Fenfluramine maakt serotonine vrij en stimuleert zo meerdere subtypen van 5HT-receptoren. Door als agonist te werken op specifieke serotoninereceptoren in de hersenen, waaronder de 5HT1D-, 5HT2A- en 5HT2C-receptoren, en ook door in te werken op de sigma-1-receptor kan fenfluramine het aantal epileptische aanvallen verminderen. Het precieze werkingsmechanisme van fenfluramine bij het Dravetsyndroom en het Lennox-Gastautsyndroom is niet bekend.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Niet beschikbaar op de Nederlandse markt.
Add-on behandeling bij Dravet syndroom, ZONDER stiripentol |
---|
|
Add-on behandeling bij Dravet syndroom,in combinatie MET stiripentol |
---|
|
Add-on behandeling bij Lennox-Gastaut |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Bij Dravetsyndroom
Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust (35%), diarree, koorts, vermoeidheid, bovensteluchtweginfectie, afwijkend echocardiogram, slaperigheid, braken. Verlaagde bloedglucosespiegel. Afwijkend echocardiogram (zeer milde regurgitatie). Valincident.
Vaak (1-10%): bronchitis, oorinfectie, abnormaal gedrag, agressie, prikkelbaarheid, slapeloosheid, stemmingswisselingen. Ataxie, spierslapte, lethargie, epileptische aanval, tremor, status epilepticus. Obstipatie, overmatige speekselvloed. Verlaagd gewicht, verhoogde prolactinespiegel.
Bij Lennox-Gastautsyndroom
Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust (28%), vermoeidheid, slaperigheid, braken en diarree. Bovensteluchtweginfectie.
Vaak (1-10%): bronchitis, griep, longontsteking, epileptische aanval, status epilepticus, lethargie, tremor, obstipatie, overmatige speekselproductie. Verhoogde prolactinespiegel. Gewichtsverlies. Valincident.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Fenfluramine is substraat voor CYP1A2, CYP2B6 en CYP2D6.
Niet beoordeeld:
Toename fenfluramine: gelijktijdig gebruik van fenfluramine en stiripentol en clobazam of valproïnezuur verhoogt de AUC van fenfluramine met ong. 130% en verlaagt de AUC van norfenfluramine met ong. 60%; bij gelijktijdig gebruik van stiripentol is aanpassing van de dosering noodzakelijk, zie D.
Gelijktijdig gebruik van cannabidiol verhoogt de AUC van fenfluramine met ong. 59% en de Cmax met ong. 10% en verlaagt de AUC van norfenfluramine met ong. 22% en de Cmax met ong. 33%; aanpassing van de dosering is niet nodig.
Gelijktijdig gebruik van fluvoxamine geeft een 2.1-voudige toename van de AUC van fenfluramine en een 1.2-voudige toename van de Cmax van fenfluramine en een 1.3-voudige afname van de AUC van norfenfluramine en een 1.4-voudige afname van de Cmax van norfenfluramine.
Gelijktijdig gebruik van paroxetine geeft een 1.8-voudige toename van de AUC van fenfluramine en een 1.1-voudige toename van de Cmax van fenfluramine en een 1.2-voudige afname van de AUC van norfenfluramine en een 1.3-voudige afname van de Cmax van norfenfluramine.
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP1A2- of CYP2D6-remmers kan leiden tot een hogere blootstelling. Bijwerkingen dienen gemonitord te worden en een dosisverlaging kan nodig zijn.
Afname fenfluramine: gelijktijdig gebruik van rifampicine verlaagt de AUC van fenfluramine met ong. 58% en de Cmax met ong. 40% en verlaagt de AUC van norfenfluramine met ong. 50% en verhoogt de Cmax met ong. 13%.
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP1A2- of CYP2B6-inductoren kan de plasmaconcentratie verlagen. Bij gelijktijdige toediening moet er gemonitord worden op verminderde werkzaamheid en kan een hogere dosering overwogen worden, mits twee keer de maximale dagdosering (max. 52 mg per dag) niet wordt overschreden.
Overig effect: gelijktijdig gebruik met centraal-depressieve stoffen (zoals SSRI’s, SNRI’s, TCA’s, triptanen, MAO-remmers of antipsychotica) versterkt het centraal-depressieve effect.
Combinatie met MAO-remmers kan leiden tot het serotoninesyndroom; een tussenpauze van tenminste 14 dagen is nodig.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BARBITURATEN EN VERWANTE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
N03AA02 | ||
Mysoline
|
N03AA03 |
HYDANTOINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Diphantoine, Epanutin
|
N03AB02 |
SUCCINIMIDEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Ethymal, Suxilep, Petnidan, Petnimid
|
N03AD01 |
BENZODIAZEPINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Rivotril
|
N03AE01 |
CARBOXAMIDEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Tegretol
|
N03AF01 | |
Trileptal
|
N03AF02 | |
Inovelon
|
N03AF03 |
VETZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Depakine, Orfiril
|
N03AG01 | |
Sabril
|
N03AG04 |
OVERIGE ANTI-EPILEPTICA | ||
---|---|---|
Briviact
|
N03AX23 | |
Epidyolex
|
N03AX24 | |
Taloxa
|
N03AX10 | |
Neurontin
|
N03AX12 | |
Vimpat
|
N03AX18 | |
Lamictal
|
N03AX09 | |
Keppra, Kevesy, Matever
|
N03AX14 | |
Fycompa
|
N03AX22 | |
Lyrica
|
N03AX16 | |
Diacomit
|
N03AX17 | |
Ospolot
|
N03AX03 | |
Topamax
|
N03AX11 | |
Zonegran
|
N03AX15 |