Vancomycine is een tricyclisch glycopeptide antibioticum, verkregen uit Amycolatopsis orientalis. Het werkt bactericide voor delende micro-organismen. Vancomycine remt de bacteriële celwandsynthese door zich met hoge affiniteit te binden aan de D-alanyl-D-alanine-terminus van celwandprecursoren, bovendien tast het de permeabiliteit van de bacteriële celmembraan aan en blokkeert het de RNA-synthese. Het werkingsspectrum omvat Gram-positieve micro-organismen.
Doorgaans gevoelig zijn: Enterococcus faecalis, Staphylococcus aureus (incl. meticilline resistente stammen; MRSA), Staphylococcus coagulase-negatief, Staphylococcus epidermidis (incl. meticilline resistente stammen), Streptococcus spp. (incl. Streptococcus pneumoniae), Clostridium spp. waaronder Clostridium difficile en difteroïden.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Enterococcus faecium.
Ongevoelig zijn: Gram-negatieve bacteriën, Chlamydia spp., Mycobacterium spp., Mycoplasma spp. en Rickettsia spp.
T½ =
Neonaten <2000 gram:
<1 week: 6 - 11 uur
1-4 weken: 5 - 11 uur
Neonaten >2000 gram:
<1 week: 6 - 7 uur
1-4 weken: 5 - 6 uur
Kinderen: 2,2 - 3 uur
Volwassenen: 5 - 11 uur
Vd =
Neonaten: 0,38 - 0,97 l/kg (neonaten met verschillende GA’s) [Jacqz-Aigrain 2013]
3 mnd-18jr: 0,63 ± 0,36 l/kg [Le 2013]
Cl =
Neonaten: 0,038 - 0,084 l/kg/uur [Jacqz-Aigrain 2013]
3 mnd-18jr: 0,12 ± 0,04 l/kg/uur [Le 2013]
Infecties
Neonaten: On-label
Kinderen: On-label
Intraventriculair: Off-label
Endocarditis profylaxe: On-label
Poeder voor infusieopl. (als hydrochloride) 500 mg, 1000 mg
Ga snel naar:
Therapeutic Drug Monitoring (TDM) aanbeveling |
---|
|
Bacteriele infecties |
---|
|
Koorts bij neutropenie, shuntinfectie |
---|
Peri-operatieve profylaxe en endocarditis profylaxe bij overgevoeligheid voor penicilline of behandeling met penicilline in de 7 dagen voor de ingreep |
---|
Infectie centraal zenuwstelsel (intraventriculaire toediening) |
---|
|
GFR | Startdosering | Verdere dosering |
50-80 ml/min/1.73 m2 | 15 mg/kg/dosis elke 8 uur | Op geleide van TDM. Raadpleeg lokaal protocol (Algemene aanwijzing: bepaal piek en dalconcentratie binnen 24 uur na de eerste dosis) |
30-50 ml/min/1.73 m2 | 15 mg/kg/dosis elke 8-12 uur | Op geleide van TDM. Raadpleeg lokaal protocol (Algemene aanwijzing: bepaal piek en dalconcentratie binnen 24 uur na de eerste dosis) |
10-30 ml/min/1.73 m2 | 15 mg/kg/dosis elke 12-24 uur | Op geleide van TDM. Raadpleeg lokaal protocol (Algemene aanwijzing: bepaal een piekspiegel na de eerste dosis en dalconcentratie voor de 2e dosis) |
<10 ml/min/1.73 m2 | 15 mg/kg/dosis elke 24 uur | Op geleide van TDM. Raadpleeg lokaal protocol (Algemene aanwijzing: bepaal een piekspiegel na de eerste dosis en dalconcentratie voor de 2e dosis) |
Hemodialyse | 15 mg/kg/dosis na de dialyse | Op geleide van TDM. Raadpleeg lokaal protocol (Algemene aanwijzing: bepaal een piekspiegel na de eerste dosis en tweede spiegel binnen 24 uur) |
Le 2014; Zhang 2016; Smit 2021; Chung 2021.
Trombocytopenie, neutropenia, flebitis, huidaandoeningen, ototoxiciteit, DRESS-syndroom, nefrotoxiciteit.
Red man syndrome (RMS) komt veel voor bij kinderen (ca 14%). Risicofactoren zijn: leeftijd > 2 jaar, eerder RMS gehad, dosering vancomycine ≥ 10 mg/kg, vancomycine concentratie: ≥5 mg/ml en eerder antihistamine gebruik.
Dalspiegels tot 20 µg/ml geven geen verhoogde kans op nefrotoxiciteit vergeleken met dalspiegels tot 15 µg/ml. Risicofactoren voor het optreden van nefrotoxiciteit zijn: langere duur van de behandeling, gebruik vasopressoren, gebruik AV-ECMO.
Vaak (1-10%): bloeddrukdaling, 'red man syndroom' (roodheid van de huid van het hoofd en bovenlichaam, pijn en kramp in nek-, borst- en/of rugspieren, samenhangend met de concentratie van het vancomycine-infuus en met de inloopsnelheid), (trombo)flebitis. Dyspneu, stridor. Exanthemen, urticaria, jeuk, mucositis. Nierinsufficiëntie (eerste manifestatie is stijging serumcreatinine of -ureum).
Soms (0,1–1%): voorbijgaand of permanent hogetonen-gehoorverlies (vaker voorkomend bij > 53 jaar; dan in ca. 19%).
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheidsreacties, anafylaxie. (Geneesmiddelen)koorts, rillingen. Vasculitis. Oorsuizen, duizeligheid. Misselijkheid. Interstitiële nefritis, (meestal reversibele) acute nierinsufficiëntie. Trombocytopenie, neutropenie, agranulocytose, eosinofilie.
Zeer zelden (< 0,01%): hartstilstand. Pseudomembraneuze enterocolitis. Exfoliatieve dermatitis, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN, Lyell-syndroom), lineaire door IgA geïnduceerde bulleuze dermatitis.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Inloopsnelheid 1-2 uur. Bij te snelle toediening kan het 'red man'syndroom optreden. Tenminste 2 x per week kreatinine bepalen. Bij vroeggeborenen/kinderen extra controle ivm immaturiteit nieren.
Gebruik van vancomycine vormt een risico voor het ontwikkelen van kolonisatie met ESBL-prod. Klebsiella in het maagdarmkanaal van neonaten.
Gelijktijdig gebruik met anesthetica bij kinderen in verband gebracht met erytheem en anafylactoïde reacties. Indien toediening van vancomycine nodig is als chirurgische profylaxe, wordt aangeraden om de anesthetica toe te dienen na afloop van de infusie met vancomycine.
Let op: kinderen met obesitas/overgewicht hebben meer kans op verhoogde spiegels.
Indien patiënten de gewenste serumconcentratie niet halen met intermitterende intraveneuze (IIV) therapie dan is het een optie om ze om te zetten naar continue intraveneuze therapie (CIV). Let op: de totale dagdosering aan vancomycine ligt bij CIV lager dan bij IIV.
Kruisovergevoeligheid met teicoplanine is gemeld.
Oto- en nefrotoxiciteit: In verband met de toxiciteit van vancomycine voorzichtig zijn bij toediening bij verminderde nierfunctie en toediening vermijden bij eerder gehoorverlies. De incidentie van ototoxiciteit en nefrotoxiciteit neemt toe bij verhoogde serumconcentraties (zoals die kunnen optreden bij te snelle infusie of een verminderde nierfunctie), bij langdurige therapie en bij combinatie met andere oto- of nefrotoxische geneesmiddelen. Doofheid kan worden voorafgegaan door oorsuizen en kan progressief zijn ondanks staken van de behandeling.
Groei van niet-gevoelige bacteriën: Langdurige therapie kan aanleiding geven tot overvloedige groei van niet-gevoelige bacteriën. Bij ernstige of aanhoudende diarree tijdens of na de parenterale toediening de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
Controles tijdens gebruik: Bij i.v. toediening regelmatig de bloedspiegel van vancomycine bepalen (2–3×/week), de nierfunctie controleren, een urineanalyse uitvoeren, en hematologische onderzoeken verrichten; vooral bij een nierfunctie op de grens en bij ouderen tevens de gehoorfunctie volgen. Voorkom volumedepletie, bijvoorbeeld als gevolg van gelijktijdig gebruik van diuretica. Het toepassen van Therapeutic Drug Monitoring (zie rubriek Dosering), leidt tot hogere klinische effectiviteit en afname van nefrotoxiciteit, in vergelijk met het niet toepassen ervan.
Niet relevant: De kinetiek van methotrexaat kan wijzigen door parenteraal toegediend vancomycine.
Niet beoordeeld: het risico op nefrotoxiciteit is verhoogd bij combinatie met aminoglycosiden.
Indometacine kan de eliminatie van vancomycine in neonaten verminderen met als gevolg een hogere serumconcentratie en een langere halfwaardetijd.
Interacties glycopeptiden algemeen
Relevant: het effect van VKA's kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode.
Het risico op nefrotoxiciteit is verhoogd bij combinatie met ciclosporine, cisplatine en ataluren. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden, ataluren tot 2 dagen na staken van het aminoglycoside. Het risico op nefrotoxiciteit kan tot 6 maanden na staken van cisplatine aanwezig zijn.
De werking van oraal buiktyfusvaccin kan worden verminderd bij gelijktijdige inname van antibacteriële middelen. Gescheiden inname met een interval van 3 dagen wordt aanbevolen. Alternatief: parenteraal buiktyfusvaccin.
Niet relevant: het risico op nefrotoxiciteit is verhoogd bij combinatie met amfotericine B.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met TNF-α-antagonisten, orale anticonceptiva, carboplatine of lisdiuretica.
Niet beoordeeld: het risico op nefrotoxiciteit kan toenemen bij combinatie met bepaalde cefalosporines, polymyxines, vancomycine en NSAID's. Er is een verminderde renale klaring van gentamicine en amikacine opgetreden bij combinatie met indometacine bij prematuren en bij combinatie met andere NSAID's.
Aminoglycosiden kunnen de neuromusculaire blokkade (vooral de ademhalingsdepressie) veroorzaakt door perifeer werkende spierrelaxantia versterken.
Neomycine kan bij orale toediening de absorptie van sommige andere farmaca (met name digoxine en fenoxymethylpenicilline) verminderen.
Bij combinatie met verschillende betalactam-antibiotica kan een synergistische werking optreden tegen bepaalde bacteriën, zoals Pseudomonas aeruginosa en Enterococcus faecalis.
Aminoglycosiden kunnen in vitro worden geïnactiveerd door bepaalde penicillines; in vivo is deze inactivering alleen gezien bij ernstige nierfunctiestoornis.
I
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
GLYCOPEPTIDEN | ||
---|---|---|
Xydalba
|
J01XA04 | |
Targocid
|
J01XA02 |
POLYMYXINES | ||
---|---|---|
Colistin, Colobreathe, Tadim, Kolneb
|
J01XB01 |
STEROIDE ANTIBACTERIELE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Fucidin
|
J01XC01 |
NITROFURAANDERIVATEN | ||
---|---|---|
Furabid, Furadantine MC
|
J01XE01 |
OVERIGE ANTIBACTERIELE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Cubicin
|
J01XX09 | |
Monuril, Fomicyt
|
J01XX01 | |
J01XX08 |