Bactericide antimicrobieel middel. Daptomycine is een cyclisch lipopeptide en alleen werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën. De werking berust op binding (in de aanwezigheid van calciumionen) aan de celmembranen van de bacteriën, die zich zowel in de groei- als stationaire fase kunnen bevinden, waardoor depolarisatie van de celmembranen ontstaat. Het verlies van membraanpotentiaal leidt tot snelle remming van de eiwit-, DNA- en RNA-synthese, resulterend in celdood.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
Gram-positief: Staphylococcus aureus, Staphylococcus haemolyticus, coagulase-negatieve stafylokokken, Streptococcus agalactiae, Streptococcus dysgalactiae equisimilis, Streptococcus pyogenes, streptokokkengroep G, Clostridium perfringens en Peptostreptococcus spp.
Inherent resistent zijn: Gram-negatieve organismen.
Voor de werkzaamheid van daptomycine tegen infecties door enterokokken, waaronder Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium is onvoldoende bewijs; falen van de behandeling met daptomycine bij enterokokkeninfecties (meestal met bacteriëmie) is gemeld.
Gemiddelde waarden (standaarddeviatie) van farmacokinetische parameters van daptomycine bij kinderen 1 tot en met 17 jaar met cSSTI (gecompliceerde huid- en weke delen infecties):
Leeftijd | 1 tot 2 jaar | 2 t/m 6 jaar (N=7) | 7 t/m 11 jaar (N=2) | 12 t/m 17 jaar (N=6) |
Dosis Infusieduur |
10 mg/kg 60 minuten |
9 mg/kg 60 minuten |
7 mg/kg 30 minuten |
5 mg/kg 30 minuten |
Cmax (µg/ml) | 79,2 | 81,9 (21,6) | 64,9, 74,4 | 62.4 (10,4) |
Schijnbare t1/2 (uur) | 5,04 | 3,8 (0,3) | 4,6 | 5.3 (1,6) |
CL (ml/uur/kg) | 21,5 | 21,4 (5,0) | 16 | 13,3 (2,9) |
Gemiddelde waarden (standaarddeviatiwe) van farmacokinetische parameters van daptomycine bij kinderen 1 tot en met 17 jaar met SAB (Staphylococcus aureus bacteriemie):
Leeftijd | 1 t/m 6 jaar (N=19) | 7 t/m11 jaar (N=19) | 12 t/m 17 jaar (N=13) |
Dosis Infusieduur |
12 mg/kg 60 minuten |
9 mg/kg 30 minuten |
7 mg/kg 30 minuten |
Cmax (µg/ml) | 106 (12,8) | 104 (14,5) | 104 (35,5) |
Schijnbare t1/2 (uur) | 5,1 (0,6) | 6,0 (0,8) | 7,5 (2,3) |
CL/Gewicht (ml/uur/kg) | 19,9 (3.,4) | 15,9 (2,8) | 12,4 (3,9) |
[EPAR Cubicin]
Poeder voor inj./infusieopl. 500 mg
Infecties van huid en weke delen zonder bacteriƫmie |
---|
|
Infecties van huid en weke delen met St. Aureus Bacteriemie |
---|
Aanpassingen als volgt:
Daptomycine zo mogelijk toedienen na de dialyse op dialysedagen.
Vaak (1-10%): hypertensie, hypotensie. Schimmelinfecties (incl. Candida-infectie), urineweginfectie. Duizeligheid, hoofdpijn. Angst, slapeloosheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, flatulentie, buikpijn, opgeblazen en opgezet gevoel. Koorts, asthenie. Huiduitslag, jeuk. Pijn aan de ledematen. Anemie. Stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, AF) en CK. Lokale reacties op de plaats van de infusie.
Soms (0,1-1%): supraventriculaire tachycardie, extrasystolen. Opvliegers. Verminderde eetlust, dyspepsie, glossitis. Paresthesie, smaakstoornis, tremor, oogirritatie, vertigo. Fungaemie. Vaginitis. Urticaria. Vermoeidheid, pijn. Spierzwakte, spierpijn, spierkrampen, myositis, gewrichtspijn, verhoogde waarden serumlactaatdehydrogenase (LDH) en myoglobine. Verminderde nierfunctie inclusief nierfalen, verhoogde serumcreatininewaarde. Verstoorde elektrolytenbalans, hyperglykemie. Leukocytose, eosinofilie, trombocytemie, verhoogde INR-waarde.
Zelden (0,01-0,1%): geelzucht. Verlengde protrombinetijd (PT).
Verder zijn gemeld: hoesten. Clostridioides difficile-geassocieerde diarree, pseudomembraneuze colitis. Overgevoeligheid met onder meer eosinofiele pneumonie (soms voorkomend als organiserende pneumonie), gevoel van orofaryngeale zwelling, angio-oedeem, anafylaxie, vesiculobulleuze huiduitslag met betrokkenheid van slijmvliezen (SJS of TEN), acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (AGEP), geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Perifere neuropathie. Rabdomyolyse. Tubulo-interstitiële nefritis. Trombocytopenie. Infusiereactie met de volgende symptomen: tachycardie, dyspneu, koorts, rillingen, opvliegers, vertigo, syncope en een metaalsmaak.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Niet toedienen aan kinderen < 1 jaar in verband met mogelijke effecten op het spierstelsel en/of zenuwstelsel, zoals die zijn waargenomen bij dieren. De klinische relevantie van deze bevindingen is niet bekend.
Staphylococcus aureus-infecties: Er zijn relatief weinig klinische gegevens over het gebruik bij de behandeling van rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door Staphylococcus aureus. De veiligheid en werkzaamheid bij een leeftijd < 18 jaar met RIE door S. aureus zijn niet vastgesteld. De werkzaamheid bij infectie van een klepprothese veroorzaakt door S. aureus is eveneens niet aangetoond.
Nierfunctie: Controleer vóór en tijdens de therapie regelmatig de nierfunctie. Controleer de nierfunctie vaker bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen. Bij een creatinineklaring < 30 ml/min zijn de dosisaanbevelingen gebaseerd op farmacokinetische studies en modelresultaten (zie rubriek Dosering). Bij een creatinineklaring < 80 ml/min de therapie alleen starten als het verwachte klinisch voordeel belangrijker is dan het mogelijke risico.
Spiertoxiciteit: Controleer vóór aanvang en tijdens de behandeling de creatinekinasewaarde (CK) in plasma regelmatig (ten minste 1×/week) en controleer nauwgezet op tekenen van myopathie. Vaker controleren (iedere 2–3 dagen) bij een beginwaarde van het CK hoger dan 5× de 'upper limit of normal' (ULN) en bij pre-existent verhoogde kans op het optreden van myopathie zoals bij een verminderde nierfunctie of door een geneesmiddelinteractie. Controleer daarnaast iedere 2 dagen de CK-waarde bij iedere patiënt die onverklaarde spierpijn, -gevoeligheid, -zwakte of -krampen krijgt en de therapie staken wanneer de CK-waarde hoger dan 5× ULN wordt.
Overweeg om bij symptomen van perifere neuropathie de behandeling met daptomycine te staken.
Eosinofiele pneumonie ontstaat veelal na meer dan 2 weken behandeling. Bij optreden van pulmonale verschijnselen de behandeling onmiddellijk staken en de oorzaak opsporen. Heroptreden van eosinofiele pneumonie na nieuwe blootstelling aan daptomycine is gemeld.
Overweeg bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis.
Beïnvloeding van stollingstesten: Interferentie van daptomycine met sommige laboratoriumtesten voor de bepaling van de protrombinetijd of INR-waarde is waargenomen tijdens postmarketing onderzoek.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met statines, fibraten en ciclosporine. De fabrikant adviseert de CK-waarde vaker dan 1x per week te controleren.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
GLYCOPEPTIDEN | ||
---|---|---|
Xydalba
|
J01XA04 | |
Targocid
|
J01XA02 | |
Vancocin
|
J01XA01 |
POLYMYXINES | ||
---|---|---|
Colistin, Colobreathe, Tadim, Kolneb
|
J01XB01 |
STEROIDE ANTIBACTERIELE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Fucidin
|
J01XC01 |
NITROFURAANDERIVATEN | ||
---|---|---|
Furabid, Furadantine MC
|
J01XE01 |
OVERIGE ANTIBACTERIELE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Monuril, Fomicyt
|
J01XX01 | |
J01XX08 |