Breed-spectrum derdegeneratie-cefalosporine. Ceftriaxon bindt zich aan penicillinebindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. Het werkingsspectrum is breed. Ceftriaxon is resistent tegen ontleding door het merendeel van de β-lactamasen (zoals TEM–1), maar wordt geïnactiveerd door β–lactamasen die effectief cefalosporinen hydrolyseren zoals AmpC-type enzymen. Werkingsduur: ca. 24 uur.
Gewoonlijk gevoelig zijn: Staphylococcus spp. (indien coagulase negatief), Staphylococcus aureus (uitgezonderd MRSA), Streptococcus spp. waaronder Streptococcus pneumoniae (uitgezonderd de penicilline–resistente stammen), Streptococcus pyogenes, Streptococcus viridans), Groep B streptococci (incl. Streptococcus agalactiae), Borrelia spp. (o.a. B. burgdorferi), Citrobacter spp. (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii), Escherichia coli (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Haemophilus influenzae, Haemophilus para–influenzae, Klebsiella spp. waaronder Klebsiella pneumoniae, Klebsiella oxytoca (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Moraxella catarrhalis, Morganella morganii (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen), Neisseria gonorrhoeae, Neisseria meningitidis, Proteus mirabilis, Proteus vulgaris (sommige stammen), Salmonella spp., Shigella spp. en Treponema pallidum.
Verminderd gevoelig zijn: Staphylococcus epidermidis, Klebsiella aerogenes en Enterobacter spp. waaronderEnterobacter cloacae.
Doorgaans ongevoelig (vaak resistent) zijn: Streptococcus pneumoniae (de penicilline-resistente stammen), Aeromonas spp., Achromobacter spp., Alcaligenes spp., cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii, van Enterobacter spp., van Morganella spp. en van Serratia spp.; verder Flavobacterium spp., Proteus vulgaris (sommige stammen), Providencia spp., Bacteroides spp. waaronder Bacteroides fragilis, Mycobacteria en Rickettsia spp.
Resistent: alle Staphylococcus spp. die meticilline-resistent zijn (waaronder derhalve MRSA), zijn ook resistent voor ceftriaxon. ESBL-producerende stammen van Escherichia coli en Klebsiella spp. zijn altijd resistent. Inherent resistent zijn verder: Enterococcus spp. (waaronder E. faecalis en E. faecium), Listeria monocytogenes, Acinetobacter spp. (o.a. A. baumannii), Pseudomonas spp. (waaronder P. aeruginosa), Stenotrophomonas maltophilia, Clostridioides difficile, Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Mycoplasma spp., Legionella spp., en Ureaplasma urealyticum.
Na eenmalige intraveneuze toediening van ceftriaxon aan (premature) neonaten zijn de volgende farmacokinetische parameters gevonden (Martin et al. 1984):
Leeftijd | <1 week | 1-4 weken | 3-9 maanden |
n= | 4 | 8 | 8 |
Dosis (mg/kg) | 50 | 50-100 | 100 |
t½ (uur) | 16,2 | 9,2 | 7,1 |
Cl (ml/min/kg) | 0,37 | 0,77 | 1,03 |
Vd (ml/kg) | 450 | 480 | 394 |
Zwangerschapsduur en gewicht blijken geen effect te hebben op de kinetiek van ceftriaxon, tevens is er geen verschil in de Cmax na intraveneuze of intramusculaire toediening (Mulhall, de Louvois, and James 1985). De Cmax varieert van 134-230 mg/l na een eenmalige dosis van 50 mg/kg (Mulhall, de Louvois, and James 1985, McCracken et al. 1983, Steele et al. 1983)
Poeder voor infusieopl. (als di-Na-zout) 500 mg, 1000 mg, 2000 mg
Ga snel naar:
Ernstige bacteriele infecties |
---|
|
Profylaxe van meningokokkose |
---|
Vroeg (stadium II) en laat (stadium III) gedissemineerde Lyme borreliose |
---|
|
Pre-operatieve profylaxe |
---|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: maximaal 2 g/dag.
Tromboflebitis, koorts, misselijkheid, braken, diarree, candida vaginalis, bloedbeeldafwijkingen, hoofdpijn en tijdelijke verhoging leverenzymen. Zelden: convulsies, pseudomembraneuze colitis.
Vooral bij kinderen zijn (reversibele) precipitaties in de nieren (m.n. bij kinderen >3 jaar) of urinewegen gemeld, vooral wanneer behandeld werd met hoge doses en in aanwezigheid van andere risicofactoren zoals vochtbeperking of bedlegerigheid. In sommige gevallen leidde dit tot ureter-obstructie, (postrenale) acute nierinsufficiëntie en/of anurie.
Vaak (1-10%): diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, glossitis. Huiduitslag, exantheem, allergische dermatitis, jeuk, urticaria en oedeem. Eosinofilie, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, granulocytopenie.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, (draai)duizeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): koorts, rillingen, anafylactische of anafylactoïde reacties (bv. bronchospasmen). Neerslag van ceftriaxon-calciumzout in de galblaas, reversibele cholelithiase, stijging van leverenzymwaarden. Oligurie, hematurie, verhoogd serumcreatinine. Genitale schimmelinfectie. Flebitis (bij i.v.-toediening).
Zeer zelden (< 0,01%): pseudomembraneuze colitis en gastro-intestinale hemorragie. Pancreatitis. Stollingsafwijkingen.
Verder zijn gemeld:
Anafylactische shock. Ernstige huidreacties, die fataal kunnen verlopen zoals het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN; Lyell–syndroom) en geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (het DRESS-syndroom); voorts erythema multiforme, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP). Convulsies. Stomatitis, glossitis. Kernicterus. Agranulocytose. Verlengde stollingstijd. Pijn op de injectieplaats (m.n. bij i.m.-injectie zonder lidocaïne). Fout-positieve uitslagen bij de volgende onderzoeken: antiglobulinetest, test op galactosemie, glucosebepaling bij gebruik van niet-enzymatische methoden.
(Doorgaans reversibele) precipitaties in de galblaas vooral na hoge doses, asymptomatisch of gepaard met misselijkheid, braken en pijn.
Jarisch-Herxheimerreactie: Tijdens de behandeling van spirochetose (bv. leptospirose, lymeborreliose, syfilis) kunnen binnen enkele uren na de toediening Jarisch-Herxheimer-achtige reacties optreden (met als symptomen o.a. hypotensie, tachycardie, vasodilatatie, koorts, rillingen, hoofd- en spierpijn, rigor).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Wegens hoge incidentie van hyperbilirubinaemie en veelvuldige combinatie met calciumhoudende middelen heeft toepassing van ceftriaxon bij pasgeborenen niet de voorkeur van Nederlandse neonatologen.
Ceftriaxon dient niet te worden gemengd of gelijktijdig te worden toegediend met intraveneuze calciumbevattende oplossingen. De oplossingen mogen wel na elkaar worden toegediend als de infusielijn grondig wordt gespoeld. Bij neonaten jonger dan 28 dagen is de combinatie gecontraïndiceerd, ceftriaxon mag niet worden toegediend bij intraveneuze toediening van calciumbevattende oplossingen.
Cefalosporinen kunnen in het algemeen worden gegeven aan patiënten, die overgevoelig zijn voor penicillinen, hoewel kruisreacties zijn gemeld. Speciale zorg is geïndiceerd bij patiënten, die eerder een anafylactische reactie hadden door penicillinen.
Ceftriaxon is niet actief tegen bacteriën die atypische pneumonie veroorzaken of tegen verscheidene andere bacteriële species die pneumonie kunnen veroorzaken, inclusief P. aeruginosa.
Men dient bedacht te zijn op het voorkomen van symptomen die kunnen wijzen op het ontstaan van galstenen. Het staken van de behandeling met ceftriaxon in deze symptomatische gevallen is ter beoordeling van de behandelend specialist.
Pseudomembraneuze colitis kan optreden tijdens het gebruik van antibiotica. Indien zich pseudomembraneuze colitis ontwikkelt, dient de ceftriaxon behandeling gestaakt te worden en een geschikte therapie te worden gestart.
De behandeling dient, nadat de patiënt koortsvrij is geworden, nog tenminste drie dagen te worden voortgezet. Behandeling gedurende tenminste 10 dagen is noodzakelijk bij infecties veroorzaakt door Streptococcus pyogenes
Kruisovergevoeligheid met andere β–lactamantibiotica kan voorkomen.
Neerslagen van calciumceftriaxon kunnen bij echografisch onderzoek van de galblaas als schaduwen worden waargenomen en verward worden met galstenen. De neerslagen verdwijnen na het beëindigen van de behandeling. In symptomatische gevallen wordt een conservatieve niet-operatieve behandeling aanbevolen.
Jarisch-Herxheimerreactie: Tijdens de behandeling van spirocheet-infecties kan deze reactie binnen enkele uren na aanvang van de behandeling optreden (voor symptomen, zie rubriek Bijwerkingen). De reactie is het gevolg van een inflammatiereactie na het vrijkomen van endotoxinen en lipoproteïnen na de cellysis van deze bacteriën. Gewoonlijk verdwijnt de reactie vanzelf of kan deze symptomatisch behandeld worden; de behandeling niet staken als deze reactie optreedt.
Bij langdurig gebruik het bloedbeeld regelmatig controleren. Agranulocytose (aantal granulocyten < 0,5 × 109/l), treedt meestal na 10 dagen op, vooral bij een totale dosis van ≥ 20 gram. Indien een patiënt tijdens de behandeling een anemie ontwikkelt, overweeg dan de diagnose met cefalosporine geassocieerde anemie; staak de behandeling totdat de oorzaak is vastgesteld. Deze immuun–gemedieerde hemolytische anemie kán fataal verlopen.
Bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
Invloed op diagnostische testen: door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden, zo ook niet–enzymatische glucosebepalingen in de urine en testen op galactosemie. Bepaalde meetsystemen geven onjuiste, verlaagde bloedglucosewaarden aan.
Relevant:
Er zijn incidentele meldingen van ceftriaxon-calcium-neerslagen in de longen en nieren van neonaten, soms met fatale afloop. Ceftriaxon dient niet te worden gemengd of gelijktijdig te worden toegediend met intraveneuze calciumbevattende oplossingen. De oplossingen mogen wel na elkaar worden toegediend als de infusielijn grondig wordt gespoeld. Bij neonaten jonger dan 28 dagen is de combinatie gecontraïndiceerd, ceftriaxon mag niet worden toegediend bij intraveneuze toediening van calciumbevattende oplossingen.
Niet relevant:
De kinetiek van methotrexaat kan wijzigen.
Interacties cefalosporines
Relevant:
Het effect van VKA's kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode. Het zogenaamde ´hypoprotrombinemische´ cefamandol remt waarschijnlijk de productie van vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met orale anticonceptiva, tetracyclines of met TNF-α-antagonisten.
Niet beoordeeld:
Het risico op nefrotoxische verschijnselen wordt verhoogd door combinatie met andere potentieel nefrotoxische middelen, zoals aminoglycosiden, polymyxines en furosemide.
Combinatie met probenecide kan leiden tot een verhoogde plasmaconcentratie van de cefalosporines die in voldoende mate renaal via tubulaire secretie worden geëlimineerd (cefaclor, cefalexine, cefazoline, cefamandol, ceftibuten, cefuroxim, cefotaxim). De interactie met probenecide berust op remming van de tubulaire secretie van het antibioticum.
De werking kan worden geantagoneerd door chlooramfenicol en macroliden.
Interacties antibacteriele middelen algemeen
Relevant:
Het effect van VKA's kan worden versterkt. Het versterkte effect van de VKA kan het gevolg zijn van het effect van de infectie en/of koorts zelf, en soms ook van een interactie van bepaalde antibiotica met VKA’s. Door eliminatie van bacteriële darmflora kan de productie van vitamine K worden verminderd. Ook is er een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende een koortsperiode. Daarnaast remmen sommige antibiotica het metabolisme van de VKA. De interactie is niet relevant bij gebruik van het antibioticum gedurende maximaal 1 dag.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met orale anticonceptiva (dit geldt niet voor de enzyminducerende antibiotica rifabutine en rifampicine) of met TNF-α-antagonisten.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
CEFALOSPORINES VAN DE EERSTE GENERATIE | ||
---|---|---|
Keforal
|
J01DB01 | |
Kefzol
|
J01DB04 |
CEFALOSPORINES VAN DE TWEEDE GENERATIE | ||
---|---|---|
Ceclor
|
J01DC04 | |
J01DC02 |
CEFALOSPORINES VAN DE DERDE GENERATIE | ||
---|---|---|
J01DD01 | ||
J01DD02 | ||
Zavicefta
|
J01DD52 | |
Cedax
|
J01DD14 |
CEFALOSPORINES VAN DE VIERDE GENERATIE | ||
---|---|---|
J01DE01 |
MONOBACTAM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Cayston
|
J01DF01 |
CARBAPENEM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Invanze
|
J01DH03 | |
J01DH51 | ||
Meronem
|
J01DH02 |
OVERIGE CEFALOSPORINES EN PENEMS | ||
---|---|---|
Zinforo
|
J01DI02 |