Analogon van benzothiadiazinediuretica zonder diuretische werking. De hyperglykemische werking berust op remming van afgifte van insuline door de pancreas en op stimulering van de afgifte van catecholaminen.
Halfwaardetijd bij kinderen vanaf 4 maanden tot 6 jaar verschilt van 9,5 tot 24 uur bij langetermijngebruik van de orale dosering.
>90% gebonden aan serum eiwitten.
Congenitaal hyperinsulinisme: On-label
Toon SmPC tekst Toon SmPC tekstCapsule 5 mg, 25 mg, 100 mg
Congenitaal hyperinsulinisme |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Bij verminderde nierfunctie wordt de halfwaardetijd van diazoxide verlengd. Diazoxide wordt echter altijd gedoseerd op basis van effect en bijwerkingen; dit is niet anders in het geval van verminderde nierfunctie.
Vochtretentie, hypertrichosis, pulmonale hypertensie, hartfalen en neutropenie, meeste symptomen verdwijnen na staken therapie. Hirsutisme van het lanugo-type.
Cardiovasculair: natrium- en vochtretentie, hartfalen (bij patiënten met beperkte cardiale reserve), tachycardie, palpitaties, hypotensie, tijdelijke hypertensie, pijn op de borst. Bij kinderen, zuigelingen en neonaten is gemeld: pulmonale hypertensie.
Gastro-intestinaal: anorexie, tijdelijk verlies van smaak, misselijkheid, braken, buikpijn, ileus, diarree.
Bloed: diabetische ketoacidose, hyperosmolair non-ketotisch coma, hyperglykemie, glucosurie, trombocytopenie (met of zonder purpura), neutropenie, eosinofilie, excessief bloeden, verhoogde serumurinezuurspiegels, verlaagd hemoglobine of hematocriet, verlaagd IgG.
Hepato-renaal: nierinsufficiëntie, verlaagde creatinineklaring, (reversibel) nefrotisch syndroom, verlaagde urineproductie, hematurie, albuminurie, verhoogde ASAT-spiegels en alkalische fosfatase.
Neurologisch: hoofdpijn, angst, duizeligheid, insomnia, polyneuritis, paresthesie, extrapiramidale verschijnselen.
Oog: subconjunctivale hemorragie, ringscotoom, troebele visus, dubbelzien, lacrimatie. Bij baby's is cataract waargenomen; dit bleek reversibel na correctie van de vochtbalans.
Huid: huiduitslag, jeuk, candida dermatitis, herpes, verlies van hoofdhaar, (reversibel) hirsutisme.
Systemisch: koorts, lymfadenopathie, zwakte, malaise.
Overig: jicht, acute pancreatitis of pancreatische necrose, galactorroe, vooruitgang in botleeftijd.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Cataract waargenomen bij baby’s. Deze is hersteld na correctie vochtbalans.
Bij zuigelingen en neonaten is pulmonale hypertensie gemeld. Dit treedt vooral op bij pasgeborenen met risicofactoren zoals meconiumaspiratiesyndroom, hyaliene membranenziekte, neonatale tachypneu, pneumonie, sepsis, congenitale hernia diafragmatica en congenitale hartaandoeningen. Als pulmonale hypertensie optreedt bij een kind, dient de behandeling te worden gestaakt. De pulmonale hypertensie is dan reversibel.
Wees voorzichtig bij gebruik in neonaten met een verhoogd bilirubine waardes, aangezien diazoxide de eiwitbinding van bilirubine kan verdringen (SmPC Proglicem)
Tijdens gebruik is nauwkeurige klinische beoordeling vereist (bepaling van bloedglucosespiegel en glucose en ketonen in de urine). Regelmatige controle van hemoglobine, leukocyten, trombocyten en urinezuur wordt aanbevolen.
Wees voorzichtig bij beperkte cardiale reserve wegens het risico van hartfalen door vochtretentie.
Bij hypokaliëmie kunnen de hyperglykemische effecten worden versterkt.
Diabetische ketoacidose en hyperosmolair non-ketotisch coma zijn gemeld, m.n. in geval van bijkomende aandoeningen. Na de acute fase van deze aandoeningen is verlengde observatie noodzakelijk vanwege de lange halfwaardetijd van diazoxide. Om het risico te verminderen, kan de patiënt worden geïnstrueerd om alert te zijn op symptomen van hyperglykemie en om zelf de bloedglucose te meten.
Niet beoordeeld: diuretica kunnen de hyperglykemie, de hyperurikemie en de hypotensie versterken. Verlaging van de dosering kan nodig zijn.
Antihypertensiva kunnen de hypotensie versterken.
Daling van de plasmaconcentratie van fenytoïne is waargenomen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ANTIDOTA | ||
---|---|---|
V03AB16 | ||
Digitalis antidot
|
V03AB24 | |
V03AB27 | ||
Anexate
|
V03AB25 | |
V03AB19 | ||
Cyanokit
|
V03AB33 | |
Kajodan
|
V03AB21 | |
V03AB17 | ||
V03AB15 | ||
V03AB06 | ||
Toxogonin
|
V03AB13 | |
V03AB14 | ||
Bridion
|
V03AB35 |
IJZERCHELERENDE MIDDELEN | ||
---|---|---|
V03AC03 | ||
Ferriprox
|
V03AC02 | |
Desferal
|
V03AC01 |
MIDDELEN BIJ HYPERKALIEMIE EN HYPERFOSFATEMIE | ||
---|---|---|
V03AE07 | ||
V03AE05 | ||
Sorbisterit Ca-resonium, Resonium A
|
V03AE01 | |
Renagel, Renvela
|
V03AE02 |
DETOXIFICANTIA BIJ BEHANDELING MET ONCOLYTICA | ||
---|---|---|
Rescuvolin, VoriNa
|
V03AF03 | |
Uromitexan
|
V03AF01 | |
Fasturtec
|
V03AF07 |