Dabigatran etexilaat is een prodrug die na absorptie door esterasen in plasma en lever snel wordt omgezet tot het werkzame dabigatran. Dabigatran is een krachtige, competitieve, reversibele, directe remmer van trombine en voorkomt hiermee de vorming van fibrine uit fibrinogeen. Dabigatran remt zowel het vrije als het fibrinegebonden trombine en de door trombine teweeggebrachte plaatjesaggregatie. Er is een duidelijke samenhang tussen de mate van antistollingseffect en de concentratie van dabigatran in plasma.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Capsule (etexilaat als mesilaat) 75 mg, 110 mg en 150 mg
Sachet (etexilaat als mesilaat) 20 mg, 30 mg, 40 mg, 110 mg, 150 mg
LET OP: |
---|
|
Behandeling van veneuze trombo-embolie en preventie van recidiverende veneuze trombo-embolie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Aanpassingen als volgt:
Vaak (1-10%): Anemie, trombocytopenie, huiduitslag, urticaria, hematoom, epistaxis, diarree, dyspepsie, misselijkheid, gastro-oesofageale refluxziekte, braken, verhoogde leverenzymen, alopecia
Soms (0,1-1%): verlaagd hemoglobine, verlaagd hematocriet, neutropenie, overgevoeligheid, pruritis, intracraniele bloeding, hemaoptoe, gastro-intestinale bloeding, buikpijn, rectale bloeding, gastro-oesofagitis, dysfagie, Toegenomen ALAT en/of ASAT, hyperbilirubinemie, huidbloedingen, urogenitale bloeding, met inbegrip van hematurie, traumatische bloeding.
Verder zijn gemeld: agranulocytose, anafylactische reactie, angio-oedeem, bronchospasme, andere bloedingen, gastro-intestinale zweer, waaronder
oesofagus-ulcera, hemartrose, abnormale leverfunctie(test)
Bij DVT/PE-behandeling of preventie:
Vaak (1-10%): gastro-intestinale bloeding, rectale bloeding, huidbloeding, neusbloeding, urogenitale bloeding (hematurie). Dyspepsie.
Soms (0,1-1%): anemie. Huiduitslag, jeuk, overgevoeligheid. Hematoom, hemorroïdale bloeding en overige bloedingen, hemoptoë. Buikpijn, misselijkheid, braken, diarree, gastro-intestinale zweer (o.a. oesofagus ulcera), gastro-oesofageale refluxziekte of ontsteking. Stijging van leverenzymwaarden (incl. ASAT, ALAT). Hemartrose.
Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie. Urticaria, angio-oedeem, anafylactische reactie. intracraniële bloeding, bloeding op een injectieplaats of op de plaats van een katheter of incisie. Dysfagie.
Verder zijn gemeld: verlaagd hemoglobinegehalte, verlaagd hematocriet. Bronchospasme. Alopecia. Hyperbilirubinemie. Neutropenie, agranulocytose.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
De behandeling van VTE met oraal dabigatran pas starten na een behandeling met een parenteraal antistollingsmiddel van ten minste 5 dagen.
Voor bepaalde zeer specifieke pediatrische patiënten, bijvoorbeeld patiënten met een dunne darmziekte waarbij de absorptie verstoord kan zijn, dient het gebruik van een anticoagulans met parenterale toedieningsweg te worden overwogen.
Bij invasieve of chirurgische ingrepen dient de behandeling met dabigatran tijdelijk gestaakt te worden opgeleide van de nierfunctie:
Schrijf geen DOAC's voor bij patiënten met het antifosfolipidensyndroom (APS), met name bij veel kans op trombo-embolische aandoeningen (dit is: positief getest op alledrie de antifosfolipidetesten). Rivaroxaban is bij deze patiënten in verband gebracht met meer kans op een recidief van trombose in vergelijking met warfarine; dit geldt mogelijk ook voor de andere DOAC's. Beoordeel of de behandeling met een DOAC voortgezet moet worden bij patiënten met APS, met name bij een toegenomen kans op trombo-embolische aandoeningen en overweeg om over te stappen op een vitamine K-antagonist.
Toegenomen bloedingsneiging: Wees uiterst voorzichtig bij ziekten en aandoeningen met een verhoogde bloedingsneiging. De kans op bloedingen neemt ook toe bij factoren die de plasmaspiegel van dabigatran verhogen (verminderde nierfunctie, een leeftijd ≥ 75 j., een lichaamsgewicht < 50 kg en/óf een combinatie met remmers van P-glycoproteïne) en bij combinatie met geneesmiddelen die de bloedstolling remmen. Bij een onverklaarde afname in het hemoglobine en/of hematocriet of een onverklaarde bloeddrukdaling, onderzoeken of dit wordt veroorzaakt door een bloeding; bij het optreden van ernstige bloedingen de behandeling staken en zonodig idarucizumab als antidotum gebruiken.
Vóór het begin van de behandeling: de nierfunctie bepalen met de Cockcroft-Gaultmethode en tijdens de behandeling indien een verminderde nierfunctie waarschijnlijk is (hypovolemie, dehydratie, bepaalde comedicatie). Bij patiënten met een verminderde nierfunctie of een leeftijd > 75 jaar de nierfunctie jaarlijks controleren en vaker indien de verminderde nierfunctie waarschijnlijk is (bij hypovolemie, dehydratie). Bij de ontwikkeling van acuut nierfalen de behandeling stoppen.
Bij spoedeisende operatieve ingrepen is vanwege meer kans op bloedingen, tijdelijk stoppen met dabigatran noodzakelijk. Eventueel kan idarucizumab worden toegediend als antidotum; in dat geval is er wél meer kans op trombose vanwege de onderliggende aandoening. De behandeling kan, als de patiënt klinisch stabiel is en de hemostase voldoende is hersteld, 24 uur na toediening van idarucizumab weer worden herstart. Bij subacute operaties/ingrepen dabigatran ook tijdelijk staken en indien mogelijk de operatie uitstellen tot 12 uur na de laatste dosis dabigatran in verband met een anders mogelijk groter bloedingsrisico. Bij een electieve operatie met een normale kans op bloedingen en een normale nierfunctie (creatinineklaring ≥ 80 ml/min) dabigatran indien mogelijk 24 uur voor de operatie staken; bij een grotere operatie of meer kans op bloedingen dabigatran 2 dagen voor de operatie staken. Is hierbij wél sprake van een verminderde nierfunctie dan kan het volgende worden aangehouden: bij een creatinineklaring tussen 50 en 80 ml/min en tevens veel kans op bloeding (of grote operatie): 2–3 dagen ervoor stoppen, bij normale kansen 1–2 dagen ervoor; bij een creatinineklaring tussen 30 en 50 ml/min en tevens veel kans op bloeding (of grote operatie): 4 dagen ervoor stoppen, bij normale kansen 2–3 dagen (> 48 uur) ervoor. Na de operatie de behandeling zo snel mogelijk herstarten, indien de klinische situatie dit toelaat én hemostase is bereikt.
Volgens de richtlijn Antitrombotica van het Kenniscentrum Mondzorg (KIMO) 2019 is staken van dabigatran niet nodig bij extracties, parodontale behandeling, implantaatplaatsing, biopteren, operatieve verwijdering van gebitselementen, apexresectie, sinusbodemelevatie of peri-implantaire chirurgie. Aanvullende maatregelen (zoals verkleinen van het wondoppervlak, faseren van de behandeling, inhechten resorbeerbare wondverbanden) kunnen overwogen worden bij meerdere factoren die het bloedingsrisico verhogen. Eventueel overleggen met de voorschrijver als deze aanvullende maatregelen mogelijk niet voldoende zijn. Bij geleidingsanesthesie hoeft dabigatran niet gestaakt te worden. Voor een abcesincisie bij twijfel overleggen met een MKA-chirurg. Bij een combinatie van dabigatran met een trombocytenaggregatieremmer overleggen met de voorschrijver of het veilig is kortdurend de medicatie aan te passen. Zie voor meer informatie, ook over eventueel te nemen lokale maatregelen de richtlijn Antitrombotica van het KIMO (2019).
Bij cardioversie hoeft dabigatran niet gestopt te worden. Katheterablatie vanwege atriumfibrilleren kan plaatsvinden bij gebruik van tweemaal per dag 150 mg dabigatran. Er is geen ervaring met patiënten die om diverse redenen tweemaal per dag 110 mg dabigatran gebruiken en een katheterablatie ondergaan. Bij PCI met stentplaatsing (bij de indicatie CVA-preventie bij atriumfibrilleren) kan dabigatran gegeven worden nadat hemostase is bereikt.
Epidurale pijnstilling: Toepassing wordt niet aanbevolen bij postoperatieve pijnstilling via een epidurale katheter; na verwijdering van de katheter twee uur wachten met de eerste toediening van dabigatran en daarna regelmatig controleren op neurologische verschijnselen (zoals gevoelloosheid of verzwakking van de benen, darm- of blaasdisfunctie).
Een INR-test is onbetrouwbaar bij gebruik van dabigatran; indien de antistolling gemeten moet worden, hiervoor andere testen gebruiken (bv. aPTT).
Onderzoeksgegevens: In verband met het ontbreken van onderzoeksgegevens wordt toepassing niet aanbevolen bij gestegen leverenzymwaarden > 2× ULN.
Dabigatranetexilaat is substraat voor P-gp, dabigatran niet.
Relevant:
Afname dabigatran: de concentratie daalt door P-gp-inductoren (carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, hypericum, primidon, rifampicine); combinatie wordt ontraden.
Toename dabigatran: de concentratie stijgt door P-gp-remmers; de combinatie moet worden vermeden (een uitzondering is amiodaron bij gebruik van dabigatran bij atriumfibrilleren). Bij combinatie met amiodaron, kinidine of verapamil moet volgens de fabrikant de dosering worden aangepast (zie D.), afhankelijk van de indicatie voor dabigatran. Bij combinatie met verapamil en verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-50 ml/min) moet de dosering verder worden aangepast.
De concentratie stijgt ook door atazanavir, cobicistat en bepaalde HCV-middelen (elbasvir/grazoprevir, glecaprevir/pibrentasvir, ledipasvir/sofosbuvir, sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir).
Overig effect: ticagrelor verhoogt het bloedingsrisico; bovendien remt ticagrelor het metabolisme van dabigatran.
Niet relevant:
Afname dabigatran: de concentratie daalt door (es)omeprazol, pantoprazol en natriumzirkoniumcyclosilicaat (bij gelijktijdige inname).
Toename dabigatran: de concentratie stijgt door claritromycine
Niet beoordeeld:
Combinatie met HIV-proteaseremmers wordt ontraden.
Interacties DOACS algemeen:
Onderstaande farmacodynamische interacties gelden voor alle DOAC’s. Daarnaast kunnen farmacokinetische interacties per DOAC verschillend zijn omdat DOAC's op verschillende wijze worden gemetaboliseerd, zie hiervoor de afzonderlijke stofmonografieën.
Relevant:
De bloedingsneiging neemt toe bij combinatie met acalabrutinib, ibrutinib, NSAID's en salicylaten in antitrombotische dosering of zanubrutinib.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met SSRI's.
Niet beoordeeld:
Het bloedingsrisico neemt toe bij combinatie met trombocytenaggregatieremmers, trombolytica, VKA's, heparine of een LMWH. Volgens de productinformatie is combinatie gecontraïndiceerd met VKA's, heparine of een LMWH, behalve bij overstappen van of naar de DOAC, of wanneer heparine wordt gegeven in doses die noodzakelijk zijn om een centrale veneuze of arteriële katheter open te houden.
Het bloedingsrisico kan toenemen bij combinatie met duloxetine en venlafaxine.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
VITAMINE K-ANTAGONISTEN | ||
---|---|---|
B01AA07 | ||
Marcoumar
|
B01AA04 |
HEPARINEGROEP | ||
---|---|---|
Fragmin
|
B01AB04 | |
Orgaran
|
B01AB09 | |
B01AB05 | ||
Heparine Leo
|
B01AB01 | |
Heparine Leo
|
B01AB01 | |
Fraxiparine, Fraxodi
|
B01AB06 | |
Innohep
|
B01AB10 |
TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS EXCL HEPARINE | ||
---|---|---|
Aspirine, Aspro, Alka-Seltzer (acetylsalicylzuur), Ascal (carbasalaatcalcium)
|
B01AC06 | |
Plavix, Grepid, Iscover
|
B01AC04 | |
Flolan, Veletri
|
B01AC09 |
ENZYMEN | ||
---|---|---|
Actilyse, Actilyse Cathflow
|
B01AD02 | |
Medacinase
|
B01AD04 |
OVERIGE ANTITHROMBOTICA | ||
---|---|---|
Defitelio
|
B01AX01 |
DIRECTE REMMERS VAN FACTOR XA | ||
---|---|---|
Xarelto
|
B01AF01 |