Passief immuniserende werking tegen toxine van Clostridium tetani. In het algemeen wordt aangenomen dat een antistoftiter in het serum hoger dan 0,01 IE/ml bescherming biedt tegen tetanus. Bij klinisch manifeste tetanus zal toediening van 3000 IE tetanusimmunoglobuline vrij circulerend en nieuw gevormd tetanustoxine neutraliseren.
Geen informatie
Inj.vlst. (humaan) 125 IE/ml
Tetanus Post-Expositie Profylaxe (PEP) indien niet of onvolledig gevaccineerd volgens Rijksvaccinatie Programma |
---|
|
Profylaxe bij verwondingen: Immuno-incompetente personen, ongeacht vaccinatiestatus tegen tetanus |
---|
|
Klinisch manifeste tetanus |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Pijn en gevoeligheid op de injectieplaats; deze kunnen worden verminderd door een grotere hoeveelheid over verschillende toedieningsplaatsen te verdelen. Zelden: koorts en/of exantheem, misselijkheid, braken, hypotensie, tachycardie en overgevoeligheids- of anafylactische reacties (incl. shock).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Niet toedienen bij gebleken overgevoeligheid voor bloedproducten wegens risico van een anafylactische reactie; indien toediening toch noodzakelijk wordt geacht, is nauwkeurige klinische controle aangewezen. Patiënten met selectieve IgA-deficiëntie bij wie anti-IgA-antistoffen zijn aangetoond, bij voorkeur niet met dit preparaat behandelen vanwege de kans op een anafylactische reactie. Indien toch noodzakelijk, dan onder nauwkeurige klinische controle toedienen. Bij ernstige trombocytopenie of een hemorragische diathese kan s.c. toediening overwogen worden; niet is onderzocht of zo een minimale effectieve titer aan tetanusantistoffen wordt bereikt. Bij gebruik van 3000 IE is tevens een uitgebreide symptomatische behandeling essentieel; deze dient bij voorkeur te geschieden in daartoe gespecialiseerde centra. Omdat het doormaken van tetanus geen immuniteit tegen de ziekte doet ontstaan, moet iedere patiënt na volledig herstel actief tegen tetanus worden gevaccineerd. Na injectie met immunoglobulinen kan de tijdelijke stijging van de titer van de verschillende passief overgedragen antistoffen in het bloed leiden tot fout-positieve resultaten bij serologisch onderzoek.
Niet beoordeeld: de immuunrespons op levende virusvaccins (zoals bof-, mazelen-, rubella- of varicellavaccin) kan worden verzwakt. Na toediening van tetanusimmunoglobuline dient vaccinatie met levend virusvaccin tot ten minste 6 weken (bij voorkeur 3 maanden) erna te worden uitgesteld. Indien binnen 14 dagen na vaccinatie met levend virusvaccin toediening van tetanusimmunoglobuline noodzakelijk is, dient 3 maanden na de toediening van tetanusimmunoglobuline te worden gerevaccineerd.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NORMAAL HUMAAN IMMUNOGLOBULINE | ||
---|---|---|
Flebogamma, Gammagard, Kiovig, Nanogam, Octagam, Intratect, Gamunex, Privigen
|
J06BA02 | |
Gammaquin, Hizentra, Hyqvia, Cuvitru
|
J06BA01 |
SPECIFIEKE IMMUNOGLOBULINEN | ||
---|---|---|
RhoPhylac, RheDQuin, Rhesonativ
|
J06BB01 | |
Hepatect CP, Uman, Zutectra, Uman Big
|
J06BB04 | |
Variquin
|
J06BB03 |
ANTIBACTERIELE MONOKLONALE ANTILICHAMEN | ||
---|---|---|
Zinplava
|
J06BC03 |
ANTIVIRALE MONOKLONALE ANTILICHAMEN | ||
---|---|---|
Ronapreve
|
J06BD07 | |
Synagis
|
J06BD01 |