Cefalosporine van de eerste generatie, met bactericide werking. Cefazoline bindt zich aan penicilline-bindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. Cefazoline wordt geïnactiveerd door β-lactamasen. Andere resistentiemechanismen omvatten verandering in of veranderde toegang tot het aangrijpingspunt (de PBP's). Er bestaat kruisresistentie tussen cefalosporinen en penicillinen. Cefazoline heeft een breed werkingsspectrum, met een grote werkzaamheid tegen Gram-positieve bacteriën (m.n. kokken) en relatief beperkte werkzaamheid tegen Gram-negatieve bacteriën. De tijd boven MIC is bepalend voor het effect.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
Gram-negatieve micro-organismen die induceerbare chromosoomgebonden β-lactamasen bevatten, zoals Citrobacter spp., Enterobacter spp., Providentia spp. en Serratia spp. moeten als (verworven) resistent beschouwd worden voor cefazoline ondanks aangetoonde in vitro gevoeligheid.
Resistent zijn verder ook:
Uit de studie van Nahata et al. blijkt (N=9, leeftijd 10 maanden – 10 jaar) dat de eliminatiehalfwaardetijd van cefazoline bij kinderen gemiddeld 1,68 ± 0,55 uur bedraagt. De totale klaring en het schijnbare verdelingsvolume bedragen respectievelijk 1,43 ± 0,54 ml/min/kg en 0,08 ± 0,03 l/kg.
Uit de studie van Deguchi et al. blijkt dat het percentage van de vrije fractie van cefazoline bij neonaten sterk fluctueert. Verdelingsvolume bij neonaten bedraagt 0,21 – 0, 37 l/kg.
Perioperatieve profylaxe:
<1 mnd: Off-label
>1 mnd: doseringen >100 mg/kg/dag: Off-label
Infecties: On-label
Poeder voor inj. vlst. (als Na-zout) 1000 mg
Injectievloeistof in voorgevulde spuit 1000 mg = 10 ml; 2000 mg = 20 ml; 2000 mg = 10 ml
Peri-operatieve profylaxe |
---|
|
Infecties door zeer gevoelige gram- positieve micro-organismen |
---|
|
Infecties door minder gevoelige gram- positieve micro-organismen en door de gram- negatieve verwekkers |
---|
Dosisaanpassingen zijn niet nodig bij gebruik als peri-operatieve profylaxe.
Andere indicaties:
< 14 jaar
≥14 jaar:
Creatinine klaring 35 - 54 ml/min: Normale dagelijksedosis (geen dosisaanpassing), doseerinterval van 8 uur
Creatinine klaring 10 - 34 mL/min: Geef eerst eenmalig de normale dosering per gift, ga verder met 50% van normale dagelijkse dosis, doseerinterval 12 uur
Creatinine klaring < 10 ml/min: Geef eerst eenmalig de normale dosering per gift, ga verder met 50% van de normale dagelijkse dosis, doseerinterval 18-24 uur
[SmPC Cefazolin Fresenius]
Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden. De tijd boven de MIC is bepalend voor het effect.
Geen gegevens bekend
Tromboflebitis, koorts, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, bloedbeeldafwijkingen, tijdelijke verhoging leverenzymen.
Vaak (1-10%): bij i.m.-injectie: pijn op de injectieplaats, soms met induratie.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Convulsies (bij onaangepaste hoge dosering in aanwezigheid van een nierfunctiestoornis). Geneesmiddel–geïnduceerde koorts, interstitiële pneumonie of pneumonitis. Orale spruw (bij langdurig gebruik). Exantheem, erytheem, erythema exsudativum multiforme, urticaria. Bij i.v.-toediening: tromboflebitis.
Zelden (0,01-0,1%): pijn op de borst. Pleura–effusie, dyspneu, respiratoire 'distress', hoesten, rinitis. Genitale candidiasis, vaginitis. Misselijkheid, braken, diarree, anorexie (verdwijnen vaak tijdens of na de behandeling). Duizeligheid, vermoeidheid, malaise. Stevens–Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Bloedbeeldafwijkingen zoals leukocytose, granulocytose, monocytose, lymfocytopenie, basofilie, eosinofilie, granulocytopenie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie; deze effecten zijn reversibel. Bij enkele andere cefalosporinen zijn anemieën (aplastische anemie, hemolytische anemie) en pancytopenie gemeld. Tijdelijke stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, γGT, LDH en alkalische fosfatase) en bilirubine, voorbijgaande hepatitis, voorbijgaande cholestatische icterus. Tijdelijke stijging ureumgehalte in bloed, proteïnurie, interstitiële nefritis, ongedefinieerde nefropathieën, andere nefrotoxiciteit (meestal bij gelijktijdige behandeling met andere potentieel nefrotoxische geneesmiddelen). Stijging of daling van de bloedglucosespiegel.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische shock (met oedeem in het gelaat, zwelling van tong, larynx, vernauwing van de luchtwegen, verhoogde hartfrequentie, dyspneu, bloeddrukdaling). Stollingsstoornis en, als gevolg daarvan, bloedingen (vooral bij een tekort aan vitamine K of andere factoren die bloedstollingsstoornissen kunnen veroorzaken zoals kunstmatige voeding, ondervoeding, verminderde lever- en/of nierfunctie, trombocytopenie of aandoeningen die bloedingen veroorzaken of verergeren zoals hemofilie, maag- of duodenumulcera). Anale of genitale jeuk.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Cefalosporinen kunnen in het algemeen worden gegeven aan patiënten, die overgevoelig zijn voor penicillinen, hoewel kruisreacties zijn gemeld. Speciale zorg is geïndiceerd bij patiënten, die eerder een anafylactische reactie hadden door penicillinen. Pseudomembraneuze colitis kan optreden tijdens het gebruik van antibiotica. Indien zich pseudomembraneuze colitis ontwikkelt, dient de cefazoline behandeling gestaakt te worden en een geschikte therapie te worden gestart. Bij langdurig gebruik is controle van bloedbeeld, lever- en nierfunctie gewenst.
Gebruik bij kinderen < 1 jaar: voor de i.m.–injectie: cefazoline niet oplossen in lidocaïne-oplossing.
Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid tussen cefalosporinen onderling en tussen cefalosporinen en penicillinen komt voor.
Controle van de nierfunctie is gewenst, vooral bij ernstig ziekte patiënten bij toepassing van maximale doses en bij patiënten met gebruik van andere nefrotoxische geneesmiddelen (zie rubriek Interacties), in verband met mogelijke nefrotoxiciteit (afname nierfunctie, tubulusnecrose, interstitiële nefritis). Bij een verminderde nierfunctie kunnen hogere en langer aanhoudende antibioticumconcentraties voorkomen, daarom de dagdosering en/of het toedieningsinterval aanpassen; zie rubriek Dosering.
Risicofactoren voor het optreden van bloedstollingsstoornissen zijn vitamine K-deficiëntie, verminderde lever– en nierfunctie, trombocytopenie, hemofilie, maag–darmulcus, en parenterale voeding (TPV). Bij aanwezigheid van deze risicofactoren: controleer de protrombinetijd (of INR) en geef eventueel vitamine K–suppletie (10 mg/week).
Langdurig gebruik van cefalosporinen kan leiden tot overgroei van niet-gevoelige micro-organismen. Als een superinfectie optreedt tijdens de behandeling, passende maatregelen nemen. Diarree door Clostridioides difficile (CDAD) is gemeld, in ernst variërend van beperkte diarree tot fatale colitis. CDAD kan tot 2 maanden na toediening van antibiotica optreden; houd hier rekening mee bij alle patiënten met diarree na antibioticumgebruik. Bij vermoeden of bevestiging van CDAD moet het huidige antibioticumgebruik dat niet gericht is tegen C. difficile mogelijk worden gestaakt.
Intrathecale toediening wordt afgeraden omdat hierbij ernstige intoxicatie van het centrale zenuwstelsel is gemeld, bv. convulsies.
Door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden, evenals glucosebepalingen in de urine met koperbevattende reagentia (Benedict-suikerreactie of Fehling-reagens e.d.).
Relevant:
Het risico op een bloeding is verhoogd bij combinatie met rifampicine, beide middelen kunnen leiden tot vitamine K deficiëntie.
Cefalosporines algemeen:
Relevant:
Het effect van VKA's kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode. Het zogenaamde ´hypoprotrombinemische´ cefamandol remt waarschijnlijk de productie van vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met orale anticonceptiva, tetracyclines of met TNF-α-antagonisten.
Niet beoordeeld:
Het risico op nefrotoxische verschijnselen wordt verhoogd door combinatie met andere potentieel nefrotoxische middelen, zoals aminoglycosiden, polymyxines en furosemide.
Combinatie met probenecide kan leiden tot een verhoogde plasmaconcentratie van de cefalosporines die in voldoende mate renaal via tubulaire secretie worden geëlimineerd (cefaclor, cefalexine, cefazoline, cefamandol, ceftibuten, cefuroxim, cefotaxim). De interactie met probenecide berust op remming van de tubulaire secretie van het antibioticum.
De werking kan worden geantagoneerd door chlooramfenicol en macroliden.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
CEFALOSPORINES VAN DE EERSTE GENERATIE | ||
---|---|---|
Keforal
|
J01DB01 |
CEFALOSPORINES VAN DE TWEEDE GENERATIE | ||
---|---|---|
Ceclor
|
J01DC04 | |
J01DC02 |
CEFALOSPORINES VAN DE DERDE GENERATIE | ||
---|---|---|
J01DD01 | ||
J01DD02 | ||
Zavicefta
|
J01DD52 | |
Cedax
|
J01DD14 | |
Rocephin
|
J01DD04 |
CEFALOSPORINES VAN DE VIERDE GENERATIE | ||
---|---|---|
J01DE01 |
MONOBACTAM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Cayston
|
J01DF01 |
CARBAPENEM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Invanze
|
J01DH03 | |
J01DH51 | ||
Meronem
|
J01DH02 |
OVERIGE CEFALOSPORINES EN PENEMS | ||
---|---|---|
Zinforo
|
J01DI02 |