Antihumaan T-lymfocytenimmunoglobuline is een selectief immunosuppressivum gericht tegen T-lymfocyten. Deze ondergaan lysis die de immuunreactie van de lymfocyten blokkeert.
Geen informatie
Infusievlst. (konijn) 20 mg/ml 5 ml
Conc. voor infusieopl. (paard) 20 mg/ml 5 ml
Poeder voor infusieopl. (konijn) 25 mg + 5 ml oplosm.
Beenmergtransplantatie |
---|
|
Afstotingsreactie bij niertransplantatie |
---|
|
Aplastische anemie en voorbereiding beenmergtransplantatie |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Zeer vaak (> 10%): cytomegalievirusinfectie, urineweginfectie, neutropenie. Hoofdpijn, tremor. Braken, misselijkheid, diarree, buikpijn, dysfagie. Pyrexie, koude rillingen. Vaak (1-10%): Maligniteit. Bacteriële sepsis, pneumonie, pyelonefritis, herpesinfectie, influenza, orale candidiasis, bronchitis, rinitis, sinusitis, nasofaryngitis, huidinfectie, serumziekte. Lymfoproliferatieve stoornis. Pancytopenie, trombocytopenie, anemie, leukopenie. Anafylactische shock, anafylactische reactie, overgevoeligheidsreacties (blozen, dyspneu, hoesten, huiduitslag, oedeem). Hyperlipidemie. Paresthesie. Fotofobie. Tachycardie. Hypo- of hypertensie, veno-occlusieve ziekte. Epistaxis. Stomatitis. Hyperbilirubinemie. Erytheem, pruritus. Myalgie, artralgie, rugpijn, skeletspierstijfheid. Renale tubulaire necrose, hematurie. Asthenie, pijn op de borst, hyperthermie, slijmvliesontsteking, perifeer oedeem. Verhoogde creatininewaarde in bloed, positieve test voor cytomegalovirus-antigeen, verhoogde waarde C-reactief proteïne. Soms (0,1-1%): infectie op de katheterplaats, Epstein-Barrvirusinfectie, maagdarminfectie, erysipelas, wondinfectie. Polycytemie. Vochtretentie, hypercholesterolemie. Shock, lymfokèle. Reflux-oesofagitis, dyspepsie. Geneesmiddeleneruptie. Nierfalen, niernecrose. Stijging van leverenzymwaarden. Zelden (0,01–0,1%): Perifere tromboflebitis. Hemolyse. Cytokine releasesyndroom.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor konijneneiwit. Acute of (chronisch) actieve infecties die niet afdoende behandeld worden. Ernstige trombocytopenie (aantal trombocyten < 50 × 109/l). Patiënten met maligne tumoren tenzij stamceltransplantatie onderdeel van de behandeling uitmaakt.
Cave anafylactische reacties, overvulling.
Thymocytenglobuline alleen toedienen onder strikt medisch toezicht, bij voorkeur in gespecialiseerde centra met voorzieningen voor behandeling van ernstige allergische reacties. De patiënt na elke injectie gedurende 30 minuten observeren. Premedicatie met corticosteroïden en antihistaminica verlagen zowel de incidentie als de ernst van de meest ernstige bijwerkingen. Bij milde allergische reacties met onder andere antihistaminica behandelen, bij ernstige reacties de behandeling staken. Bij patiënten die al eerder konijnen-immunoglobulinen hebben toegediend gekregen neemt het risico van een anafylactische reactie toe als gevolg van mogelijke sensibilisatie. Het bloedbeeld tot twee weken na de behandeling controleren. Voorzichtigheid is geboden bij leveraandoeningen en bij cardiovasculaire stoornissen, hypotensie of hartfalen overwegen de infusie te vertragen of onderbreken. In het eerste jaar na transplantatie van een vast orgaan ontwikkelde de meerderheid van de patiënten een infectie van bacteriële, virale of mycotische origine. De meerderheid van deze infecties zijn gewoonlijk goed te behandelen. Er zijn geïsoleerde meldingen gedaan van levensbedreigende of zelfs fatale infecties. Door goede bewaking en profylactische behandeling kan het aantal infecties worden beperkt. Bij patiënten die een stamceltransplantatie ondergaan, wordt controle van de cytomegalovirus- en Epstein-Barrvirus-status en adequate preventieve therapie aanbevolen. Bij de productie van thymocytenglobuline worden humane bloedcomponenten gebruikt. Het risico van overdracht van infectieuze agentia, met name virussen zonder envelop zoals parvovirus B19, kan niet worden uitgesloten.
Interacties immunosuppressiva algemeen
Relevant:
Levende vaccins (zie inleidende tekst Vaccins, Algemene opmerkingen): vaccinatie met levende micro-organismen tijdens immunosuppressieve therapie (behalve cutaan toegediend pimecrolimus of tacrolimus) kan een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins (zie inleidende tekst Vaccins, Algemene opmerkingen): tijdens gebruik van immunosuppressiva kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
De werking van immunocyanine kan worden verminderd.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA | ||
---|---|---|
Orencia
|
L04AA24 | |
Soliris, Epysqli
|
L04AA25 | |
Arava
|
L04AA13 | |
Cellcept, Myfenax
|
L04AA06 | |
Rinvoq
|
L04AA44 |
OVERIGE IMMUNOSUPPRESSIVA | ||
---|---|---|
Imuran
|
L04AX01 | |
Emthexate, Metoject, Injexate
|
L04AX03 |
TUMORNECROSEFACTOR-ALFA-ANTAGONISTEN | ||
---|---|---|
Humira, Amgevita, Hyrimoz, Idacio, Imraldi, Yuflyma
|
L04AB04 | |
Enbrel
|
L04AB01 | |
Simponi
|
L04AB06 | |
Remicade, Inflectra, Flixabi, Remsima, Zessly
|
L04AB02 |
INTERLEUKINEREMMERS | ||
---|---|---|
Kineret
|
L04AC03 | |
Simulect
|
L04AC02 | |
Ilaris
|
L04AC08 | |
Taltz
|
L04AC13 | |
Enspryng
|
L04AC19 | |
Cosentyx
|
L04AC10 | |
RoActemra, Tyenne
|
L04AC07 | |
Stelara
|
L04AC05 |
CALCINEURINEREMMERS | ||
---|---|---|
Neoral, Sandimmune
|
L04AD01 | |
Prograft, Modigraf, Adport, Tacni, Advagraf, , Envarsus, Conferoport, Dailiport, Tacforius
|
L04AD02 |