Antivirale stof werkzaam tegen humaan cytomegalovirus. Cidofovir wordt pas actief na intracellulaire fosforylering tot het difosfaat. Cidofovir onderdrukt CMV-replicatie door selectieve remming van de virale DNA-synthese.
Er zijn geen specifieke kinetiekstudies bij kinderen gepubliceerd.
Conc. voor infusieopl. 75 mg/ml
Larynxpapillomatose |
---|
|
CMV infectie, adenovirusinfectie bij immuungecompromitteerde patiƫnten |
---|
|
bij creatinineklaring 10-50 ml/min: Bij levensbedreigende indicaties kan gebruik cidofovir in combinatie met probenacid overwogen worden in overleg met kindernefroloog en ziekenhuisapotheker. Een aangepaste dosering moet individueel bepaald worden. Raadpleeg beschikbare literatuur:Yusuf 2006 kinderen; Brody 1999, volwassenen)
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, hoofdpijn, asthenie, koorts, neutropenie, proteïnurie (41%, waarvan in 11% als ernstig), verhoogd creatinine (14%, waarvan in 7% als ernstig), alopecia, huiduitslag. Vaak (1-10%): iritis, uveïtis, hypotonie van het oog, dyspneu, diarree, nierfalen, koude rillingen. Soms (0,1-1%): verworven fanconisyndroom. Verder zijn nog gemeld: pancreatitis, gehoorstoornissen.
Probenecide: Zeer vaak (> 10%): misselijkheid en braken, koorts, huiduitslag.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Gestoorde nierfunctie (serumcreatinine > 133 micromol/l; creatinineklaring ≤ 55 ml/min; proteïnurie ≥ 100 mg/dl). Gelijktijdige toediening met potentieel nefrotoxische middelen. Aanbevolen wordt ten minste 7 dagen voor de start van de behandeling met cidofovir te stoppen met het toedienen van mogelijk nefrotoxische middelen. Directe intraoculaire injectie, vanwege significante verlaging van de intraoculaire druk en visusstoornissen. Patiënten die geen probenecide of andere sulfapreparaten mogen krijgen.
Grote kans op nefrotoxiciteit. Cidofovir alleen toedienen in combinatie met probenecide en hydratatie met fysiologisch zout.
Monitoring van nierfunctie en virusconcentratie is een voorwaarde om bijwerking en effectiviteit te evalueren. Alleen in goed-gecontroleerde condities toedienen
Cidofovir wordt altijd in combinatie met probenecide toegediend. Probenecide beperkt de nefrotoxiciteit van cidofovir. Voorafgaand aan elke toediening de serumcreatinine, leukocyten en de proteïnespiegels in de urine bepalen. De nefrotoxiciteit is grotendeels te beperken door gelijktijdig probenecide toe te dienen en door van tevoren te hydreren met NaCl-opl. (9 g/l). Als de serumcreatinineconcentratie met 44 µmol/l of meer toeneemt (0.5 mg/dl of meer), of bij een persisterende proteïnurie van 100 mg/dl of hoger, dient cidofovir te worden gestaakt en wordt intraveneuze hydratie aanbevolen. Bij optreden van misselijkheid, braken, allergische- of overgevoeligheidssymptomen ten gevolge van probenecide gebruik kan worden overwogen een anti-emeticum, antihistaminicum of paracetamol te gebruiken. Het toedienen van cidofovir zonder probenecide is klinisch niet onderzocht. Regelmatig oogheelkundig onderzoek wordt geadviseerd; de behandeling staken indien ontstane uveïtis of iritis onvoldoende kan worden behandeld of heroptreedt na succesvolle behandeling. Voorzichtigheid is geboden bij diabetes mellitus vanwege meer kans op het ontstaan van oculaire hypotonie. Behandeling niet instellen bij creatinineklaring ≤ 55 ml/min of proteïnurie ≥ 100 mg/dl vanwege onvoldoende gegevens over veiligheid en werkzaamheid.
Relevant:
Bij combinatie met tenofovir disoproxil kan het risico op het syndroom van Fanconi toenemen; de combinatie is gecontraïndiceerd.
Niet beoordeeld:
Het risico op nefrotoxiciteit neemt toe bij combinatie met nefrotoxische stoffen, zoals adefovir, aminoglycosiden, amfotericine B, foscarnet, pentamidine en vancomycine. Combinatie wordt ontraden; aanbevolen wordt deze middelen ten minste 7 dagen voorafgaand aan de start van cidofovir te staken.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
Cymevene
|
J05AB06 | |
Veklury
|
J05AB16 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Crixivan
|
J05AE02 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Baraclude
|
J05AF10 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
Vemlidy
|
J05AF13 | |
J05AF07 | ||
Retrovir AZT
|
J05AF01 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Pifeltro
|
J05AG06 | |
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Viramune
|
J05AG01 | |
Edurant
|
J05AG05 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza, Dectoza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR20 | ||
J05AR13 | ||
Dovato
|
J05AR25 | |
J05AR18 | ||
J05AR19 | ||
J05AR03 | ||
J05AR09 | ||
Kaletra
|
J05AR10 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 | |
J05AX24 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR BEHANDELING VAN HCV-INFECTIES | ||
---|---|---|
Zepatier
|
J05AP54 | |
Maviret
|
J05AP57 | |
Harvoni
|
J05AP51 | |
Copegus
|
J05AP01 | |
Sovaldi
|
J05AP08 | |
Epclusa
|
J05AP55 |