Difterie-Kinkhoest-Tetanus-Polio -Haemophilus influenzae B-Hepatitis B vaccin (DKTP-HiB-Hep B)

Stofnaam
Difterie-Kinkhoest-Tetanus-Polio -Haemophilus influenzae B-Hepatitis B vaccin (DKTP-HiB-Hep B)
Merknaam
Vaxelis
ATC code
J07CA09

Difterie-Kinkhoest-Tetanus-Polio -Haemophilus influenzae B-Hepatitis B vaccin (DKTP-HiB-Hep B)

Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Gecombineerd vaccin tegen difterie, kinkhoest, tetanus, poliomyelitis, infecties veroorzaakt door Haemophilus influenzae type b en hepatitis B.

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Infanrix hexa is geïndiceerd voor primaire en boostervaccinatie bij zuigelingen tegen difterie, tetanus, pertussis, hepatitis-B, poliomyelitis en ziekte veroorzaakt door Haemophilus influenzae type b. Infanrix hexa is niet bedoeld voor het gebruik bij kinderen ouder dan 36 maanden.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Suspensie voor injectie + poeder voor injectie; flacon 0,5 ml.
Injsusp wws 0.5 ml

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

RIJKSVACCINATIE PROGRAMMA DKTP-HiB-HepB (Difterie, Kinkhoest, Tetanus, Poliomyelitis, hepatitis B en infecties veroorzaakt door Haemophilus influenzae type B.)
  • Intramusculair
    • < 1 jaar
      [3] [4]
      • Standaardschema na maternale kinkhoestvaccinatie:

        • Postnatale leeftijd 3-5-11 maanden: 0,5 ml/dosis

        Aangepast schema:

        • Postnatale leeftijd 2-3-5-11 maanden: 0,5 ml/dosis

         

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen bij kinderen

Zeer vaak (> 10%): pijn, vermoeidheid, roodheid, zwelling op de plaats van injectie. Koorts ≥ 38 °C. Verlies van eetlust, abnormaal huilen, rusteloosheid, prikkelbaarheid. Braken. Slaperigheid.

Vaak (1-10%): hematoom, verharding, nodules op injectieplaats, Nervositeit. Koorts > 39,5 °C. Diarree.

Soms (0,1-1%): warmte op injectieplaats, diffuse zwelling van het geïnjecteerde ledemaat, waarbij soms het nabijgelegen gewricht ook betrokken is. Lymfadenopathie. Verhoogde eetlust. Buikpijn. Huiduitslag, overmatig zweten. Slaapstoornissen waaronder slapeloosheid. Bleekheid. Hypotonie. Vermoeidheid. Hoesten, infecties van de bovenste luchtwegen, rinitis.

Zelden (0,01- 0,1%): huiduitslag. Bronchitis. Apneu (vooral bij zeer premature kinderen). Angio-oedeem. Trombocytopenie.

Zeer zelden (< 0,01%): convulsies (met of zonder koorts). Dermatitis.

Verder zijn gemeld: collaps of een op shock lijkende toestand (hypotone-hyporesponsieve episode (HHE) binnen 48 uur na vaccinatie, anafylactische reacties, anafylactoïde reacties (waaronder urticaria), allergische reacties (waaronder jeuk). Bij het hepatitis B-vaccin zijn zeer zelden allergische reacties die lijken op serumziekte, paralyse, neuropathie, neuritis, hypotensie, vasculitis, lichen planus, erythema multiforme, artritis, spierzwakte, Guillain–Barrésyndroom, encefalopathie, encefalitis en meningitis gerapporteerd; mogelijk kunnen deze bijwerkingen ook bij dit geneesmiddel optreden.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contraindicaties bij kinderen

  • actieve, ernstige infectieziekte;
  • encefalopathie met onbekende oorzaak binnen zeven dagen na eerdere inenting met een kinkhoest bevattend vaccin.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Toediening van vaccins die kinkhoest bevatten zorgvuldig overwegen indien één van de volgende verschijnselen zijn opgetreden bij eerdere toediening ervan:

  • hoge koorts (≥ 40 °C) zonder andere oorzaak binnen 48 uur na vaccinatie;
  • collaps of een op shock gelijkende toestand binnen 48 uur na vaccinatie (hypotone-hyporesponsieve episode [HHE]);
  • aanhoudend (> 3 uur) en ontroostbaar huilen binnen 48 uur na vaccinatie;
  • convulsies met of zonder koorts binnen 3 dagen na vaccinatie.

Wees voorzichtig bij optreden van Guillain-Barré-syndroom binnen 6 weken na een eerdere toediening van een vaccin met tetanustoxoïd. Weeg potentiële voordelen en mogelijke risico's af.

Gevaccineerden met een geschiedenis van koortsconvulsies, zorgvuldig volgen omdat zulke bijwerkingen binnen 2 tot 3 dagen na vaccinatie kunnen optreden. Een groter aantal convulsies, met of zonder koorts, en hypotonische hyporesponsieve episoden is waargenomen bij combinatie van Infanrix met Prevenar. Het aantal koortsreacties is hoger bij combinatie met pneumokokken- of mazelen-bof-rodehond- waterpokken (MMRV)-vaccin. Bij kinderen met een convulsieve aandoening of koortsstuipen in de voorgeschiedenis wordt een antipyreticum zoals paracetamol aanbevolen.

Voorzichtig bij kinderen met een nieuwe neurologische aandoening of een progressieve neurologische aandoening.

In verband met de kans op hematoomvorming, voorzichtig zijn bij trombocytopenie of bloedstollingsstoornissen.

Bij primaire immunisatie bij zeer premature kinderen (≤ 28 weken zwangerschap) rekening houden met het risico van apneu en met de noodzaak om de respiratoire functies gedurende 48–72 uur te monitoren, vooral bij kinderen met een nog niet volledig ontwikkeld ademhalingsstelsel. Gezien het belang van vaccineren, de vaccinatie echter níet uitstellen of het deze kinderen onthouden. Mogelijk is er wel een lagere immuunrespons bij premature kinderen.

Immunologische respons kan uitblijven na vaccinatie van immuungecompromitteerde patiënten.

Na vaccinatie met een Hib-vaccin is uitscheiding van Haemophilus influenza b capsulair polysaccharide-antigeen in de urine beschreven; bij gebruik van gevoelige testen binnen ten minste 30 dagen na vaccinatie, kan de test positief zijn; bevestig een Hib-infectie tijdens deze periode altijd met een andere test.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Interacties vaccins algemeen:

Gelijktijdig geven van vaccins

  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met andere dode vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • parenteraal toegediende levende vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met oraal toegediende levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • twee parenteraal toegediende levende vaccins worden bij voorkeur met een interval van ten minste 4 weken toegediend. Reden hiervoor is het induceren van de productie van interferonen gedurende 1-2 weken door het ene vaccin, die kunnen interfereren met de immuunrespons op het andere vaccin. Indien dit niet mogelijk is, kunnen ze ook tegelijkertijd worden toegediend.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten

Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.

Van zostervaccin is niet bekend of het een interactie geeft met bloedproducten; er hoeft geen interval te worden aangehouden.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.

Relevant:
Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde Middelen bij inflammatoire aandoeningen, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar), monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking (zie aldaar), alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax)

Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken (zie aldaar) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.

BACTERIELE VACCINS MET VIRALE VACCINS

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

BACTERIELE VACCINS MET VIRALE VACCINS
J07CA02
J07CA01

Referenties

  1. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen)., Geraadpleegd 15 feb 2021
  2. Informatorium Medicamentorum, ( Interacties), Geraadpleegd 3-2-2022
  3. GlaxoSmithKline BV, Infanrix hexa (EU/1/00/152), rev 42, 15-10-2020, www.emea.europa.eu
  4. RIVM, Rijksvaccinatieprogramma: vaccinatieschema versie 1.0 , 18 dec 2020

Wijzigingen

  • 15 april 2016 12:12: Leeftijd 1e vaccinatie aangepast conform RVP

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering