On-Label
Toon SmPC tekstBacteriostatische werking tegen Mycobacterium leprae (bacil van Hansen). Remt het enzym dihydropteroaatsynthetase door competitie met para–aminobenzoëzuur, waardoor het foliumzuurmetabolisme wordt geremd. Dapson vermindert bij dermatitis herpetiformis vooral de (ernstige) jeuk en controleert de huidlaesies. Het heeft echter geen invloed op de hoeveelheid IgA in de huid en de afzettingen van lokale complementreacties. Het werkingsmechanisme van dapson bij deze indicatie is onbekend.
Geen specifieke gegevens over kinetiek bij kinderen beschikbaar.
Lepra, dermatitis herpetiformis |
---|
|
Tablet 100 mg
Bij lever– en/of nierfunctiestoornissen doseren op geleide van de bloedspiegel: 0,1–7 microg/ml (gem. 2,3 microg/ml).
Misselijkheid, braken, buikpijn, anorexie. Specifieke allergische reactie met jeuk, koorts en dermatitis, gewoonlijk optredend 3–6 weken na de start van de therapie. Fotosensibilisatie, lupus erythematodes. Spierzwakte. Hoofdpijn, vertigo, paresthesie, slapeloosheid en bij hoge dosering motorische neuropathie (niet altijd reversibel). Wazig zien. Oorsuizen. Psychotische reacties. Hemolyse, hemolytische crisis (bij G6PD–deficiëntie), methemoglobinemie (m.n. bij hogere doseringen), leukopenie, agranulocytose, ernstige hypo–albuminurie. Proteïnurie, nefrotisch syndroom, renale papillaire necrose. Toxische hepatitis, geelzucht (in het begin van de therapie), hyperbilirubinemie (vooral bij G6PD–deficiëntie).)
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Ernstige anemie. Acute porfyrie. Ernstige G6PD-deficiëntie.
Voorzichtigheid is geboden bij licht tot matig ernstige G6PD–deficiëntie, methemoglobinereductase-deficiëntie, andere condities die hemolyse kunnen uitlokken (bv. infectie, diabetische ketoacidose), hartaandoeningen, longziekten en lever- of nierfunctiestoornissen. Bij een hoge dosering (200–300 mg per dag) treden hemolyse, methemoglobinemie en leukopenie vaak en binnen enkele weken op. Het bloedbeeld regelmatig controleren: de eerste maand wekelijks, dan gedurende 6 maanden maandelijks en daarna tweemaal per jaar; bij lever– en/of nierfunctiestoornissen vaker controleren. Bij een significante reductie van leukocyten, trombocyten of van de hematopoëse de toediening staken. Vóór en tijdens de therapie de leverfunctie te controleren; bij abnormale waarden de therapie met dapson uitstellen. Bij ontstaan van een dapson–allergie de toediening onmiddellijk staken; bij doorbehandelen is er een risico van exfoliatieve dermatitis, hepatitis, albuminurie en psychose, soms met fatale afloop. Bij het optreden van spierzwakte of verergering hiervan de toediening staken om irreversibele motorische neuropathie te voorkómen. In het verloop van lepra kunnen zich ernstige immunologische complicaties voordoen. Deze leprareacties kunnen worden ingedeeld in type I-reacties of 'reversal reactions' en type II-reacties of erythema nodosum leprae. Tijdens deze reacties de reeds ingestelde behandeling in principe voortzetten en daarnaast de opgetreden reactie behandelen.
Relevant: de plasmaconcentratie daalt door rifabutine en rifampiine. De interactie is klinisch niet relevant bij de behandeling van lepra.
Niet beoordeeld: het risico op hematologische bijwerkingen kan worden verhoogd door foliumzuurantagonisten als pyrimethamine en sulfonamiden.
Probenecide remt de excretie.
Geactiveerd kool kan de absorptie en enterohepatische kringloop van dapson verminderen.
Interacties antimicrobiele middelen algemeen:
Relevant: de werking van oraal buiktyfusvaccin kan worden verminderd bij gelijktijdige inname van antibacteriële middelen. Gescheiden inname met een interval van 3 dagen wordt aanbevolen. Alternatief: parenteraal buiktyfusvaccin.
Het effect van cumarinederivaten kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met orale anticonceptiva (dit geldt niet voor de enzyminducerende antibiotica rifabutine en rifampicine) of met TNF-α-antagonisten.