Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Methylprednisolon

Stofnaam
Methylprednisolon
Merknaam
Solu-medrol
ATC code
H02AB04

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Corticosteroïd met sterk glucocorticoïde eigenschappen; het mineralocorticoïde effect is te verwaarlozen. De natriumsuccinaatverbinding (Solu-Medrol) wordt toegepast indien snel hoge bloedspiegels van methylprednisolon zijn vereist.

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Algemene opmerkingen

100 mg methylprednisolon komt overeen met ca 500 mg hydrocortison.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Startdosis volwassenen: 10-500 mg IV afhankelijk van de indicatie. Verder op klinische respons. Bij zuigelingen en kinderen kan de dosering worden verlaagd, maar men zal zich eerder baseren op ernst van toestand en respons van de patient dan op leeftijd of lichaamsgewich, niet lager dan 0,5 mg/kg/om de 24 uur

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Poeder voor infusieopl. (als Na-succinaat) 125 mg + 2 ml oplosm; 40 mg + 1 ml oplosm; 500 mg, 1000 mg

Solu-medrol injectievloeistof 40 mg/ml bevat lactose. Methylprednisolon in de sterkte 62,5 mg/ml voor injectie (2 ml Act-O-Vial) en 500 mg en 1000 mg voor infusie (flacon) bevatten geen lactose.

Depo-Medrol niet geschikt is voor IV gebruik

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Doseringen

Pulse-therapie na rejectie donororganen of therapie resistente SLE
  • Intraveneus
    • 1 maand tot 18 jaar
      [1] [7]
      • 10 - 15 mg/kg/dag in 1 dosis. Max: 30mg/kg/dag, maar niet hoger dan 1 g/dag.
      • Behandelduur:

        Bij orgaantransplantatie gedurende 3 dagen; bij SLE, sJIA gedurende 1-3 dagen.

      • Toedienen in 30-60 minuten ondergeleide van bloeddruk- en hartfrequentiemeting (monitor).

Alloreactieve longproblemen
  • Intraveneus
    • 1 maand tot 18 jaar
      [1]
      • Pulse: 10 mg/kg/dag in 1 dosis Maximale dosering per gift: 1 g/dosis.
      • Behandelduur:

        Pulse gedurende 3 dagen.

      • Toedienen in 30-60 minuten ondergeleide van bloeddruk- en hartfrequentiemeting (monitor). Minimaal éénmalig, zonodig vaker; maximaal 6 pulsen met een frequentie van éénmaal per maand.

        De pulse wordt gevolgd door prednisolon 2 mg/kg/dag onderhoud, waarna wekelijkse afbouw met 0,5 mg/kg/dag tot 0,5 mg/kg/dag.

Nektrauma (ruggemerg letsel)
  • Intraveneus
    • 1 maand tot 18 jaar
      [1] [6]
      • Startdosering: 30 mg/kg/dosis, éénmalig.
      • Onderhoudsdosering: 5,4 mg/kg/uur, continu infuus. Gedurende 23 uur..
      • Bij dreigende dwarslaesie. 

Hemolytische autoimmuun anemie
  • Intraveneus
    • 1 maand tot 18 jaar
      [1]
      • 4 - 8 mg/kg/dag in 4 doses.
      • Behandelduur:

        1-3 dagen

      • Doseren op geleide van effect.

Juveniele dermatomyositis
  • Intraveneus
    • 1 maand tot 18 jaar
      [4]
      • Stootkuur: 15 - 30 mg/kg/dag in 1 dosis
      • Behandelduur:

        3 achtereenvolgende dagen

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.

GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Bijwerkingen bij kinderen

Hyperglycemie, ritmestoornissen, hypertrofische cardiomyopathie bij premature neonaten; pseudotumor cerebri. Stemmingsveranderingen, abnormaal gedrag, slapeloosheid en prikkelbaarheid komen vaak voor bij kinderen. Verder zijn subcapsulair en kern cataract gemeld bij kinderen.

Bij hoge doseringen: pancreatis.

Bij langdurig gebruik van suprafysiologische doseringen: groeiremming en osteoporose, naast maagdarmulcera, verminderde afweer tegen infecties, vetzucht en onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse bijnieras, 

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, metabole acidose, hypo- of hypertensie en verhoogde calciumuitscheiding.

Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, neuropathische artropathie, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen) en peesruptuur (vooral van de Achillespees).

Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, darmperforatie, peritonitis, acute pancreatitis (bij hoge doses), oesofagitis, misselijkheid, dyspepsie, buikpijn, opgezette buik en diarree. Herhaalde puls-therapie met i.v.-methylprednisolon kan (meestal bij een aanvangsdosis van ≥ 1 gram per dag) hepatotoxiciteit, zoals acute hepatitis, veroorzaken.

Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, striae, erytheem, jeuk, hyper- of hypopigmentatie, toegenomen transpiratie, verminderde respons bij huidtesten, acne, allergische reacties zoals angio-oedeem en urticaria, versnelde groei van Kaposi-sarcoom (waarschijnlijk reversibel).

Bloed en bloedvaten: leukocytose, trombotische voorvallen, longembolie.

Neurologische effecten: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen bij snel afbouwen van de behandeling, convulsies, amnesie, duizeligheid, vertigo, hoofdpijn.

Endocriene effecten: menstruatiestoornis, hirsutisme, Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde glucosetolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.

Oog: chorioretinopathie, cataract, glaucoom, exoftalmie, wazig zien. Zeldzame gevallen van blindheid gepaard gaande met intralaesionale behandeling rondom het gezicht en hoofd.

Psychische reacties: verwardheid, prikkelbaarheid, depressie, euforie, slapeloosheid, angst, gedragsstoornissen, stemmingswisselingen, persoonlijkheidsveranderingen, psychose, zelfmoordgedachten. Ook kunnen bestaande emotionele instabiliteit en psychotische neigingen verergeren.

Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, verhoogde waarde ureum in bloed, dyslipidemie, toegenomen eetlust (wat kan leiden tot gewichtstoename), centripetale vetzucht (gelaat, romp) en zeer zelden reversibele epidurale, mediastinale of epicardiale lipomatose.

Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen. Geneesmiddelenovergevoeligheid, anafylactische en anafylactoïde reactie. Hik. Reactie op de toedieningsplaats, steriel abces, perifeer oedeem, vermoeidheid, malaise. Stijging van ASAT, ALAT, AF, ureum in bloed. Feochromocytoomcrisis.

Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een abstinentiesyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.

Na snelle i.v.-toediening van hoge doses (> 0,5 g methylprednisolonnatriumsuccinaat in < 10 min) zijn hartaritmieën, circulatoire collaps en hartstilstand gemeld. Tevens kan bradycardie optreden, onafhankelijk van de infusiesnelheid of -duur. Misselijkheid, braken en onaangename smaak in de mond kunnen optreden, met name bij snelle toediening.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Contraindicaties bij kinderen

Voor de Act-O-Vial: kinderen < 3 jaar in verband met aanwezigheid benzylalcohol.

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Systemische therapie

  • ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
  • acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische
  • schimmelinfecties;
  • parasitaire infecties, tropische worminfecties;

Lokale therapie

  • infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
  • bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
  • instabiliteit van het gewricht.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

De groei en ontwikkeling van zuigelingen en kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten die corticosteroïden gebruiken een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten dienen zich direct onder medische behandeling te stellen.

Allergische reacties zijn gemeld na gebruik van Solumedrol 40 mg/ml Act-O-Vial bij patienten met een koemelkeiwit allergie. Deze oplossing dient daarom niet gebruikt te worden door kinderen met een koemelkeiwitallergie [Savvatianos 2011]

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Controles en profylaxe: Complicaties van de behandeling met glucocorticoïden zijn afhankelijk van de dosis en de behandelduur. Bij chronisch gebruik van glucocorticoïden is regelmatige oogheelkundige controle gewenst, vanwege het risico op cataract en glaucoom. Tevens regelmatig routine laboratoriumtesten (zoals urineonderzoek, bloedglucose, bloeddruk, lichaamsgewicht en radiografie van de thorax) uitvoeren. Patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren extra controleren op het ontstaan van bijwerkingen zoals dyslipidemie en hypertensie (met name in geval van hoge doses en bij langdurig gebruik).

Geef osteoporoseprofylaxe bij gebruik van glucocorticoïden met een verwachte duur > 3 maanden, afhankelijk van de dosis; bij een dosis van ≥ 12 mg methylprednisolon/dag aan alle patiënten en bij een dosis van 6–12 mg methylprednisolon/dag aan mannen ≥ 70 jaar en postmenopauzale vrouwen. Bij mannen < 70 jaar en premenopauzale vrouwen bij een dosis van 6–12 mg methylprednisolon/dag (> 3 maanden) wordt een DXA-scan geadviseerd, en zo nodig behandeling gestart. Zie de NHG- en CBO-richtlijn m.b.t. fractuurpreventie.

Endocriene effecten: Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie), welke nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naar gelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging van een snelwerkend corticosteroïd; ook na staken van de behandeling kan het nodig zijn om in dergelijke gevallen tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.

Immunosuppressieve effecten: Glucocorticoïden kunnen de gevoeligheid voor infecties verhogen en kunnen bepaalde symptomen van een infectie maskeren; tevens kan lokalisatie van een infectie moeilijk zijn. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling.

Comorbiditeit: Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de anamnese, feochromocytoom, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, gestoorde leverfunctie, nierinsufficiëntie, hypothyroïdie, diabetes mellitus, hartfalen, trombo-embolische aandoeningen, osteoporose, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische anamnese, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Glucocorticoïdbehandeling kan verschijnselen gerelateerd aan maag-darmaandoeningen, zoals een (peptisch) ulcus, perforatie, obstructie, pancreatitis of peritonitis, maskeren. Bij multipele sclerose is niet aangetoond dat corticosteroïden invloed hebben op de progressie van de ziekte. Wees voorzichtig bij systemische sclerose, omdat een verhoogde incidentie van sclerodermale niercrisis is waargenomen.

Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraparese, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.

Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.

Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.

Systemische corticosteroïden zijn niet geïndiceerd voor behandeling van traumatisch hersenletsel. In meerdere onderzoekscentra is een toegenomen mortaliteit twee weken na toediening waargenomen, een causaal verband is echter niet vastgesteld.

Routinematige toepassing bij septische shock wordt niet aanbevolen, wegens een mogelijk verhoogde mortaliteit in bepaalde subgroepen van patiënten (met een verhoogd serumcreatininegehalte (> 2,0 mg/dl) of met een secundaire infectie). In geval van een gelijktijdige bijnierinsufficiëntie geldt een uitzondering; dan dient een adequate aanvullende dosis corticosteroïd te worden gegeven.

Bij lokale therapie kan een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Methylprednisolon is substraat voor CYP3A4.

Relevant:
Afname methylprednisolon: de concentratie daalt door efavirenz.

Toename methylprednisolon: de concentratie stijgt door cobicistat en ritonavir.

Methylprednisolon verlaagt de concentratie van: voriconazol; dit is relevant bij gebruik van een week of langer van hoge doses methylprednisolon (100 mg/dag of hoger).

Niet relevant:
Toename methylprednisolon: de concentratie stijgt door: (fos)aprepitant; de fabrikant van (fos)aprepitant adviseert bij combinatie bij emetogene chemotherapie de intraveneuze dosering van methylprednisolon te verlagen met 25%.

Niet beoordeeld:
Hoge doses methylprednisolon en ciclosporine kunnen elkaars plasmaconcentratie doen stijgen; gelijktijdige toediening heeft geleid tot convulsies.

De concentratie kan stijgen door overige CYP3A4-remmers.

Interacties corticosteroiden algemeen

Relevant:

Afname corticosteroïden: de concentratie van bepaalde corticosteroïden (cortison, deflazacort, dexamethason, fludrocortison, hydrocortison, methylprednisolon, prednisolon, prednison) daalt door krachtige CYP3A4-inductoren. De interactie is niet relevant bij kortdurend gebruik van het corticosteroïd, zoals een stootkuur of in een chemokuur.

Overig effect: glucocorticoïden (behalve fludrocortison) kunnen de ulcerogene werking van NSAID's versterken. Het risico op een peptisch ulcus neemt toe bij hogere leeftijd, hogere doses van NSAID's en chronisch gebruik van NSAID's. Preventieve maatregelen moeten worden overwogen.

Glucocorticoïden (behalve fludrocortison) kunnen het risico op tendinitis en (achilles)peesruptuur ten gevolge van een fluorchinolon verhogen. Het risico hierop neemt toe bij leeftijd 60 jaar en ouder en verminderde nierfunctie.

Het effect van VKA's kan worden versterkt door hoge doses glucocorticosteroïden (behalve budesonide, fludrocortison en triamcinolon(hex)acetonide).

Levende vaccins: vaccinatie met levende micro-organismen tijdens immunosuppressieve therapie kan een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden; dit geldt zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij substitutie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie).

Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van immunosuppressiva kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.

De werking van immunocyanine kan worden verminderd.

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen.

Niet beoordeeld:
Toename glucocorticoïden: isoniazide kan het levermetabolisme van glucocorticoïden remmen; andersom kunnen corticosteroïden de isoniazideconcentratie verlagen.

Ketoconazol kan het metabolisme van glucocorticoïden remmen.

Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.

Glucocorticoïden kunnen de concentratie verminderen van: salicylaten (versnelling eliminatie).

Hoge doses corticosteroïden kunnen de werking van perifeer werkende spierrelaxantia verminderen en het risico op myopathie verhogen.

Glucocorticoïden kunnen de respons op somatropine verminderen.

Door het hyperglykemische effect kan de behoefte aan bloedglucoseverlagende middelen toenemen.

Combinatie met lisdiuretica, thiazidediuretica of amfotericine B kan leiden tot kaliumdepletie.

Bij combinatie met ciclosporine kan de ciclosporinespiegel toenemen en de klaring van corticosteroïden afnemen.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

MINERALOCORTICOIDEN

Fludrocortison

Florinef, Fludrace
H02AA02
GLUCOCORTICOIDEN
H02AB13
H02AB02

Hydrocortison

Hydrocortison oraal, IV; Solu-Cortef, Acecort, Alkindi
H02AB09
H02AB06

Triamcinolon

Kenacort A, Lederspan
H02AB08

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Referenties

  1. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 08 feb 2021
  2. Informatorium Medicamentorum, Interacties, Geraadpleegd 12-1-2023
  3. CBG, DHPC Solu-Medrol, 28-8-2017
  4. Pfizer, SmPC Solu-Medrol 500 mg Tr.st.amp. (16217), 04/2019
  5. Dermapharm, SmPC Metasol 16 mg Plv. z. Herst. e. Inj.- /Inf.lsg. (1-37772), 09/2019
  6. Savvatianos s. et al, Cow’s milk allergy as a cause of anaphylaxis to systemic corticosteroids, Allergy 66, 2011, 66, 979–986
  7. CBO, Richtlijn Dermatomyositis, polymyositis en sporadische \'inclusion body\' myositis, www.cbo.nl, 2004, 99-111
  8. Rademaker C.M.A. et al, Geneesmiddelen-Formularium voor Kinderen, 2007

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Wijzigingen

  • 11 februari 2021 13:19: Relatieve maximale dosering toegevoegd aan de indicatie transplantatie
  • 13 oktober 2017 10:03: Info lactose in injectievloeistof Solu-medrol toegevoegd obv DHPC. Niet gebruiken bij patienten met een koemelk allergie
  • 04 oktober 2017 15:46: Waarschuwing over gebruik van Solu-Medrol bij koemelkallergie toegevoegd n.a.v. DHPC.

Wijzigingen