met bosentan of tipranavir wordt ontraden.
Aciclovir (en valaciclovir) kan de nefrotoxiciteit verhogen.
Indinavir kan het effect van levothyroxine vergroten.
De werking van cumarinederivaten wordt beïnvloed.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met daunorubicine.
Niet beoordeeld: ritonavir verhoogt de biologische beschikbaarheid; een lage dosis ritonavir wordt toegepast als 'booster' ter verhoging van de concentratie van indinavir.
Indinavir kan de biologische beschikbaarheid van ritonavir en van saquinavir verhogen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
J05AB12 | ||
Cymevene
|
J05AB06 | |
Veklury
|
J05AB16 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Baraclude
|
J05AF10 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
Vemlidy
|
J05AF13 | |
J05AF07 | ||
Retrovir AZT
|
J05AF01 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Pifeltro
|
J05AG06 | |
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Viramune
|
J05AG01 | |
Edurant
|
J05AG05 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza, Dectoza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR20 | ||
J05AR13 | ||
Dovato
|
J05AR25 | |
J05AR18 | ||
J05AR19 | ||
J05AR03 | ||
J05AR09 | ||
Kaletra
|
J05AR10 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 | |
J05AX24 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR BEHANDELING VAN HCV-INFECTIES | ||
---|---|---|
Zepatier
|
J05AP54 | |
Maviret
|
J05AP57 | |
Harvoni
|
J05AP51 | |
Copegus
|
J05AP01 | |
Sovaldi
|
J05AP08 | |
Epclusa
|
J05AP55 |