Perioperatieve profylaxe:
<1 mnd: Off-label
>1 mnd: doseringen >100 mg/kg/dag: Off-label
Infecties: On-label
Poeder voor inj. vlst. (als Na-zout) 1000 mg
Injectievloeistof in voorgevulde spuit 1000 mg = 10 ml; 2000 mg = 20 ml; 2000 mg = 10 ml
Cefalosporine met bactericide werking. Bindt zich aan penicilline bindende eiwitten in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. Cefazoline wordt geïnactiveerd door β-lactamasen. Gewoonlijk gevoelig zijn: Staphylococcus aureus (meticilline–gevoelig), Staphylococcus epidermidis (meticilline–gevoelig) en Staphylococcus saprophyticus. Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Haemophilus influenzae, Neisseria gonorrhoeae, β–hemolytische streptokokken groep A, B, C en G, Streptococcus pneumoniae. Ongevoelig zijn: Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Citrobacter spp., Enterobacter spp., Legionella spp., Morganella morganii, Mycoplasma spp., indol–positieve Proteus–stammen, Providencia stuartii, Pseudomonas aeruginosa, Serratia spp., Staphylococcus (meticilline–resistent), Enterobacteriaceae spp.
Uit de studie van Nahata et al. blijkt (N=9, leeftijd 10 maanden – 10 jaar) dat de eliminatiehalfwaardetijd van cefazoline bij kinderen gemiddeld 1,68 ± 0,55 uur bedraagt. De totale klaring en het schijnbare verdelingsvolume bedragen respectievelijk 1,43 ± 0,54 ml/min/kg en 0,08 ± 0,03 l/kg.
Uit de studie van Deguchi et al. blijkt dat het percentage van de vrije fractie van cefazoline bij neonaten sterk fluctueert. Verdelingsvolume bij neonaten bedraagt 0,21 – 0, 37 l/kg.
Peri-operatieve profylaxe |
---|
|
Infecties door zeer gevoelige gram- positieve micro-organismen |
---|
|
Infecties door minder gevoelige gram- positieve micro-organismen en door de gram- negatieve verwekkers |
---|
|
Aanpassingen als volgt:
Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden. De tijd boven de MIC is bepalend voor het effect.
Geen gegevens bekend
CEFALOSPORINES VAN DE EERSTE GENERATIE | ||
---|---|---|
Keforal
|
J01DB01 | |
Keflin
|
J01DB03 |
CEFALOSPORINES VAN DE TWEEDE GENERATIE | ||
---|---|---|
Ceclor
|
J01DC04 | |
J01DC02 |
CEFALOSPORINES VAN DE DERDE GENERATIE | ||
---|---|---|
J01DD01 | ||
Fortum
|
J01DD02 | |
Cedax
|
J01DD14 | |
Rocephin
|
J01DD04 |
MONOBACTAM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Cayston
|
J01DF01 |
CARBAPENEM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
J01DH51 | ||
Meronem
|
J01DH02 |
Tromboflebitis, koorts, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, bloedbeeldafwijkingen, tijdelijke verhoging leverenzymen.
Vaak (1-10%): bij i.m. injectie: pijn op de injectieplaats. Soms (0,1-1%): orale spruw (bij langdurig gebruik). Exantheem, erytheem, erythema exsudativum multiforme, urticaria, angio–oedeem, geneesmiddel–geïnduceerde koorts, interstitiële pneumonie of pneumonitis. Convulsies (bij onaangepaste hoge dosering in aanwezigheid van een gestoorde nierfunctie). Bij i.v. toediening: tromboflebitis; bij i.m. injectie: induratie. Zelden (0,01-0,1%): duizeligheid, vermoeidheid, malaise. Misselijkheid, braken, anorexie, diarree (verdwijnen vaak tijdens of na de behandeling). Vaginitis, genitale candidiasis. Pijn op de borst, pleura–effusie, dyspneu, hoesten. Bloedbeeldafwijkingen zoals leukocytose, granulocytose, monocytose, lymfocytopenie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie; bij enkele andere cefalosporinen zijn anemieën en pancytopenie gemeld. Stevens–Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Tijdelijke stijging van leverenzymwaarden, voorbijgaande hepatitis, cholestatische icterus. Proteïnurie, interstitiële nefritis, ongedefinieerde nefropathieën. Zeer zelden (< 0,01%): stollingsstoornis, bloedingen (vooral bij een tekort aan vitamine K). Anale of genitale pruritus. Anafylaxie, anafylactische shock.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor cefalosporinen. Eerdere direct opgetreden en/of ernstige overgevoeligheid voor penicillinen.
Cefalosporinen kunnen in het algemeen worden gegeven aan patiënten, die overgevoelig zijn voor penicillinen, hoewel kruisreacties zijn gemeld. Speciale zorg is geïndiceerd bij patiënten, die eerder een anafylactische reactie hadden door penicillinen. Pseudomembraneuze colitis kan optreden tijdens het gebruik van antibiotica. Indien zich pseudomembraneuze colitis ontwikkelt, dient de cefazoline behandeling gestaakt te worden en een geschikte therapie te worden gestart. Bij langdurig gebruik is controle van bloedbeeld, lever- en nierfunctie gewenst.
Kruisovergevoeligheid en kruisresistentie tussen cefalosporinen onderling en penicillinen komt voor. Wees voorzichtig bij allergische diathese, bronchiaal astma of hooikoorts. Superinfecties kunnen optreden, vooral bij langdurig gebruik. Intrathecale toediening wordt afgeraden omdat hierbij ernstige intoxicatie van het centrale zenuwstelsel (o.a. convulsies) is gemeld. Bij optreden van ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Risicofactoren voor het optreden van bloedstollingsstoornissen zijn vitamine K-deficiëntie, gestoorde lever– en nierfunctie, trombocytopenie, hemofilie, maag– darmulcus, en parenterale voeding. Bij aanwezigheid van deze risicofactoren de protrombinetijd monitoren en eventueel vitamine K–suppletie (10 mg/week) geven. Bij langdurig gebruik en bij maximale doses is controle van de nierfunctie gewenst. Bij gestoorde nierfunctie de dosering en/of het toedieningsinterval aanpassen. Door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden evenals glucosebepalingen in de urine met koperbevattende reagentia (Benedict-suikerreactie of Fehling-reagens e.d.).
Interacties cefalosporines
Relevant: het risico op nefrotoxiciteit is verhoogd bij combinatie met ciclosporine en cisplatine. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden. Het risico op nefrotoxiciteit kan tot 6 maanden na staken van cisplatine aanwezig zijn.
Niet relevant: het risico op nefrotoxiciteit is verhoogd bij combinatie met amfotericine B.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met carboplatine of lisdiuretica.
Niet beoordeeld: het risico op nefrotoxiciteit kan toenemen bij combinatie met bepaalde cefalosporines, polymyxines, vancomycine en NSAID's. Er is een verminderde renale klaring van gentamicine en amikacine opgetreden bij combinatie met indometacine bij prematuren en bij combinatie met andere NSAID's.
Aminoglycosiden kunnen de neuromusculaire blokkade (vooral de ademhalingsdepressie) veroorzaakt door perifeer werkende spierrelaxantia versterken.
Neomycine kan bij orale toediening de absorptie van sommige andere farmaca (met name digoxine en fenoxymethylpenicilline) verminderen en de werking van cumarinederivaten versterken.
Bij combinatie met verschillende betalactam-antibiotica kan een synergistische werking optreden tegen bepaalde bacteriën, zoals Pseudomonas aeruginosa en Enterococcus faecalis.
Aminoglycosiden kunnen in vitro worden geïnactiveerd door bepaalde penicillines; in vivo is deze inactivering alleen gezien bij ernstige nierfunctiestoornis.
Interacties antibacteriele middelen algemeen
Relevant: de werking van oraal buiktyfusvaccin kan worden verminderd bij gelijktijdige inname van antibacteriële middelen. Gescheiden inname met een interval van 3 dagen wordt aanbevolen. Alternatief: parenteraal buiktyfusvaccin.
Het effect van cumarinederivaten kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met orale anticonceptiva (dit geldt niet voor de enzyminducerende antibiotica rifabutine en rifampicine) of met TNF-α-antagonisten.