Kortwerkend, zeer ver gezuiverd, recombinant humaan insuline. Insuline verlaagt de bloedglucose, door de opname van glucose door de cellen te verhogen en de afgifte van glucose door de lever te verlagen; het bevordert de glycogeenvorming en vermindert de gluconeogenese. Daarnaast bevordert insuline de eiwitsynthese en remt het de lipolyse (regulering van de mobilisatie van vet uit depots).
Beperkte data wijzen er op dat het farmacokinetisch profiel bij kinderen en adolescenten gelijk kan zijn aan dat bij volwassenen. Bij Cmax zijn er echter verschillen tussen de leeftijdsgroepen die nogmaals het belang benadrukken van individuele doseringstitratie.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Diabetes Mellitus: On-label
Acute diabetische keto-acidose: Off-label
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Injectievloeistof 100 IE/ml.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Diabetes Mellitus, insuline afhankelijk |
---|
|
Neonatale hyperglykemieën |
---|
|
Acute diabetische keto-acidose |
---|
|
Neonatal hyperkaliëmie |
---|
|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Bij verminderde nierfunctie kan de insulinebehoefte afnemen. De dosering wordt hierbij ingesteld op basis van bloedglucosemetingen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
De bijwerkingen bij kinderen komen overeen met de bijwerkingen bij volwassenen (SmPC Actrapid)
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie.
Vaak (1-10%): oedeem (m.n. na verbetering van de voorafgaande slechte metabole controle).
Soms (0,1-1%): acute perifere neuropathie (met name bij een snelle verbetering van de glucoseregulatie), die meestal reversibel is. Refractiestoornissen. Huiduitslag, urticaria.
Zeer zelden (< 0,01%): gegeneraliseerde allergische reacties, variërend van gastro-intestinale klachten tot levensbedreigende anafylactische shock met o.a. bronchospasme, larynxoedeem en circulatoire collaps. (Verergering van) diabetische retinopathie, meestal tijdelijk bij een snelle verbetering van de glucoseregulatie.
Verder zijn gemeld: natriumretentie, proliferatieve retinopathie.
Bij subcutane injectie tevens: Vaak (1-10%): lokale overgevoeligheidsreacties, zoals roodheid, zwelling, pijn en jeuk (meestal voorbijgaand na enkele dagen tot weken).
Soms (0,1-1%): lokale lipodystrofie, vooral bij herhaalde injectie op dezelfde plaats.
Verder is gemeld: cutane amyloïdose (op de injectieplaats).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Hypoglykemie
Voor intraveneuze toediening dient kortwerkend insuline verdund te worden met NaCl 0,9% en mbv infuuspomp te worden toegediend. Bij voorkeur oplossing van 0,5-1 IE/ml bereiden.
De concentratie van insuline in een fysiologisch zout infuus wordt beïnvloed door adsorptie aan plastic van spuit en toedieningsysteem. Deze adsorptie vindt vooral plaats in de eerste 30-60 minuten na bereiding, daarnaast zijn er aanwijzingen dat dit vooral optreedt bij concentraties beneden 0,2 IE/ml.
Cave hypoglycemie. Cave onverenigbaarheden in een catheter.
Er is kans op lipodystrofie en cutane amyloïdose indien de injectieplaats niet wordt afgewisseld. Na insuline-injectie op plaatsen met dergelijke reacties, is er kans op vertraagde insuline-absorptie en verminderde werking. Er is gemeld dat een plotselinge verandering van injectieplaats, van een aangedaan gebied naar een niet-aangedaan gebied, resulteerde in hypoglykemie.
De waarschuwingssignalen van hypoglykemie kunnen anders worden waargenomen, minder duidelijk of afwezig zijn bij:
In de volgende omstandigheden zijn extra bloedglucosecontroles nodig en kan een dosisaanpassing noodzakelijk zijn:
Bij ouderen en bij nier- of leverinsufficiëntie de bloedglucosespiegel vaker controleren.
Bij inadequate dosering of onderbreken van de behandeling kan vooral bij type 1-diabeten hyperglykemie optreden, met als symptomen dorst, frequente mictie, misselijkheid, braken, sufheid, een rode, droge huid, droge mond en anorexie. Onbehandelde hyperglykemie kan bij type 1-diabetes tot diabetische ketoacidose leiden.
Bij de behandeling van diabetische ketoacidose vormt toediening van insuline een onderdeel van een complex therapeutisch regime, dat maatregelen omvat om ernstige complicaties van een relatief snelle verlaging van de bloedglucose tegen te gaan. Dit regime vereist nauwgezette monitoring en bijsturing (metabole status, zuur-base - en elektrolytenstatus, vitale parameters etc.) in een intensivecare-unit of vergelijkbare afdeling.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Relevant: niet-selectieve β-blokkers kunnen het herstel uit een hypoglykemie vertragen en bepaalde symptomen van hypoglykemie (hartkloppingen, tachycardie, trillen) maskeren. Andere waarschuwingssignalen van hypoglykemie (zoals hongergevoel, wazig zien, moeite met concentreren, duizeligheid en zweten) blijven bestaan. Tevens kunnen ze tijdens hypoglykemie kortdurend ernstige hypertensie veroorzaken. Tijdens hypoglykemie komt adrenaline vrij dat direct α-receptoren stimuleert (gevolg onder andere vasoconstrictie) en β-receptoren stimuleert (gevolg onder andere vasodilatatie); door toediening van een β-blokker wordt vasoconstrictie niet langer tegengewerkt. Selectieve β-blokkers hebben deze effecten in mindere mate dan niet-selectieve β-blokkers.
Een niet-selectieve β-blokker wordt bij voorkeur vermeden, maar dit is niet altijd mogelijk. De 'veiligheid' van een selectieve β-blokker is relatief; bij hoge doses kan de selectiviteit verloren gaan.
Niet beoordeeld: bepaalde stoffen kunnen de hypoglykemische werking van insuline versterken, zoals ACE-remmers, anabole steroïden, andere bloedglucoseverlagende middelen, fibraten, fluoxetine, pentoxifylline, MAO-remmers, hoge doses salicylaten en sulfonamideantibiotica.
Bepaalde stoffen hebben een bloedglucoseverhogend effect, zoals atypische antipsychotica (bijvoorbeeld olanzapine), corticosteroïden, danazol, diazoxide, glucagon, isoniazide, proteaseremmers, somatropine, sympathicomimetica zoals adrenaline, salbutamol en terbutaline, thyreomimetica en thiazidediuretica.
Alcohol, clonidine, octreotide, lanreotide en lithium kunnen het hypoglykemische effect versterken of verminderen.
Pentamidine kan een hypoglykemie veroorzaken, die soms wordt gevolgd door een hyperglykemie.
Clonidine heeft een bloedglucoseverhogend effect en kan de symptomen van een hypoglykemie maskeren.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
SNELWERKENDE INSULINES VOOR INJECTIE | ||
---|---|---|
Insuline ultra-kortwerkend (Insuline aspart, insuline glulisine, insuline lispro) Novorapid, Apidra, Humalog, Fiasp, Lyumjev |
A10AB04 |
MIDDELLANGWERKENDE INSULINES VOOR INJECTIE | ||
---|---|---|
Insulatard, Humuline NPH, Insuman Basal
|
A10AC01 |
(MIDDEL)LANG- MET SNELWERKENDE INSULINES VOOR INJECTIE | ||
---|---|---|
A10AD06 | ||
Insuline middellangwerkend en (ultra)kortwerkend (combinatie) Humuline (comb), Humalog Mix, Novomix, Mixtard, Actraphane |
A10AD01 |
LANGWERKENDE INSULINES VOOR INJECTIE | ||
---|---|---|
Insuline langwerkend (insuline degludec, insuline detemir, insuline glargine) Tresiba, Levemir, Lantus, Abasaglar, Toujeo |
A10AE |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.