Atypisch antipsychoticum met partieel agonisme op de dopamine(-D2) en serotonine(-5HT1a) receptoren en antagonisme op de serotonine(-5HT2a) en noradrenerge α-receptoren.
Metabolisering: uitgebreid via de lever, voornamelijk via CYP3A4 en CYP2D6 onder meer tot de actieve metaboliet dehydro-aripiprazol.
De volgende kinetische parameters zijn gevonden na orale toediening bij kinderen van 10-17 jaar (Findling RL et al. 2008):
Aripiprazol
Dosis | 20 mg/dag (n=6) | 25 mg/dag (n=5) | 30 mg/dag (n=6) |
---|---|---|---|
Cmax (ng/ml) | 435 ± 137 | 529 ± 341 | 653 ± 213 |
Tmax (h) | 2.00 (1.00-24.08) | 2.05 (1.00-4.02) | 2.00 (1.00-8.00) |
Cl (ml/h/kg) | 51.7 ± 22.0 | 50.4 ± 25.9 | 58.8 ± 27.7 |
Dehydro-aripiprazol
Dosis | 20 mg/dag (n=6) | 25 mg/dag (n=5) | 30 mg/dag (n=6) |
---|---|---|---|
Cmax (ng/ml) | 100 ± 38 | 141 ± 51 | 202 ± 64 |
Tmax (h) | 2.51 (1.00-24.08) | 4.02 (1.00-24.03) | 2.00 (0.00-8.00) |
Uit deze studie blijkt dat aripiprazol een lineaire farmacokinetiek heeft. Tevens blijkt dat de farmacokinetische parameters van aripiprazol bij kinderen (10 – 17 jaar) vergelijkbaar zijn met die van volwassenen.
Farmacodynamische gegevens
Uit de studie van Gründer et al. (2003) blijkt dat de dopaminereceptorbezetting (gemengd antagonisme en agonisme) zeer snel oploopt tussen 0 en 5 mg. Het is daarom verdedigbaar om bij niet-psychotische problematiek vanaf 1 mg/dag de juiste dosis te zoeken en in het algemeen beneden de 6 mg te blijven.
Tics, gedragsstoornissen en autisme: Off-label
Schizofrenie (psychosen):
< 15 jaar: Off-label
> 15 jaar: On-label
Manische episodes nij bipolaire stoornis type I:
< 13 jaar: Off-label
> 13 jaar: On-label
Inj.vlst. 7.5 mg/ml
Tablet 1 mg, 2,5 mg, 5 mg, 10 mg, 15 mg, 30 mg
NB: De tabletten kunnen fijngemaakt worden en bereid tot capsules met lagere dosering.
Drank 1 mg/ml LET OP: Drank 1 mg/ml Aurobindo bevat benzylalcohol (0,3 mg/ml) en propyleenglycol (53 mg/ml). Drank 1 mg/ml Abilify bevat deze hulpstoffen niet.
Tics, gedragsstoornissen en autisme |
---|
|
Schizofrenie (Psychosen); Manische episodes bij Bipolaire stoornis type I |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Gewichtstoename en gewichtsafname: bij jongeren met schizofrenie werd vaker gewichtsafname en bij jongeren met manie vaker gewichtstoename gemeld [SPC Abilify].
Verder zijn er, in klinische studies, zeldzame gevallen van MNS (maligne neurolepticasyndroom) gemeld [Croarkin 2008].
Bij jongeren is er meer kans op bijwerkingen, met name bij manie: zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, sedatie, extrapiramidale symptomen, acathisie, vermoeidheid, lage serumprolactinespiegels. vaak (1-10%): pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, droge mond, toegenomen eetlust, orthostatische hypotensie, spiertrekkingen, en dyskinesie.
Vaak (1-10%): slapeloosheid, rusteloosheid, angst. Hoofdpijn, duizeligheid, extrapiramidale stoornis, acathisie, sedatie, slaperigheid, tremor. Wazig zien. Speekselvloed. Misselijkheid, braken, dyspepsie, obstipatie. Vermoeidheid. Diabetes mellitus.
Daarnaast bij 'Maintena': Vaak (1-10%): droge mond. Gewichtsverandering. Agitatie, erectiestoornis. Dyskinesie. Musculoskeletale stijfheid. Pijn en verharding op de toedieningsplaats. Verhoogde serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): hyperseksualiteit, depressie. Dystonie, tardieve dyskinesie, rustelozebenen-syndroom. Tachycardie, orthostatische hypotensie. Diplopie, fotofobie. Hik. Hyperprolactinemie, hypoprolactinemie, hyperglykemie.
Daarnaast bij 'Maintena': Soms (0,1-1%): anemie, neutropenie, trombocytopenie, hyperprolactinemie, hyper- of hypocholesterolemie, hyperlipidemie, hyper- of hypotriglyceridemie, hypoglykemie, hyperinsulinemie. Eetluststoornis, bruxisme, waan, hallucinatie, psychose, paniekreactie, veranderde stemming, affectlabiliteit, dysforie, suïcidale gedachten, apathie, slaapstoornis, verminderde libido. Parkinsonisme, bewegingsstoornis, loopstoornis, traagheid, psychomotorische hyperactiviteit, tandradfenomeen, hypertonie, bradykinesie, dysgeusie, parosmie. Oogpijn, oculogyrische crisis. Hoesten. Acne, rosacea, eczeem, huidverharding, alopecia. Nefrolithiase, glucosurie. Borstgevoeligheid, galactorroe, gynaecomastie, vulvovaginale droogheid. Spierpijn, spierstijfheid, spierspasmen, verhoogde spierspanning, gewrichtspijn, rugpijn, pijn in extremiteiten, verminderde mobiliteit, nekstijfheid, trismus. Bradycardie, ventriculaire extrasystole, hypertensie. Gastro-oesofageale refluxziekte, buikpijn, frequente defecatie, diarree. Dorst. Koorts. Overgevoeligheid. Reacties op de toedieningsplaats, zoals zwelling, erytheem en jeuk. Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT en γ-GT), hyperbilirubinemie, verhoogd geglycosyleerd hemoglobine. Op ECG: verlaagde T-golfamplitude, omkering T-golf.
Verder zijn gemeld: leukopenie, neutropenie, trombocytopenie. Hyponatriëmie. Allergische reactie (inclusief anafylactische reactie, angio-oedeem, jeuk, urticaria), huiduitslag, fotosensibilisatie, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), hyperhidrose, alopecia. Diabetische ketoacidose, diabetisch hyperosmolair coma. Nervositeit, agitatie, agressie, pathologisch gokgedrag of andere stoornissen in de impulsbeheersing (zoals overmatig eten en compulsief winkelen, poriomanie), suïcidale gedachten en gedrag. Anorexie. Spraakstoornis, serotoninesyndroom, grand-mal-aanvallen, neuroleptisch maligne syndroom, perifeer oedeem, ventriculaire aritmieën, plotseling onverklaarbaar overlijden, hartstilstand, 'torsade de pointes', bradycardie, syncope, hypertensie, veneuze trombo-embolie. Orofaryngeale spasmen, laryngospasmen, aspiratiepneumonie. Dysfagie, onrustige maag, pancreatitis, abdominaal ongemak, diarree. Leverfalen, geelzucht, hepatitis. Stijfheid, spierpijn, rabdomyolyse. Urine-incontinentie, urineretentie. Priapisme. Borstkaspijn. Neonataal onttrekkingssyndroom. Stoornis in temperatuurregulatie. Bij gebruik van antipsychotica kunnen bij ouderen met dementie cerebrovasculaire bijwerkingen optreden. Stijging creatinekinase, alkalische fosfatase, ALAT, ASAT en γ-GT. Geglycosyleerd hemoglobine. Bloedglucoseschommelingen. Gewichtsverandering. QT-verlenging.
Bij jongeren is er meer kans op bijwerkingen, met name bij manie: Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, sedatie, extrapiramidale symptomen, acathisie, vermoeidheid, lage serumprolactinespiegels.
Vaak (1-10%): pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, drogemond, toegenomen eetlust, orthostatische hypotensie, spiertrekkingen, en dyskinesie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij optreden van ernstige bijwerkingen of wanneer het effect uitblijft kan er sprake zijn van een afwijkend geneesmiddelmetabolisme. Cyp2D6 kan de variatie in respons bepalen. Genotypering kan overwogen worden.
Behandeling met aripiprazol mag niet plotseling worden gestaakt, de dosering dient geleidelijk afgebouwd te worden. Ook bij het overstappen van aripiprazol op een ander middel dient aripiprazol niet plotseling gestaakt te worden. Aripiprazol moet dan geleidelijk afgebouwd worden terwijl het andere middel geleidelijk opgebouwd wordt. Evenals met andere antipsychotica dient men bij aripiprazol bedacht te zijn op het optreden van het zogenaamde maligne neurolepticumsyndroom, waarin centraal staan: hyperthermie, extreme spierrigiditeit en een autonome instabiliteit.
Het kan dagen tot weken duren voordat verbetering van de klinische toestand optreedt. Patiënten dienen tijdens deze periode nauwkeurig gevolgd te worden.
Er is bewijs dat risico op zelfmoord langer aanhoudt dan de eerste 4 weken van behandeling bij jongeren <18 jaar.
Bij kinderen en adolescenten controleren op gewichtstoename: bij relevante gewichtstoename dosisverlaging overwegen.
Bij optreden van extrapiramidale symptomen dosisreductie en klinische controle overwegen.
Bij optreden van ernstige bijwerkingen of wanneer het effect uitblijft kan er sprake zijn van een afwijkend geneesmiddelmetabolisme. Cyp2D6 kan de variatie in respons bepalen. Genotypering kan overwogen worden.
Bij de injectievloeistof is regelmatige controle van bloeddruk, pols, ademhaling en mate van bewustzijn aangewezen.
Aripiprazol verhoogt het valrisico, omdat het slaperigheid, orthostatische hypotensie en motorische en sensorische instabiliteit kan veroorzaken. Overweeg bij risicopatiënten (zoals ouderen, verzwakte patiënten) een lagere aanvangsdosis.
Bij optreden van extrapiramidale symptomen dosisreductie en klinische controle overwegen. Bij tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie de dosering verlagen of het gebruik staken; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Herken het optreden van extrapiramidale symptomen als een bijwerking van antipsychotica en voorkom een voorschrijfcascade.
Bij tekenen van neuroleptisch maligne syndroom de behandeling staken.
Controleer vóóraf én tijdens de behandeling op risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en neem indien nodig preventieve maatregelen.
Observeer voor klachten en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie, polyfagie en zwakte) en controleer bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus regelmatig de bloedglucosewaarden.
Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis en bij andere hoogrisicopatiënten is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van elke behandeling met antipsychotica (als het middel nog onvoldoende effectief is).
Gebruik bij ouderen met dementie wordt niet aanbevolen, vanwege meer kans op (overlijden aan) cerebrovasculaire accidenten.
Wees voorzichtig bij comorbiditeit zoals cardio- en cerebrovasculaire aandoeningen, hypertensie, een familie-anamnese van QT-verlenging, meer kans op aspiratiepneumonie, condities die kunnen leiden tot hypotensie en een voorgeschiedenis van convulsies.
Wees alert op het optreden van een stoornis in de impulsbeheersing, zoals gokgedrag, verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen en overmatig eten; overweeg dosisverlaging of staken van de behandeling als de patiënt een dergelijke aandrang ontwikkelt.
Onderzoeksgegevens: Bij ernstig gestoorde leverfunctie voorzichtig zijn, vanwege onvoldoende gegevens. Over gelijktijdig gebruik van aripiprazol met stimulantia bij ADHD-comorbiditeit zijn zeer weinig veiligheidsgegevens beschikbaar. De veiligheid van de injectievloeistof is niet beoordeeld bij patiënten met een alcohol- of geneesmiddelintoxicatie.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Aripiprazol is substraat voor CYP3A4 en CYP2D6.
Relevant:
Afname aripiprazol: de concentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren en etravirine. De fabrikant adviseert bij combinatie de dosering van aripiprazol te verdubbelen.
Toename aripiprazol: de concentratie stijgt door krachtige CYP2D6-remmers, itraconazol en ketoconazol.
Niet relevant:
De AUC kan toenemen door de overige HIV-proteaseremmers.
Niet beoordeeld:
Het serotoninesyndroom is gemeld. Voorzichtigheid is geboden bij combinatie met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals SSRI's en SNRI's.
Antipsychotica algemeen:
Relevant: antipsychotica en centrale dopaminerge middelen (Dopaminerge parkinsonmiddelen en Prolactineremmers) kunnen elkaars werking tegengaan. Combinatie wordt daarom ontraden. Een uitzondering is clozapine, dit kan in lage doses worden toegepast bij psychose bij een parkinsonpatiënt. Als alternatief kan quetiapine worden gebruikt.
Niet relevant: antipsychotica kunnen de werking van dopamine tegengaan. Andersom zal dopamine de werking van antipsychotica niet tegengaan. Dopamine passeert de bloed-hersenbarrière niet en remt daarom niet het centrale dopaminereceptor-blokkerend effect van antipsychotica.
In theorie kunnen antipsychotica en parasympathicolytische parkinsonmiddelen elkaars werking tegengaan.
Niet beoordeeld: de werking van adrenaline wordt verzwakt door antipsychotica met een α1-blokkerende werking.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BUTYROFENONDERIVATEN | ||
---|---|---|
N05AD08 | ||
Haldol
|
N05AD01 | |
Dipiperon
|
N05AD05 |
INDOOLDERIVATEN | ||
---|---|---|
Latuda
|
N05AE05 |
DIFENYLBUTYLPIPERIDINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Orap
|
N05AG02 |
DIAZEPINEN, OXAZEPINEN,THIAZEPINEN EN OXEPINEN | ||
---|---|---|
Leponex
|
N05AH02 | |
Zyprexa, Zalasta
|
N05AH03 | |
Seroquel
|
N05AH04 |
LITHIUMZOUTEN | ||
---|---|---|
Camcolit, Priadel
|
N05AN01 |
OVERIGE ANTIPSYCHOTICA | ||
---|---|---|
Invega
|
N05AX13 | |
Risperdal
|
N05AX08 |