Triazoolderivaat. Posaconazol remt het enzym lanosterol 14α-demethylase (CYP51), dat bij gisten en schimmels een essentiële stap in de biosynthese van ergosterol katalyseert. Hierdoor beschadigt de plasmamembraan van de gist of schimmel, waardoor de membraanpermeabiliteit verandert en essentiële celbestanddelen verloren gaan. Het voornaamste resistentiemechanisme is het verkrijgen van substituties in het doelenzym, CYP51.
Doorgaans gevoelig zijn (in vitro):
Ook is de in vivo werkzaamheid tegen bovenstaande micro-organismen aangetoond in klinische studies bij de geregistreerde indicaties, na gebleken in vitro gevoeligheid van het kweekmateriaal.
Daarnaast suggereren microbiologische gegevens dat posaconazol werkzaam is tegen Rhizomucor, Mucor en Rhizopus; maar de klinische gegevens zijn bij deze verwekkers te beperkt om in vivo werkzaamheid vast te stellen. Verder zijn er de volgende in-vitro gegevens, waarvan de klinische relevantie onbekend is. In een surveillanceonderzoek naar > 3000 klinische schimmelisolaten, vertoonde 90% van de volgende schimmels de volgende minimale remmende concentratie (MIC) in vitro:
Posaconazol wordt langzaam geabsorbeerd na orale toediening. De plasma-eiwitbinding aan albumine is hoog, meer dan 98% [Krishna 2007, SmPC Noxafil]. Het metabolisme vindt voornamelijk plaats via UDP-glucuronidering (UGT1A4) [Chen 2020]. Vanaf zes maanden is er UGT1A4-genexpressie aanwezig, hoewel de enzymatische activiteit kan blijven toenemen tot ongeveer 1,4 jaar [Miyagi 2007] [Strassburg 2002]. Posaconazol wordt voornamelijk als onveranderde moederverbinding via de ontlasting uitgescheiden [Krishna 2007] [SmPC Noxafil].
Er is interindividuele variabiliteit in de PK van posaconazol, met name tijdens de absorptiefase en bij gebruik van de reguliere orale suspensieformulering bij kinderen. Over het algemeen verminderen een hogere maag-pH en een verhoogde gastro-intestinale motiliteit de biologische beschikbaarheid van de orale suspensie door de oplosbaarheid te verminderen en de verblijftijd in de maag te verkorten [Chen 2020]. Bij pediatrische patiënten die de orale suspensie kregen, was de relatieve biologische beschikbaarheid tot 1,95 keer hoger bij inname met een vetrijke maaltijd in vergelijking met normale voeding [Lin 2022]. Bovendien verminderde gelijktijdig gebruik van protonpompremmers de biologische beschikbaarheid van de suspensie aanzienlijk, met verminderingen variërend van 41,0% tot 75% [Kane 2023] [McCann 2023] [Boonsathorn 2019] [Elkayal 2021]. Diarree werd ook in verband gebracht met een afname van 33% in de biologische beschikbaarheid van de suspensie [Boonsathorn 2019] [Elkayal 2021].
De volgende PK-parameters werden gevonden in steady state na toediening van posaconazol orale suspensie in een dosis van 13,8 mg/kg/dag verdeeld over drie doses bij 14 kinderen van 2 tot 13 jaar: een Cmax van 0,96 ± 0,63 mg/ml en een CL van 0,8 l/kg/u [Vanstraelen 2016].
Bij 12 kinderen van 8 tot 17 jaar werd posaconazol orale suspensie toegediend in een totale dagelijkse dosis van 800 mg, verdeeld over meerdere doses, voor de behandeling van invasieve schimmelinfecties. De gemiddelde plasmaconcentraties (776 ng/ml) waren vergelijkbaar met die waargenomen bij 194 volwassen patiënten van 18 tot 64 jaar (817 ng/ml). Evenzo was in profylaxestudies de gemiddelde steady-state concentratie (Cav) bij adolescenten (13-17 jaar) vergelijkbaar met die bij volwassenen (≥18 jaar) [Krishna 2007] [SmPC Noxafil].
Bij 42 pediatrische patiënten hadden kinderen van 3 tot 10 jaar hogere doses orale suspensie nodig dan kinderen ouder dan 13 jaar (13,0 versus 6,0 mg/kg) [Kassa 2025]. In een cohort van 136 neutropenische kinderen van 3 maanden tot 18 jaar werd posaconazol orale suspensie toegediend in doses tot 18 mg/kg/dag, verdeeld over drie dagelijkse doses. Ongeveer 50% van de patiënten bereikte het vooraf bepaalde streefbereik voor Cav op dag 7 (500-2500 ng/ml). De blootstelling aan het geneesmiddel was over het algemeen hoger bij oudere kinderen (7 tot <18 jaar) dan bij jongere kinderen (2 tot <7 jaar) [Arrieta 2019] [SmPC Noxafil]:
|
7 tot 18 jaar |
2 tot 7 jaar |
3 maanden tot 2 jaar |
|||||||||||||
|
Dosis |
12 mg/kg/dag in 2 doses |
18 mg/kg/dag in 2 doses |
18 mg/kg/dag in 3 doses |
12 mg/kg/dag in 2 doses |
18 mg/kg/dag in 2 doses |
18 mg/kg/dag in 2 doses |
12 mg/kg/dag in 3 doses |
||||||||
|
Dag |
1 |
7 |
1 |
7 |
1 |
7 |
1 |
7 |
1 |
7 |
1 |
7 |
1 |
7 |
|
|
n |
19 |
14 |
12 |
12 |
10 |
10 |
22 |
16 |
12 |
12 |
5 |
5 |
1 |
1 |
|
|
Cmax (ng/mL) |
156 (78.1) |
1200 (75.5) |
162 (86.7) |
1390 (111.4) |
93.2 (60.8) |
1230 (64.2) |
196 (93.9) |
726 (125.5) |
175 (70.5) |
581 (61.0) |
109 (61.3) |
705 (60.9) |
103 |
520 |
|
|
Tmax (uur)a |
5.0 (2.97, 12.0) |
4.58 (0, 7.75) |
3.12 (2.92, 8.00) |
4.03 (0.0, 28.5) |
4.88 (2.92, 8.08) |
2.63 (0.00, 7.62) |
5.01 (2.92, 11.60) |
4.13 (0.0, 11.17) |
3.99 (2.98, 11.08) |
3.00 (0.0, 8.08) |
7.95 (2.98, 8.00) |
3.00 (0.0, 5.08) |
3.38 |
0.00 |
|
|
AUCtf (hr*ng/mL) |
1140 (93.7) |
11800 (75.4) |
1270 (98.1) |
13500 (115.8) |
424 (49.5) |
8310 (74.3) |
1300 (91.4) |
6770 (138.9) |
1210 (76.88) |
5350 (62.0) |
544 (59.6) |
4920 (67.1) |
574 |
3590 |
|
|
t1/2 (uur)a |
11.88 (7.92, 12.25) |
11.59 (7.95, 12.08) |
11.54 (2.92, 12.08) |
11.60 (7.33, 12.12) |
7.92 (4.83, 8.10) |
7.77 (4.67, 8.00) |
11.04 (7.98, 12.15) |
11.42 (8.00, 12.00) |
11.23 (9.07, 12.07) |
11.5 (8.0, 12.03) |
7.95 (7.83, 8.00) |
7.92 (7.82, 8.00) |
8.38 |
7.92 |
|
|
Gemiddelde Cavg (ng/mL)b |
107 (86.5, 92.5) |
1050 (76.2, 789) |
113 (89.1, 100) |
1240 (113.4, 1400) |
57.9 (52.2, 30.2) |
1150 (65.4, 750) |
122 (83.1, 101) |
604 (129.0, 779) |
112 (77.6, 86.9) |
485 (63.0, 306) |
68.4 (59.2, 40.4) |
620 (66.2, 411) |
68.5 |
453 |
|
|
Mediane Cavg (ng/mL)a |
87.7 (16.4, 398) |
979 (65.4, 2420) |
74.4 (33.8, 393) |
698 (181, 4660) |
56.2 (12.0, 105) |
1300 (127, 2340) |
94.7 (15.7, 437) |
414 (37.8, 3350) |
519 (48.3, 926) |
519 (48.3, 926) |
75.4 (28.10, 124) |
529 (191, 1280) |
68.5 |
453 |
|
a.Mediaan (min-max). b. Rekenkundig gemiddelde (%CV, SD)
De volgende PK-gegevens uit PopPK-onderzoeken zijn verkregen bij (immuungecompromitteerde) kinderen (0,4-18,5 jaar) die profylaxe of behandeling ondergingen voor invasieve schimmelinfecties met behulp van tabletten, suspensies of intraveneuze formuleringen.
|
Referentie |
Kane 2023 |
McCann 2023 |
Boonsathorn 2019 |
Lin 2022 |
Elkayal 2021 |
|
N= |
104 |
47 |
117 |
42 |
14 |
|
Leeftijd in jaren, mediaan (range) |
6.2 (0.4-16.8) |
12.3 (1.5-20.4) |
5.7 (0.5-18.5) |
5.5 (0.6-12.8) |
7 |
|
Toedieningsroute |
Tablet, suspensie, IV |
Tablet, suspensie, IV |
Tablet, suspensie |
Suspensie |
Suspensie |
|
Parameter |
Geschat (RSE%) |
Geschat (RSE%) |
Geschat (RSE%) |
Geschat (RSE%) |
Geschat (RSE%) |
|
CL(sat)(L/uur/70kg) |
13.47 (11.8)1 |
6 (17.4) |
|
|
|
|
CL/F (L/uur/70kg) |
|
|
14.95 (34.5)2 |
25.60 (9.8) |
15.4 (24) |
|
V (L/70kg) |
186.01 (37.6) |
146 (41.1) |
|
|
|
|
V/F (L/70kg) |
|
|
201.7 (38.8)2 |
1132 (21.0)3 |
1150 (34)3 |
|
Tablet F |
0.66 (21.0) |
0.67 (fixed) |
|
|
|
|
Suspensie F |
|
0.165 (28.1) |
|
|
|
|
Suspension F met high-fat maaltijd |
|
|
|
1.95 (23.1) |
|
|
Suspensie D50 (mg/m2) |
43.25 (14.2) |
|
|
|
|
|
Proportional effect of PPI on F |
-0.41 (27.5) |
OME: 0.247 (23.6) PAN: 0.379 (32.7) |
-0.42 (14.9) |
|
-0.42 (fixed) |
|
Proportional effect of diarrhea on F |
|
|
-0.33 (28) |
|
-0.33 (fixed) |
RSE, relatieve standaardfout; CLsat, maximale (of verzadigde) klaringssnelheid; V, distributievolume; F, biologische beschikbaarheid; CL/F, schijnbare klaring; V/F, schijnbaar volume; D50, dosis waarbij F 50% is; PPI, protonpompremmer; OME, omeprazol; PAN, pantoprazol Alle dispositietermen zijn gebaseerd op een volledig volwassen persoon van 70 kg, waarbij gebruik is gemaakt van allometrische schaalverdeling met exponenten van 1 voor volume en 0,75 voor CLsat.
1 Verzadigde klaringssnelheid;
2 CL/F en V/F hielden verband met de tabletformulering (F=1);
3 V/F kan overschat zijn vanwege het ontbreken van een referentieformulering; F is niet expliciet geschat.
< 2 jaar: Off-label
≥ 2 jaar: On-label
Inf Opl Conc 18 mg/ml
Maagsapresistente tablet 100 mg
Suspensie 40 mg/ml
Poeder, maagsapresistent, voor orale suspensie 300 mg
LET OP: Noxafil tabletten en maagsapresistent poeder voor orale suspensie zijn het voorkeurspreparaat voor optimalisering van de plasmaconcentraties en bieden over het algemeen een hogere blootstelling aan het geneesmiddel in het plasma dan de suspensie voor oraal gebruik. De tabletten/maagsapresistent poeder voor orale suspensie en de suspensie voor oraal gebruik zijn niet uitwisselbaar in verband met verschillende biologische beschikbaarheid.
40 mg/mL suspensie voor oraal gebruik
bevat 0.25 mg/mL benzylalcohol en 4.95 mg/mL propyleen glycol
LET OP:
| Behandeling invasieve schimmelinfectie |
|---|
|
| Profylaxe invasieve schimmelinfectie |
|---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Tot op heden is er geen duidelijke toxiciteitsdrempel voor serumspiegels vastgesteld.
De meest gemelde bijwerkingen zijn gastro-intestinale symptomen, waaronder misselijkheid, braken, diarree en buikpijn, met name bij orale formuleringen [Arrieta 2019] [Weerdenburg 2024] [Lehrnbecher 2010] [Gwee 2015]. De incidentie varieert sterk (6-57%), maar deze bijwerkingen leiden zelden tot stopzetting van de behandeling [Weerdenburg 2024].
Hepatotoxiciteit wordt vaak waargenomen, met transaminitis bij 20-51% van de patiënten. In sommige studies leidde dit in tot 31% van de gevallen tot stopzetting van de behandeling. De verhogingen van de leverenzymen varieerden van graad I tot III [Lin 2022] [Weerdenburg 2024].
Kassa [2025] identificeerde hypertensie als een mogelijke bijwerking bij pediatrische allo-HSCT-ontvangers, die bij 41,2% van de patiënten voorkwam, vaak zonder andere identificeerbare oorzaken. Hoewel er geen sterke correlatie met posaconazolspiegels werd gevonden, wijst deze bevinding op de noodzaak om naast de leverfunctie ook de bloeddruk te controleren.
Andere gemelde bijwerkingen zijn huidreacties (tot 12%), hoofdpijn en koorts, meestal mild en van voorbijgaande aard. (Ernstige) hypokaliëmie is ook een waargenomen bijwerking [Jia 2022] [Barton 2018]. Er is geen consistent verband gevonden tussen posaconazol-plasmaspiegels en het optreden of de ernst van bijwerkingen [Weerdenburg 2024].
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.
Vaak (1-10%): hypertensie. Paresthesie, duizeligheid, slaperigheid, hoofdpijn. Buikpijn, diarree, obstipatie, flatulentie, droge mond, dyspepsie, braken. Anorexie. Huiduitslag, jeuk. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Neutropenie. Verstoring elektrolytenbalans (waaronder hypokaliëmie, hypomagnesiëmie). Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, γGT) en bilirubinewaarde.
Soms (0,1-1%): allergische reactie. Hypotensie, bradycardie, palpitaties, verlenging QT-interval, supraventriculaire tachycardie, abnormaal ECG. Tachypneu, hoesten, de hik, (pijnlijke) pleuritis, bloedneus, verstopte neus. Hypo-esthesie, tremor, neuropathie, convulsies, afasie, slapeloosheid. Nervositeit, verwardheid, abnormale dromen, slaapstoornis. Troebel zicht, fotofobie. Zweertjes in de mond, mondoedeem. (Acuut) nierfalen, verhoogde creatininespiegel. Gastro-oesofageale refluxziekte, oprispingen, enteritis, abdominale distensie. Hepatomegalie, hepatitis, cholestatische hepatitis, cholestase, geelzucht. Pancreatitis. Miltinfarct. Lymfadenopathie. Dermatitis, erytheem, petechiën. Vasculitis. Haaruitval. Rugpijn, nekpijn, spierpijn. Menstruatiestoornis. Oedeem, tongoedeem, gezichtsoedeem, koude rillingen, malaise, pijn op de borst, slijmvliesontsteking. Anemie, leukopenie, trombocytopenie, eosinofilie. Hyperglykemie, hypoglykemie. Verlaagde bloedwaarde fosfor. Afwijkende thoraxfoto.
Zelden (0,01-0,1%): tachycardie, 'torsade de pointes', cardio-respiratoire stilstand, myocardinfarct, diepveneuze trombose, longembolie, cerebrovasculair accident, pulmonale hypertensie, hartfalen. Interstitiële pneumonie, pneumonitis. Syncope, encefalopathie. Dubbelzien, scotomen. Overgevoeligheidsreactie, oedeem van de tong en gelaat, vesiculeuze huiduitslag, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS). Gehoorbeschadiging. Psychose, depressie. Bijnierschorsinsufficiëntie. Gastro-intestinale bloeding, ileus. Renale tubulaire acidose, interstitiële nefritis. Hepatosplenomegalie, pijnlijke lever, leverfalen, asterixis. Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS), trombotische trombocytopenische purpura (TTP), pancytopenie, stollingsstoornis. Pseudohyperaldosteronisme. Verlaagde gonadotropinespiegel, pijnlijke borsten.
Verder zijn gemeld: ernstige leverreacties met fatale afloop. Fotosensibilisatie. Tromboflebitis (bij infusie).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
De biologische beschikbaarheid van posaconazol wordt sterk beïnvloed door voedselinname en zuurgraad. TDM lijkt in dit geval aangewezen. De SWAB hanteert de volgende spiegels (bij volwassenen):
- Therapie: dalspiegel > 1 mg/ml;
- Salvage-therapie dalspiegel > 1,5 mg/ml, bepaal het niveau na 5-7 dagen (steady state);
- Profylaxe: dalspiegel > 0,7 mg/ml
Gezien het optreden van onverklaarbare hypertensie bij pediatrische allo-HSCT-patiënten, wordt routinematige controle van zowel de leverfunctie als de bloeddruk aanbevolen [Kassa 2025].
In gevallen waarin voedsel niet wordt verdragen, kan een voedingssupplement worden gebruikt bij toediening van de orale suspensie (40 mg/ml) [SmPC Noxafil].
Wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor andere azolen, vanwege mogelijke kruisovergevoeligheid.
Verricht leverfunctietesten bij de start van en tijdens de therapie. Bij afwijkende leverfunctiewaarden is regelmatige controle noodzakelijk, bij tekenen van leverziekte overwegen deze therapie te staken.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor 'torsade de pointes' zoals sinusbradycardie, cardiomyopathie, bestaande symptomatische aritmieën en aangeboren of verworven verlenging van het QTc-interval. Controleer op elektrolytenstoornissen (kalium, magnesium, calcium) en corrigeer deze waar nodig vóór en tijdens deze therapie.
Glucoseconcentraties kunnen beïnvloed worden door inname van posaconazol; bij diabetes de bloedglucosewaarden extra controleren.
Wegens variabiliteit in de blootstelling bij een ernstige nierfunctiestoornis en daarnaast bij patiënten met ernstige gastro-intestinale stoornissen (bv. ernstige diarree) extra letten op doorbraakschimmelinfecties. Andere aandachtspunten:
Fotosensibilisatie kan optreden. Instrueer de patiënt om zich tijdens de behandeling te beschermen tegen overmatig zonlicht, zoals door het dragen van UV-werende kleding en het gebruik van een zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor (SPF).
Posaconazol is substraat voor UGT. Het remt CYP3A4.
Relevant:
Absorptie: secretieremmende middelen verlagen de absorptie door verhoging van de pH in de maag. Combinatie wordt bij voorkeur vermeden. Deze interactie is niet van toepassing voor de maagsapresistente tablet van posaconazol.
Afname posaconazol: de concentratie daalt door carbamazepine, efavirenz, fenytoïne, flucloxacilline, nevirapine, rifabutine en rifampicine, met als mogelijk gevolg therapeutisch falen. Bovendien kan de concentratie van carbamazepine, fenytoïne of rifabutine stijgen door posaconazol.
Posaconazol verhoogt de concentratie van: zie bij Interactielijsten, krachtige CYP3A4-remmers, en van digoxine, edoxaban en etravirine.
Overig effect: de concentratie van atazanavir en fosamprenavir stijgt, bovendien kan de posaconazolconcentratie dalen door atazanavir en fosamprenavir.
De concentratie van posaconazol kan dalen door lumacaftor. Daarnaast stijgt de concentratie van ivacaftor (in het combinatiepreparaat met lumacaftor, Orkambi®) tijdelijk in de eerste week.
Bij combinatie met tretinoïne zijn hypercalciëmie en pseudotumor cerebri (intracraniale drukverhoging) gemeld.
Niet relevant:
Posaconazol verhoogt de concentratie van: zie bij Interactielijsten, krachtige CYP3A4-remmers, en van alectinib, fentanyl (intraveneus, oromucosaal, sublinguaal of nasaal toegediend) en fluticason.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met fluvastatine, pravastatine en rosuvastatine.
Niet relevant:
Posaconazol verhoogt de concentratie van: krachtige CYP3A4-remmers, en van alectinib, fentanyl (intraveneus, oromucosaal, sublinguaal of nasaal toegediend) en fluticason.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met fluvastatine, pravastatine en rosuvastatine.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
| ANTIBIOTICA | ||
|---|---|---|
|
Abelcet; Ambisome
|
J02AA01 | |
| TRIAZOOL- EN TETRAZOOLDERIVATEN | ||
|---|---|---|
|
Diflucan
|
J02AC01 | |
|
Cresemba
|
J02AC05 | |
|
Trisporal
|
J02AC02 | |
|
Vfend
|
J02AC03 | |
| OVERIGE ANTIMYCOTICA VOOR SYSTEMISCH GEBRUIK | ||
|---|---|---|
|
Ecalta
|
J02AX06 | |
|
Cancidas
|
J02AX04 | |
| J02AX01 | ||
|
Mycamine
|
J02AX05 | |