Niet-selectieve μ-, δ- en κ-opiaatreceptoragonist met een matig analgetische werking, en daarnaast een antitussief effect. Remt de neuronale heropname van noradrenaline en versterkt de afgifte van serotonine.
Vandenbossche et al. 2015 vond de volgende (mean±SD) farmacokinetische parameters na orale toediening (tabletten) van gemiddeld 1,5 mg/kg/dosis elke 6 uur gedurende 3 dagen:
7-11 jaar (n=6) | 12-16 jaar (n=11) | |
Cmax tramadol (ng/ml) | 362±94 | 242±116 |
Cmax actieve O-desmethylmetaboliet (ng/ml) | 89±40 | 89±33 |
Tmax tramadol (uur) | 1,7±0,5 | 1,9±0,8 |
Tmax actieve O-desmethylmetaboliet (uur) | 1,8±0,8 | 2,1±1,0 |
Cl (ml/min/kg) | 8,2±1,0 | 9,7±3,3 |
Payne et al. 2002 vond daarnaast de volgende (mean±SD) farmacokinetische parameters na eenmalige orale toediening (druppels) van 1,5 mg/kg aan 24 kinderen van 4 tot 7 jaar:
Cmax actieve O-desmethylmetaboliet (ng/ml) | 37,5±5,2 |
Tmax tramadol (min) | <30 |
Tmax actieve O-desmethylmetaboliet (uur) | 4,5±1,5 |
T½ tramadol (uur) | 3,6±1,1 |
T½ actieve O-desmethylmetaboliet (uur) | 5,8±1,7 |
Cl (ml/min/kg) | 5,6±2,7 |
Vd (l/kg) | 4,1±1,2 |
De volgende farmacokinetische parameters werden gevonden in de studie van Zwaveling et al. 2004 bij 12 kinderen 1-6 jaar die eenmalig 1-1,9 mg/kg tramadol rectaal kregen toegediend na inductie van anesthesie:
Cmax (ng/ml) (Mean±SD) | 200±60 |
Tmax (uur) (Mean±SD) | 2,4±1,0 |
T½ (uur) (Mean±SEM) | 4,3±0,2 |
Cl (ml/min) (Mean±SEM) | 273±25 |
In deze studie van Zwaveling et al. 2004 was de Cmax (mean±SD) van de actieve O-desmethylmetaboliet 35±15 ng/ml; deze werd bereikt na 3,9±1,1 uur.
Capsule (hydrochloride) 50 mg
Druppels, oraal (hydrochloride) 100 mg/ml
Inj.vlst. (hydrochloride) 50 mg/ml
Tablet met gereguleerde afgifte (hydrochloride) 100 mg, 150 mg, 200 mg
Zetpil "Z" (hydrochloride) 100 mg
Tablet met gereguleerde afgifte "once daily" (hydrochloride) 200 mg, 300 mg
Bruistablet (hydrochloride) 50 mg
Caps. met gereguleerde afgifte (hydrochloride) 50 mg, 150 mg, 200 mg
Pijn |
---|
|
Aanpassingen als volgt:
Misselijkheid, braken en hoofdpijn.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Duizeligheid. Asthenie.
Vaak (1-10%): obstipatie, braken. Droge mond, hyperhidrose. Verwardheid, hoofdpijn, slaperigheid, vermoeidheid. Vasodilatatie (door verhoogde serotoninespiegels).
Soms (0,1-1%): druk op de maag en vol gevoel, braakneigingen, diarree. Orthostatische hypotensie of cardiovasculaire collaps (m.n. bij snelle i.v.-toediening of patiënten met stress), cardiovasculaire deregulering (palpitaties, tachycardie). Vermoeidheid. Huiduitslag, jeuk, urticaria, erytheem.
Zelden (0,01-0,1%): dyspneu, allergische reacties (bv. bronchospasme, angio-oedeem), anafylaxie. Bradycardie, hypertensie. Wazig zien, miose, mydriase. Stemmingsveranderingen, hallucinaties, verwardheid, angst, nachtmerries, slaapstoornissen, delirium, cognitieve en sensorische stoornissen, tremor, paresthesieën, motorische slapte, coördinatiestoornis, syncope, convulsies. Eetlustveranderingen. Mictiestoornissen (o.a. dysurie, urineretentie). Stijging van leverenzymwaarden.
Zeer zelden (< 0,01%): vertigo, ataxie. Myocardischemie, ECG-afwijkingen. Ademhalingsdepressie kan optreden. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Smaakstoornissen, hik.
Verder zijn gemeld: spraakstoornissen, hypoglykemie. Tolerantie en psychische en fysieke afhankelijkheid kunnen optreden. Neonataal abstinentiesyndroom.
Na staken van behandeling met tramadol: ontwenningsverschijnselen als agitatie, angst, nervositeit, slapeloosheid, hyperkinesie, trillen en gastro-intestinale symptomen. Zeer zelden (< 0,01%): paniekaanvallen, ernstige angst, hallucinaties, paresthesieën, tinnitus en ongebruikelijke symptomen van het CZS (verwardheid, wanen, depersonalisatie, derealisatie en paranoia).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Kinderen hebben een grotere kans op ademhalingsdepressie bij het gebruik van tramadol bij alle ingrepen/condities waarbij de luchtweg op enige wijze gehinderd zou kunnen zijn (FDA safety announcement 20-4-2017, Anderson et al 2017).
De druppelvloeistof heeft een concentratie van 100 mg/ml; dit betekent dat 1 druppel 2,5 mg tramadol bevat.
Bij chronische pijn altijd voorschrijven in combinatie met een laxans.
Bij optreden van ernstige bijwerkingen of wanneer het effect uitblijft kan er sprake zijn van een afwijkend geneesmiddelmetabolisme. CYP2D6 kan de variatie in respons bepalen. Genotypering kan overwogen worden.
Tramadol kan, vooral bij langdurig gebruik, gewenning, psychische en fysische afhankelijkheid veroorzaken. Daarom dient bij patiënten die neigen tot medicijnmisbruik of -afhankelijkheid, de behandeling met tramadol kort en intermitterend te zijn. Gebruik bij verslavingsgevoelige patiënten is niet aan te bevelen, tenzij een zeer strikte medicatiecontrole wordt uitgevoerd.
Bij gebruik van tramadol in therapeutische doseringen zijn onthoudingsverschijnselen gemeld (1:8000). Na (langdurig) gebruik de dosering langzaam afbouwen.
Wees voorzichtig bij hersentrauma, verhoogde intracraniële druk, shock, voorgeschiedenis van convulsieve aandoeningen, ernstige obstructieve longaandoeningen (astma, COPD), ernstige respiratoire insufficiëntie of verminderde ademreserve (m.n. bij gelijktijdig gebruik van centraal depressieve middelen of indien de aanbevolen dosering wordt overschreden) en bij overmatige slijmvorming in de luchtwegen.
Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen kunnen optreden, zoals centrale slaapapneu. Overweeg verlaging van de opioiddosering.
Tramadol wordt gemetaboliseerd door CYP2D6. Bij ontbreken van dit enzym wordt onvoldoende analgetisch effect bereikt; bij 'ultrarapid metabolizers' kan opioïde toxiciteit optreden bij normale doses.
Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors of de hypothalamus hypofysaire gonadale as beïnvloeden. De prolactinespiegel kan toenemen en de cortisol- en testosteronspiegels kunnen afnemen.
Vanwege het analgetische effect van opioïden kunnen ernstige intra-abdominale complicaties, zoals darmperforatie, gemaskeerd worden.
Bij toepassing bij acute pijn ermee rekening houden dat het analgetisch effect circa een uur later inzet (i.v. wel sneller).
In therapeutische doseringen zijn convulsies gerapporteerd; bij doseringen hoger dan de aanbevolen maximale dosering (400 mg/dag) neemt de kans op convulsies toe. Epilepsiepatiënten zorgvuldig monitoren.
Bij homozygote patiënten met fenylketonurie moet bij gebruik van de bruistabletten de hoeveelheid aspartaam worden doorberekend in het voedingsvoorschrift.
Relevant:
Bij combinatie met duloxetine, fenelzine, SSRI's, tranylcypromine, venlafaxine of vortioxetine is in enkele gevallen serotonerge toxiciteit gemeld.
Niet relevant:
De plasmaconcentratie daalt door rifampicine.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met carbamazepine.
Niet beoordeeld:
Er zijn incidentele meldingen van een versterkte werking van VKA's die mogelijk verband houden met gebruik van tramadol.
De digoxineconcentratie kan stijgen door tramadol.
Interacties opoiden algemeen
Relevant: bij combinatie van fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol met de niet-selectieve MAO-remmers fenelzine en tranylcypromine is serotonerge toxiciteit gemeld (onder andere opwinding, spierrigiditeit, hyperpyrexie, zweten, bewusteloosheid, soms ademhalingsdepressie en hypotensie). Combinatie van fentanyl of pethidine met fenelzine en tranylcypromine moet worden vermeden; bij oxycodon en tramadol moet men bedacht zijn op de symptomen.
Bij combinatie van pethidine met moclobemide of selegiline is serotonerge toxiciteit gemeld.
Bij toevoeging van een partiële agonist/antagonist, waaronder ook het ontwenningsmiddel nalmefeen, kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. De combinatie moet worden vermeden. In geval van buprenorfinepleister kan het omgekeerde wel: een opioïdagonist kan worden toegevoegd aan een buprenorfinepleister bij chronische hevige pijn.
Naloxon en naltrexon zijn antagonisten van opioïden; bij combinatie kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. Toevoeging van naloxon of naltrexon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon of naltrexon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd aan naloxon of naltrexon acute ademnood optreden.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van niet-selectieve MAO-remmers met opioïden anders dan fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol; de meeste fabrikanten ontraden echter het gebruik tijdens of binnen 2 weken na behandeling met niet-selectieve MAO-remmers.
Er is ook onvoldoende onderbouwing voor interactie van moclobemide, rasagiline of selegiline met opioïden anders dan pethidine.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NATUURLIJKE OPIUMALKALOIDEN | ||
---|---|---|
Palladon, Hydagelan
|
N02AA03 | |
Oramorph, Kapanol, MS Contin, Sendolor
|
N02AA01 | |
Oxynorm, Oxycontin
|
N02AA05 |
FENYLPIPERIDINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Durogesic (pleister), Instanyl, Pecfent
|
N02AB03 | |
N02AB02 |
DIFENYLPROPYLAMINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Dipidolor
|
N02AC03 |
ORIPAVINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Temgesic
|
N02AE01 |
MORFINANDERIVATEN | ||
---|---|---|
Nubain
|
N02AF02 |
OVERIGE OPIOIDEN | ||
---|---|---|
Palexia
|
N02AX06 |
OPIOIDEN MET NIET-OPIOIDE ANALGETICA | ||
---|---|---|
Zaldiar
|
N02AJ13 |