Corticosteroïd met glucocorticoïde eigenschappen; de mineralocorticoïde werking is gering.
Geen informatie
1 mnd-1 jaar: Off-label
> 1 jaar: On-label
Tablet 5 mg, 20 mg, 30 mg
Capsule 10 mg, 15 mg, 20 mg, 25 mg, 30 mg, 35 mg, 40 mg, 45 mg, 50 mg, 55 mg, 60 mg, 65 mg, 70 mg, 75 mg
Drank (als di-Na-fosfaat) 1 mg/ml; 5 mg/ml
Poeder voor inj.vlst. (Na-succinaat) 25 mg + 1 ml oplosm.
LET OP: Het Kinderformularium doseeradvies voor intraveneuze toepassing gaat uit van prednisolon als Na-succinaat en niet van di-Na-fosfaat! De orale toepassingen gaan uit van di-Na-fosfaat.
Prednisolon Na-succinaat 25 mg/ml bevat 18,7 mg prednisolon/ml.
Prednisolon di-natrium fosfaat (FNA)12,5 mg/ml bevat 12,5 prednisolon mg/ml
5 mg prednisolon komt overeen met ca 25 mg hydrocortison
Bij 1× daagse toediening dosis 's ochtends innemem.
Ga snel naar:
Allergische reacties |
---|
|
Juveniele Idiopathische Arthritis (J.I.A.); JIA geassocieerde chronische uveitis. |
---|
Ernstig constitutioneel eczeem |
---|
|
Corticosteroid therapie bij immunologische/hematologische ziekte: Hoge dosis |
---|
|
Corticosteroid therapie bij immunologische/hematologische ziekte: Lage dosis |
---|
|
Inflammatoire darmziekten (IBD) |
---|
|
Status astmaticus |
---|
|
Allergische Bronchopulmonale aspergillose (ABPA) bij CF |
---|
|
Idiopathische perifere aangezichtsverlamming, HB graad IV of hoger |
---|
|
Juveniele dermatomyositis |
---|
|
Idiopathisch nefrotisch syndroom: 1e ziekte periode |
---|
|
Idiopathisch nefrotisch syndroom: Recidief |
---|
|
Stressdosering: Matige stress: lichte temperatuurverhoging tussen 38.0-39.0 graden C, milde griep infectie, vaccinatie, verdoving (tandarts). |
---|
|
Stressdosering: Ernstige stress: Temperatuur >39 graden C, braken, diarree, ernstig ziek, ongeval, operatie, narcose (zie voor peri-operatief beleid monografie prednisolon) |
---|
|
Stressdosering: PERIOPERATIEF SUBSTITUTIESCHEMA | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Afbouwschema |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Hyperglycemie, ritmestoornissen, hypertensie, depressie.
Bij langdurig gebruik van suprafysiologische doseringen: groeiremming en osteoporose, naast maagdarmulcera, verminderde afweer tegen infecties, gedragsveranderingen zoals dysfoor gedrag, hyperactiviteit en slapeloosheid, gewichtstoename, Cushing-achtige verschijnselen en onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse bijnieras (Aljebab 2017).
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur. Intra-articulaire toediening: na herhaalde injecties kan pijnloze destructie van het gewricht, gelijkend op artropathie van Charcot, optreden.
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid en opgezette buik.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, erytheem (van het gelaat), toegenomen transpiratie, acne, urticaria, allergische dermatitis, hypopigmentatie en atrofie op de plaats van injectie.
Bloed- en lymfestelsel: erytro- en granulocytose, lymfo- en eosinopenie.
Zenuwstelsel: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocrien: menstruatiestoornissen, hirsutisme, ontstaan van het Cushingsyndroom, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden, belemmering van de groei bij kinderen.
Oog: subcapsulaire lenscataracten, glaucoom, centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien.
Psyche: stemmingsveranderingen, euforie, angst, depressie, slapeloosheid, psychose.
Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen).
Hart en bloedvaten: hartfalen bij gepredisponeerde patiënten, bradycardie (bij hoge dosering), hypertensie, trombo-embolie.
Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen. Overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reacties), malaise.
Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.
Na intrathecale toediening in combinatie met methotrexaat en cytarabine zijn neurotoxische bijwerkingen zoals toevallen, leuko-encefalopathie en langetermijn cognitieve stoornissen, en secundaire tumoren gemeld.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Er is een voorkeur voor het gebruik van prednisolon boven prednison vanwege het (zeldzaam) voorkomen van een conversiedefect (11-beta-hydroxysteroid dehydrogenase reductase ectiviteit).
Monitoring bij constitutioneel eczeem:
Bij overgewicht kunnen doseringen aan de hoge kant van het doseringsbereik nodig zijn voor een goede respons, nauwgezette monitoring wordt aanbevolen (Ross et al. 2015).
Bij langdurig gebruik wordt regelmatig oogheelkundig onderzoek aanbevolen. Controleer ook de bloedglucosespiegel regelmatig. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Het risico op fracturen neemt toe, vooral bij langdurig gebruik van hogere doseringen. Besteed aandacht aan leefstijladviezen en inname van voldoende calcium en vitamine D3. Medicatie ter preventie van fracturen is geïndiceerd bij gebruik van glucocorticoïden met een verwachte duur > 3 maanden, afhankelijk van de dosis en de leeftijd. Zie de aanbevelingen in de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie, module Medicatie voor fractuurpreventie bij glucocorticoïden (2022).
Onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie) kan optreden bij langdurige behandeling. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Bij stress (operatie, trauma, infectie) tijdens of gedurende een halfjaar ná een langdurige behandeling, kan een tijdelijke dosisverhoging ofwel opnieuw behandelen met corticosteroïden noodzakelijk zijn.
Tijdens gebruik bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Bij een bacteriële infectie zo mogelijk eerst de verwekker bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen. Latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica kunnen manifest worden.
Comorbiditeit: vanwege meer kans op complicaties voorzichtig zijn bij: ulcuslijden in de voorgeschiedenis, diverticulitis, colitis ulcerosa met een dreigende perforatie of met een pyogene infectie (zoals een abces), latente tuberculose, psychische stoornis in de voorgeschiedenis, osteoporose, hypertensie, hartfalen, (familie-anamnese van) diabetes, eerder door glucocorticoïd veroorzaakte myopathie, leverfalen, nierinsufficiëntie, epilepsie, myasthenia gravis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea.
Wees voorzichtig bij systemische sclerose omdat bij een dagdosering van ≥ 15 mg prednisolon een verhoogde incidentie van (mogelijk fatale) renale crisis met hypertensie en verminderde urineproductie is waargenomen. Controleer bloeddruk en nierfunctie regelmatig. Bij verdenking op renale crisis de bloeddruk intensief reguleren.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering.
Bij ouderen kunnen de gebruikelijke bijwerkingen van systemische corticosteroïden gepaard gaan met ernstiger gevolgen.
Bij visuele veranderingen, zoals wazig zien, een oogarts raadplegen. Cataract, glaucoom en centrale sereuze chorioretinopathie zijn gemeld na gebruik van corticosteroïden.
Niet toepassen bij de behandeling van hoofdtrauma of beroerte, omdat het effect ervan twijfelachtig is of zelfs schadelijk zou kunnen zijn.
I.m.-injectie niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
Relevant:
Afname prednisolon: de concentratie daalt door efavirenz.
Toename prednisolon: de concentratie stijgt door cobicistat en ritonavir.
Niet relevant:
Prednisolon kan de spiegel van voriconazol verlagen.
Interacties corticosteroiden algemeen
Relevant:
Afname corticosteroïden: de concentratie van bepaalde corticosteroïden (cortison, deflazacort, dexamethason, fludrocortison, hydrocortison, methylprednisolon, prednisolon, prednison) daalt door krachtige CYP3A4-inductoren. De interactie is niet relevant bij kortdurend gebruik van het corticosteroïd, zoals een stootkuur of in een chemokuur.
Overig effect: glucocorticoïden (behalve fludrocortison) kunnen de ulcerogene werking van NSAID's versterken. Het risico op een peptisch ulcus neemt toe bij hogere leeftijd, hogere doses van NSAID's en chronisch gebruik van NSAID's. Preventieve maatregelen moeten worden overwogen, zie verder inleidende tekst NSAID's.
Glucocorticoïden (behalve fludrocortison) kunnen het risico op tendinitis en (achilles)peesruptuur ten gevolge van een fluorchinolon verhogen. Het risico hierop neemt toe bij leeftijd 60 jaar en ouder en verminderde nierfunctie.
Het effect van VKA's kan worden versterkt door hoge doses glucocorticosteroïden (behalve budesonide, fludrocortison en triamcinolon(hex)acetonide).
Levende vaccins: vaccinatie met levende micro-organismen tijdens immunosuppressieve therapie kan een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden; dit geldt zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij substitutie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie).
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van immunosuppressiva kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
De werking van immunocyanine kan worden verminderd.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen.
Niet beoordeeld:
Toename glucocorticoïden: isoniazide kan het levermetabolisme van glucocorticoïden remmen; andersom kunnen corticosteroïden de isoniazideconcentratie verlagen.
Ketoconazol kan het metabolisme van glucocorticoïden remmen.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
Glucocorticoïden kunnen de concentratie verminderen van: salicylaten (versnelling eliminatie).
Hoge doses corticosteroïden kunnen de werking van perifeer werkende spierrelaxantia verminderen en het risico op myopathie verhogen.
Glucocorticoïden kunnen de respons op somatropine verminderen.
Door het hyperglykemische effect kan de behoefte aan bloedglucoseverlagende middelen toenemen.
Combinatie met lisdiuretica, thiazidediuretica of amfotericine B kan leiden tot kaliumdepletie.
Bij combinatie met ciclosporine kan de ciclosporinespiegel toenemen en de klaring van corticosteroïden afnemen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
MINERALOCORTICOIDEN | ||
---|---|---|
Florinef, Fludrace
|
H02AA02 |
GLUCOCORTICOIDEN | ||
---|---|---|
H02AB13 | ||
H02AB02 | ||
Hydrocortison oraal, IV; Solu-Cortef, Acecort, Alkindi
|
H02AB09 | |
Solu-medrol
|
H02AB04 | |
Kenacort A, Lederspan
|
H02AB08 |