Hydromorfon

Stofnaam
Hydromorfon
Merknaam
Palladon, Hydagelan
ATC code
N02AA03
Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Overdosering
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Opiumalkaloïd, μ-receptoragonist. Analgetisch, anxiolytisch, antitussief en sedatief effect. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Farmacokinetiek bij kinderen

De volgende farmacokinetische parameters werden gevonden:

Leeftijd n Dosering Cmax (ng/ml) tmax (uur) Cl (ml/min/kg) Referentie
7 jaar 1 4 mg/dag in 2 doses controlled release 1,07 6 - Babul 1995
7 jaar 1 10 mg/dag in 2 doses
controlled release
1,48 4 - Babul 1995
Gemiddeld 15.3 jaar 5 1,4 microg/kg/uur continue IV infusie - - 28,6-98,2 (gemiddeld 51,7) Collins 1996

Label dosisadvies Kinderformularium

>12 jaar: on-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Ernstige pijn bij kankerpatiënten en ernstige postoperatieve pijn:
>
12 jaar:
Subcutaan: Start 1-2 mg als bolus iedere 3-4 uur; infusie 0,15-0,45 mg/uur (0,004 mg/kg/uur) 
Intraveneus: Start 1-1,5 mg als bolus iedere 3-4 uur, langzaam injecteren gedurende tenminste 2 tot 3 minuten; infusie 0,15-0,45 mg/uur (0.004 mg/kg/uur)
PCA (SC en IV) 0,2 mg bolus, stop interval 5-10 min.

Ernstige pijn bij kankerpatiënten:
>12 jaar:
Oraal (preparaat met normale afgifte): Normale startdosering: 1,3 of 2,6 mg elke 4-6 uur

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Injectie/infusieoplossing (hydrochloride) 10 mg/ml; 50 mg/ml: 
Capsule "IR"* (hydrochloride) 1.3 mg; 2.6 mg
Caps. met gereguleerde afgifte "SR"* (hydrochloride) 4 mg; 8 mg; 16 mg; 24 mg

  • Injectievloeistof is geschikt voor orale toediening
  • IR staat voor immediate release en betreft het normale preparaat (geen gereguleerde of verlengde afgifte), SR staat voor sustained release en betreft het preparaat met verlengde afgifte

 

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

Ernstige pijn
  • Oraal
    • Normaal preparaat (geen gereguleerde of verlengde afgifte)
      • ≥ 1 maand en < 10 kg
        [5]
        • Startdosering: 10 - 20 microg./kg/dosis elke 3-4 uur.
          • Titreren op basis van effect.  
          • De injectie/infusieoplossing is geschikt voor orale toediening
      • ≥ 1 maand en ≥ 10 kg
        [3] [5] [6] [7]
        • Startdosering: 30 - 80 microg./kg/dosis elke 3-4 uur. Max: 2,6 mg/dosis.
          • Titreren op basis van effect.  
          • De injectie/infusieoplossing is geschikt voor orale toediening
          • Een normaal preparaat kan indien gewenst worden omgezet naar een preparaat met verlengde afgifte. De dagdosis kan dan over 2 giften worden verdeeld.
  • Intraveneus
    • ≥ 1 maand en < 10 kg
      [5] [7]
      • Startdosering: 3 - 5 microg./kg/dosis elke 3-4 uur.
        • Titreren op basis van effect.  
        • Langzaam toedienen in ten minste 2-3 minuten.
        • Alternatief: continu infuus 1-2 microg/kg/uur
    • ≥ 1 maand en 10 tot 50 kg
      [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7]
      • Startdosering: 10 - 15 microg./kg/dosis elke 3-4 uur.
        • Titreren op basis van effect.  
        • Langzaam toedienen in ten minste 2-3 minuten.
        • Alternatief: continu infuus 3-5 microg/kg/uur
        • Alternatief: PCA pomp bolus 3-4 microg/kg/dosis, lockoutinterval 5-10 minuten. Indien nodig met continue achtergrondinfusie: start 3-5 microgram/kg/uur
    • ≥ 1 maand en ≥ 50 kg
      [3] [7]
      • Startdosering: 1 - 1,5 mg/dosis elke 3-4 uur.
        • Titreren op basis van effect.  
        • Langzaam toedienen in ten minste 2-3 minuten.
        • Alternatief: continu infuus 3-5 microg/kg/uur, max. 450 microg/uur
        • Alternatief: PCA pomp bolus 200 microg/dosis, lockout interval 5-10 minuten. Indien nodig met continue achtergrondinfusie: start 3-5 microgram/kg/uur
  • Subcutaan
    • ≥ 1 maand en < 10 kg
      [5] [7]
      • Startdosering: 3 - 5 microg./kg/dosis elke 3-4 uur.
        • Titreren op basis van effect.  
        • Alternatief: continu infuus 1-2 microg/kg/uur
    • ≥ 1 maand en 10 tot 50 kg
      [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7]
      • Startdosering: 10 - 15 microg./kg/dosis elke 3-4 uur.
        • Titreren op basis van effect.  
        • Alternatief: continu infuus 3-5 microg/kg/uur
    • ≥ 1 maand en ≥ 50 kg
      [3] [7]
      • Startdosering: 1 - 1,5 mg/dosis elke 3-4 uur.
        • Titreren op basis van effect.  
        • Alternatief: continu infuus 3-5 microg/kg/uur, max. 450 microg/uur.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.

GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

De frequentie van bijwerkingen kan verschillen per toedieningsvorm.

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, obstipatie, misselijkheid en braken, licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, jeuk, asthenie.

Vaak (1-10%): hypotensie, hallucinaties, verwardheid, angst, slapeloosheid, zweten, droge mond, abdominale pijn, anorexie, huiduitslag, urineretentie, aandrang.

Soms (0,1-1%): stemmingsveranderingen (o.a. euforie, dysforie), nachtmerrie, hoofdpijn, vermoeidheid, malaise, tolerantie, dyskinesie, paresthesie, tremor, myoclonus, tachycardie, verhoogde bloeddruk, visusstoornis (wazig zien, miose), dyspepsie, diarree, smaakstoornis, dyspneu, allergische huidreactie zoals urticaria. Erectiestoornis.

Zelden (0,01-0,1%): sufheid of sedering, lethargie, ademhalingsdepressie, bronchospasme, spasme van de galwegen, epileptische aanval, agitatie, blozen, bradycardie, palpitaties.

Zeer zelden (> 0,01%): overgevoeligheidsverschijnselen zoals orofaryngeaal oedeem, agressie, hyperalgesie (met name bij hogere doseringen), paralytische ileus, perifeer oedeem. Stijging van pancreas- en/of leverenzymwaarden. Opvliegers. Vallen. Psychische en lichamelijke afhankelijkheid, ontwenningsverschijnselen (agitatie, prikkelbaarheid, nervositeit, rusteloosheid, angst, zwakte, hyperkinesie, tremor, myalgie, rugpijn, gewrichtspijn, tranenvloed, rinorroe, geeuwen, zweten, rillingen, mydriase, buikkrampen, slapeloosheid, misselijkheid, braken, diarree, anorexie, verhoogde bloeddruk of ademhaling of hartslag) tolerantie, neonataal abstinentiesyndroom (NAS). Na injectie: irritatie, verharding van de huid op de toedieningsplaats (vooral na herhaaldelijke s.c. injectie).

Gemeld is centraal slaapapneusyndroom (CSA).

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • acute ademhalingsdepressie, obstructieve luchtweginfecties, cyanose, hypoxie of verhoogde plasma CO2-spiegels;
  • cor pulmonale;
  • hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
  • alcoholisme;
  • coma, convulsieve aandoening;
  • acute buik, paralytische ileus, en na galblaas of galwegoperatie;
  • acute leveraandoening;
  • operatieve ingreep.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Hydromorfon is een sterk opiaat en er zijn sterke verschillen tussen orale en intraveneuze dosering. Voorzichtigheid is geboden met het omzetten van de ene route naar de andere. Bij het omzetten van intraveneus naar orale hydromorfon kunnen de doseringen tot 3-5x de IV-doseringen bereiken (NVK 2013, SmPC).

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid (verslaving). Kruistolerantie met andere opioïden kan optreden. Misbruik kan leiden tot overdosis en/of overlijden. Bij patiënten die gevoelig zijn voor verslavingsziekten is voorzichtigheid geboden. De kans op een opioïdengebruiksstoornis neemt toe bij een persoonlijke of familiegeschiedenis van middelenmisbruik (incl. alcohol), bij rokers en bij patiënten met een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen zoals ernstige depressie, angst en persoonlijkheidsstoornis. Controleer op 'drug seeking'-gedrag en raadpleeg eventueel een verslavingsdeskundige. Voor meer informatie over verantwoord omgaan met opioïden, zie Opiaten.nl. Voor informatie voor de patiënt, zie gebruik van sterke pijnstillers enstoppen met sterke pijnstillers.

Bij abrupt staken kan een onthoudingssyndroom optreden. Geleidelijk afbouwen van de dosering helpt om ontwenningsverschijnselen (agitatie, nervositeit, angst, hyperkinesie, tremor, myalgie, rugpijn, gewrichtspijn, tranenvloed, loopneus, zweten, mydriase, slapeloosheid, misselijkheid, anorexie, diarree, en verhoogde bloeddruk, ademhalings- of hartfrequentie) te voorkomen. Voor afbouwschema's, zie handreiking afbouw opioïden.

Voorzichtigheid is geboden bij cardiovasculaire aandoeningen, oudere of verzwakte patiënten, toxische psychose, onbehandeld myxoedeem, shock, hypotensie met hypovolemie, slaapapneu, lever- en nierfunctiestoornissen, galblaasaandoeningen of galstenen, obstructieve of inflammatoire darmaandoeningen, pancreatitis, convulsies, ernstige obesitas, opioïd-afhankelijkheid, alcoholisme, hoofdletsel, flauwvallen, verminderde ademreserve zoals bij emfyseem, kyfoscoliose, ernstige chronische obstructieve luchtweg- of longaandoeningen, ernstige astma bronchiale en bij overmatige slijmvorming in de luchtwegen. Bij prostaathyperplasie, hypothyroïdie, bijnierschorsinsufficiëntie, pancreatitis, delirium tremens, leverfunctie stoornis, ernstige nierfunctiestoornis en bij ouderen (> 75 jaar) wordt een lagere dosering aanbevolen.

Bij optreden van hyperalgesie de dosering van hydromorfon verlagen of overschakelen op een ander opioïd.

Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, zoals centrale slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Overweeg bij patiënten met CSA om de totale dosering van opioïden te verlagen, omdat de kans op CSA dosisafhankelijk is.

Vanwege het analgetische effect van opioïden kunnen ernstige intra-abdominale complicaties, zoals darmperforatie, gemaskeerd worden.

Bij paralytische ileus de behandeling onmiddellijk staken.

Het gebruik van het preparaat met directe afgifte of de injectie dient 4 uur en van het retard preparaat 24 uur vóór een operatieve ingreep die de pijnoorzaak wegneemt, te worden gestaakt. Indien na de operatie verdere pijnstilling nodig is de dosering aan de nieuwe behoefte aanpassen.

Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as of de hypothalamus-hypofyse-gonade-as beïnvloeden, waardoor de prolactinespiegel stijgt en de cortisol- en testosteronspiegel dalen.

De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 12 jaar zijn niet vastgesteld (gewone capsule en injectievloeistof).

Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Opioïden algemeen:

Relevant: 
Bij combinatie van fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol met de niet-selectieve MAO-remmers fenelzine en tranylcypromine is serotonerge toxiciteit gemeld (onder andere opwinding, spierrigiditeit, hyperpyrexie, zweten, bewusteloosheid, soms ademhalingsdepressie en hypotensie). Combinatie van fentanyl of pethidine met fenelzine en tranylcypromine moet worden vermeden; bij oxycodon en tramadol moet men bedacht zijn op de symptomen.

Bij combinatie van pethidine met moclobemide of selegiline is serotonerge toxiciteit gemeld.

Bij toevoeging van een partiële agonist/antagonist, waaronder ook het ontwenningsmiddel nalmefeen, kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. De combinatie moet worden vermeden. In geval van buprenorfinepleister kan het omgekeerde wel: een opioïdagonist kan worden toegevoegd aan een buprenorfinepleister bij chronische hevige pijn.

Naloxon en naltrexon zijn antagonisten van opioïden; bij combinatie kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. Toevoeging van naloxon of naltrexon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon of naltrexon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd aan naloxon of naltrexon acute ademnood optreden.

Niet relevant:
Gabapentine en pregabaline kunnen de werking van opioïden versterken. De depressieve werking op het centrale zenuwstelsel neemt toe, met als mogelijk gevolg een hoger risico op overmatige sedatie en ademhalingsdepressie. 

Geen interactie: 
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van niet-selectieve MAO-remmers met opioïden anders dan fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol; de meeste fabrikanten ontraden echter het gebruik tijdens of binnen 2 weken na behandeling met niet-selectieve MAO-remmers.

Er is ook onvoldoende onderbouwing voor interactie van moclobemide, rasagiline of selegiline met opioïden anders dan pethidine.

Niet beoordeeld: 
Bij combinatie met hydroxyboterzuur is het risico op ademhalingsdepressie en centraal-depressieve effecten verhoogd. De combinatie wordt afgeraden.

 

OPIOIDEN

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

NATUURLIJKE OPIUMALKALOIDEN

Morfine

Oramorph, MS Contin, Sendolor
N02AA01

Oxycodon

Oxynorm, Oxycontin
N02AA05
FENYLPIPERIDINEDERIVATEN

Fentanyl (transdermaal en nasaal)

Durogesic (pleister), Instanyl, Pecfent
N02AB03
N02AB02
DIFENYLPROPYLAMINEDERIVATEN

Piritramide

Dipidolor
N02AC03
ORIPAVINEDERIVATEN

Buprenorfine

Temgesic
N02AE01
MORFINANDERIVATEN

Nalbufine

Nubain
N02AF02
OVERIGE OPIOIDEN

Tapentadol

Palexia
N02AX06

Tramadol

Tramal
N02AX02
OPIOIDEN MET NIET-OPIOIDE ANALGETICA
N02AJ13

Referenties

  1. Collins, J. J., et al, Patient-controlled analgesia for mucositis pain in children: a three-period crossover study comparing morphine and hydromorphone., J Pediatr, 1996, 129(5), 722-8
  2. Dunbar, P. J., et al., Use of patient-controlled analgesia for pain control for children receiving bone marrow transplant, J Pain Symptom Manage, 1995, 10(8), 604-11
  3. Friedrichsdorf, S. J., et al, The management of pain in children with life-limiting illnesses., Pediatr Clin North Am, 2007, 54(5), 645-72
  4. Karl, H. W., et al, Controlled trial of morphine vs hydromorphone for patient-controlled analgesia in children with postoperative pain, Pain Med , 2012, 13(12), 1658-9
  5. Zernikow, B., et al, Pediatric palliative care: use of opioids for the management of pain, Paediatr Drugs, 2009, 11(2), 129-51
  6. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde , Richtlijn Palliatieve zorg voor kinderen. Versie 1, 2013
  7. Mundipharma Pharmaceuticals B.V., , , SmPC Palladon (RVG 26549, 26550, 22162, 22163, 22164, 22165, 104836, 104838) 06-04-2018, www.geneesmiddeleninformatiebank.nl
  8. Babul, N., et al, Hydromorphone and metabolite pharmacokinetics in children, J Pain Symptom Manage, 1995, 10(5), 335-7
  9. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch kompas (Eigenschappen, bijwerkingen, contra-indicaties, waarschuwingen en voorzorgen), Geraadpleegd 21-11-2025
  10. Informatorium Medicamentorum, Interacties, Geraadpleegd 21-11-2025

Wijzigingen

  • 11 mei 2021 15:46: Toedieningssnelheid voor SC toediening verwijderd. Variatie in bioequivalantie tussen IV en PO toegevoegd.
  • 08 februari 2021 08:37: NIEUW

Therapeutic Drug Monitoring