Antibioticum met een breed spectrum en lokaal bacteriostatische werking. Bindt aan de 50S–subunit van het bacteriële 70S–ribosoom en verhindert de synthese van polypeptiden met een ketenlengte van meer dan 2 of 3 aminozuren.
Gewoonlijk gevoelig zijn: Streptococcus α–haemolyticus, Streptococcus β–haemolyticus, Streptococcus pneumonia, Staphylococcus aureus (sommige stammen), Haemophilus influenzae, Klebsiella pneumoniae, Neisseria gonorrhoeae (ook penicillinasevormend), Neisseria meningitidis, de Rickettsia spp., Chlamydia spp. en Mycoplasma spp.
Matig gevoelig zijn: Staphylococcus aureus (sommige stammen), Escherichia coli, Shigella sonnei.
Ongevoelig zijn: Pseudomonas spp., Enterobacter spp., Proteus vulgaris, protozoën, mycobacteriën, Clostridia spp.
In de studie van Trope (1979) werd bij 5 kinderen (2-8 jaar) geen chlooramfenicol in de urine aangetoond na toediening in het oog. Er is mogelijk wel absorptie na langdurig gebruik.
Prematuur geboren babies: Off-label
A terme neonaten en kinderen: On-label
Oogdruppel 4 mg/ml (0,4%) (bevat boorzuur, polyethyleenglycol 100 mg/ml. Conserveermiddel: geen)
Oogdruppel 5 mg/ml (0,5%) (bevat boorzuur. Conserveermiddel: benzalkoniumchloride)
Oogzalf 10 mg/ml (1%)
Oogdruppel Minims 5 mg/ml (0,5%) (bevat boorzuur)
Ooginfecties (geen trachoma) |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Prikkende, branderige ogen,gezwollen oogleden, irritatie, waterige ogen.
Het gebruik van chlooramfenicol in het oog leidt niet tot voldoende hoge spiegels om dosisgerelateerde beenmerg toxiciteit (aplastische anemie) te verklaren. (Walker 1998)
Lokaal: voorbijgaande irritatie, branderig gevoel, overgevoeligheidsreactie (roodheid van het oog). Bittere smaak.
Systemisch: overgevoeligheidsreacties zoals jeuk, urticaria, vesiculeus of maculopapuleus exantheem, angio-oedeem. Sensibilisatie.
Zelden: bloeddyscrasieën (aplastische anemie, trombocytopenie, agranulocytose, pancytopenie) na oculaire toepassing.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij kinderen heeft het gebruik van druppels de voorkeur boven toepassing van monotherapie met de zalf, aangezien de druppels een verdunnend effect hebben. Bovendien is de zalf door de zeer vaste constistentie moeilijk toe te dienen aan kinderen.
Bij systemische toepassing van chlooramfenicol bij zuigelingen is het Grey babysyndroom beschreven. Het is niet waarschijnlijk dat deze effecten optreden na blootstelling bij oculair gebruik, aangezien de systemische absorptie na oculaire toepassing beperkt is.
De oogdruppels bevatten boor. Dit kan de toekomstige vruchtbaarheid verminderen. De druppels alleen toepassen bij kinderen < 2 jaar na zorgvuldige afweging indien er geen alternatieve therapie beschikbaar is.
Bij optreden van toxische verschijnselen of allergische reacties het gebruik onmiddellijk staken.
Gebruik van chlooramfenicol beperken tot maximaal twee weken, vanwege de ook na lokale toediening in het oog beschreven bloeddyscrasieën (aplastische anemie, agranulocytose, trombocytopenie en pancytopenie); optreden hiervan is echter vrij zeldzaam en alleen beschreven na zeer langdurig gebruik (> 40 dagen).
Overgroei van niet-gevoelige micro-organismen, incl. schimmels, is mogelijk; in dat geval de toediening staken.
Tijdens behandeling van een ooginfectie geen contactlenzen dragen.
.
Geen interacties bij lokale toepassing van chlooramfenicol
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Azyter
|
S01AA26 | |
Fucithalmic
|
S01AA13 | |
S01AA11 | ||
S01AA12 |
ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Zovirax
|
S01AD03 |
FLUOROCHINOLONEN | ||
---|---|---|
Vigamox
|
S01AE07 | |
Trafloxal, Otiflox
|
S01AE01 |