Vitamine K-antagonist. Racemisch mengsel. Remt de bloedstolling door als antagonist van vitamine K de synthese van de stollingsfactoren II, VII, IX en X te blokkeren. Reeds gevormde stollingsfactoren worden niet beïnvloed
Geen informatie
Tablet 3 mg
Suspensie 1 mg/ml (doorgeleverde bereiding LUMC)
Antistolling |
---|
|
Overweeg de oplaaddosis te verlagen bij nierfunctiestoornissen.
Vaak (1-10%): bloedingen (meestal in huid, spieren, maag-darmstelsel, tractus urogenitalis, hersenen, baarmoeder, lever, galblaas, oog).
Soms (0,1-1%): blauwe tenensyndroom.
Zelden (0,01-0,1%): hemorragische anemie.
Zeer zelden (< 0,01%): (fatale) verstoorde leverfunctie, hepatitis, geelzucht.
Verder zijn gemeld: gastro-intestinale aandoeningen zoals misselijkheid, diarree, braken, verminderde eetlust. Overgevoeligheid (zoals Henoch-Schönlein-vasculitis), allergische huidreacties, dermatitis, huidnecrose (bij aanvang van de behandeling), calciphylaxis, alopecia, purpura fulminans (soms fataal). Bij langdurig gebruik: osteopenie, osteoporose.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
De gevoeligheid voor vitamine K-antagonisten is individueel verschillend en kan bovendien tijdens de behandeling veranderen (bv. door ziekte, geneesmiddelgebruik, verandering in gastro–intestinale resorptie). Regelmatige controle van de bloedstolling (INR) en de daarop gebaseerde dosering is daarom noodzakelijk. Indien regelmatige controle niet mogelijk is, een andere behandeling overwegen.
Bij langdurige behandeling de leverfunctie periodiek controleren, bijvoorbeeld na 3 en 6 maanden en vervolgens jaarlijks. Bij gestoorde leverfunctie zowel de leverfunctie als de INR nauwkeuriger controleren. Bij optreden van hepatitis de toediening staken.
Voorzichtig zijn bij ernstig hartfalen, omdat de activering of gamma-carboxylering van de stollingsfactoren verminderd kan zijn.
Wees voorzichtig bij hematologische aandoeningen met een verhoogde bloedingsneiging (bv. bloeddyscrasie) en andere vormen van hemorragische diathese (gebruik bij matige tot ernstige hemorragische diathese is gecontra-indiceerd). Mogelijk kan fenprocoumon worden gebruikt in combinatie met substitutie van een deficiënt eiwit. Voorzichtig toepassen bij bekende of verwachte proteïne C- of S-deficiëntie.
Wees voorzichtig bij intra-arteriële puncties.
I.m. injecties vermijden wegens het risico van hematomen.
Na longresectie, operaties aan geslachtsorganen, maag en galwegen, bij intracerebrale bloedingen, bloedingen in de tractus urogenitalis, ulcera in het maag-darmkanaal, ernstige arteriosclerose, nierinsufficiëntie en verhoogde fragiliteit van de vaten (zoals bij ernstige hypertensie of diabetes met fundusafwijkingen) is zorgvuldige bewaking van de met fenprocoumon behandelde patiënt nodig.
Bij huidnecrose de behandeling met fenprocoumon staken en onmiddellijk op heparine overgaan.
Calciphylaxis is gemeld bij gebruik van vitamine K-antagonisten, hoofdzakelijk bij dialysepatiënten in het eindstadium van de nierziekte of bij risicofactoren, zoals proteïne C-of S-deficiëntie, hyperfosfatemie, hypercalciëmie of hypoalbuminemie. Bij vaststellen van calciphylaxis een passende behandeling instellen en overwegen de behandeling te staken.
Volgens de richtlijn Antitrombotica van het Kenniscentrum Mondzorg (KIMO) 2019 is staken van een vitamine K-antagonist (VKA) niet nodig bij een INR ≤ 3,5 (maximaal 24 uur ervoor bepaald). Aanvullende maatregelen (zoals verkleinen van het wondoppervlak, faseren van de behandeling, inhechten resorbeerbare wondverbanden) kunnen overwogen worden bij meerdere factoren die het bloedingsrisico verhogen. Eventueel overleggen met de voorschrijver/trombosedienst als wordt ingeschat dat deze aanvullende maatregelen mogelijk niet voldoende zijn. Bij een recente INR > 3,5 eerst overleggen met de trombosedienst. Als er geen recente (≤ 24 uur oud) INR bekend is, deze eerst bepalen. Bij geleidingsanesthesie hoeft een VKA niet gestaakt te worden. Voor een abcesincisie bij twijfel overleggen met een MKA-chirurg. Bij combinatie van een VKA met een trombocytenaggregatieremmer overleggen met de trombosedienst. Zie voor meer informatie, ook over eventueel te nemen lokale maatregelen, de richtlijn Antitrombotica van het KIMO (2019)
Interacties vitamine K-antagonisten algemeen:
Relevant:
Absorptie: de absorptie neemt af door gelijktijdige inname met colestyramine. Gescheiden toediening (ten minste 4 uur tussenpoos) verlaagt het risico hierop.
Afname VKA's: de werking neemt af door bepaalde inductoren (apalutamide, (fos)aprepitant, bosentan, carbamazepine, enzalutamide, fenobarbital, fenytoïne, griseofulvine, hypericum, primidon, rifabutine, rifampicine, rifaximine). Bovendien kan de werking van fenytoïne worden versterkt door VKA's. Pas op bij staken van de enzyminducerende stof: er treedt dan een toename van het antistollingseffect op.
De werking neemt ook af door azathioprine, flucloxacilline en metformine.
De werking van VKA's wordt in een aantal uren geantagoneerd door vitamine K (vitamine K1 en K2); omgekeerd kunnen VKA's de werking van vitamine K antagoneren. Met vitamine K wordt vooral fytomenadion (vitamine K1) bedoeld, maar ook menaquinon 7 (vitamine K2). Enkelvoudige producten met fytomenadion worden bewust als antidotum toegepast bij overdosering met een VKA. Er zijn echter ook producten in de vrije verkoop die, behalve fytomenadion, nog andere vitamines en mineralen bevatten; bij deze producten is voorzichtigheid geboden. Hetzelfde geldt voor enterale voeding met fytomenadion.
Tijdens het instellen op een thionamide (thyreostatica) kan de behoefte aan VKA's toenemen doordat de schildklierfunctie weer normaal wordt.
Toename VKA's: de werking wordt versterkt door allopurinol, amiodaron, anabole steroïden, androgenen, azolen (fluconazol, itraconazol, ketoconazol, miconazol (gecontraïndiceerd), voriconazol), benzbromaron, cefamandol, cotrimoxazol (gecontraïndiceerd), danazol, disopyramide, disulfiram, fibraten, glucagon (alleen van belang bij doses vanaf 25 mg glucagon per dag gedurende 2 of meer dagen), isoniazide, kinidine, leflunomide (de actieve metaboliet van leflunomide, teriflunomide, heeft mogelijk ander effect op VKA's), metronidazol, noscapine, (es)omeprazol, propafenon, rosuvastatine, tamoxifen en (instelling op) thyreomimetica.
De werking kan ook worden versterkt door SSRI's, duloxetine, trazodon, venlafaxine en hoge doses corticosteroiden; bij gebruik van deze middelen kan de bloedingsneiging toenemen.
NSAID's en salicylaten in antitrombotische dosering (preparaten met max. 100 mg per doseereenheid) versterken de werking van VKA's door farmacodynamische interactie. Ze hebben meestal geen invloed op de farmacokinetiek of het directe effect van de VKA's op de stollingsfactoren. Bij sommige patiënten wordt ook de INR beïnvloed. Door remming van de trombocytenaggregatie en hun ulcerogeen effect blijft de combinatie echter riskant. NSAID's moeten zo min mogelijk worden voorgeschreven aan patiënten die VKA's gebruiken. Bij NSAID-gebruik tot 1 week is dit weinig relevant.
Analgetische doseringen salicylaten (preparaten met meer dan 100 mg per doseereenheid) kunnen een verlenging van de protrombinetijd geven, zodat gelijktijdig gebruik hiervan is gecontraïndiceerd; ook combinatie met fenylbutazon of piroxicam is gecontraïndiceerd.
Het bloedingsrisico neemt toe door acalabrutinib en ibrutinib; acalabrutinib en ibrutinib remmen de trombocytenaggregatie.
Bij gebruik van antibiotica kan het effect ogenschijnlijk worden versterkt. Bij ziekten gepaard gaande met koorts worden door de hogere temperatuur de stollingseiwitten sneller afgebroken en stijgt de INR-waarde.
Overig effect: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers, monoklonale antilichamen bij kanker met een cytostatische component, alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax) kunnen het effect van VKA's op veel manieren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van de VKA gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming of inductie spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf, leverinsufficiëntie door metastasen en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van een VKA geeft een extra verhoogde bloedingsneiging.
Bepaalde HIV-middelen (HIV-proteaseremmers, cobicistat, efavirenz, etravirine, nevirapine) beïnvloeden het effect van VKA's. HIV-middelen worden in combinatie antiretrovirale therapie (cART) toegepast, daardoor is niet altijd te voorspellen welk effect overheerst. De meeste HIV-middelen versterken het effect, enkele andere HIV-middelen verminderen het effect.
Niet relevant:
Het metabolisme van warfarine wordt geremd door medroxyprogesteron, megestrol, vemurafenib en vismodegib.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met abirateron, anastrozol, bicalutamide, darolutamide, exemestaan, letrozol, nilutamide en monoklonale antilichamen bij kanker.
Niet beoordeeld:
De werking kan worden versterkt door alcohol in grote hoeveelheden, chloralhydraat, glucosamine, kinine en trombolytica.
De werking kan zowel worden versterkt als verzwakt door orale anticonceptiva.
De werking wordt acuut geantagoneerd door protrombinecomplex.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
VITAMINE K-ANTAGONISTEN | ||
---|---|---|
B01AA07 |
HEPARINEGROEP | ||
---|---|---|
Fragmin
|
B01AB04 | |
Orgaran
|
B01AB09 | |
B01AB05 | ||
Heparine Leo
|
B01AB01 | |
Heparine Leo
|
B01AB01 | |
Fraxiparine, Fraxodi
|
B01AB06 | |
Innohep
|
B01AB10 |
TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS EXCL HEPARINE | ||
---|---|---|
Aspirine, Aspro, Alka-Seltzer (acetylsalicylzuur), Ascal (carbasalaatcalcium)
|
B01AC06 | |
Plavix, Grepid, Iscover
|
B01AC04 | |
Flolan, Veletri
|
B01AC09 |
ENZYMEN | ||
---|---|---|
Actilyse, Actilyse Cathflow
|
B01AD02 | |
Medacinase
|
B01AD04 |
DIRECTE TROMBINEREMMERS | ||
---|---|---|
Pradaxa
|
B01AE07 |
OVERIGE ANTITHROMBOTICA | ||
---|---|---|
Defitelio
|
B01AX01 |
DIRECTE REMMERS VAN FACTOR XA | ||
---|---|---|
Xarelto
|
B01AF01 |