Calcium is van belang voor de vorming en instandhouding van het skelet en speelt verder onder meer een rol bij de bloedstolling, de spieractiviteit (incl. die van het hart), activering van enzymatische reacties, secretie en activering van hormonen, celgroei en celdifferentiatie, het handhaven van de permeabiliteit van de membranen, potentialen van celmembranen en bij de voortgeleiding van de zenuwprikkels in de neuromusculaire overgangen. De concentratie geïoniseerd calcium wordt gereguleerd door vitamine D, calcitonine en parathyroïdhormoon.
Geen informatie
Hypocalciemie bij convulsies bij neonaten: On-label
Onderhoudsbehoefte calcium in TPV: Off-label
Acute hypocalciemie: On-label
10% oplossing (100 mg/ml) Per ml inj.vlst.: Calciumgluconaat-1-water 94 mg, Calciumsaccharaat-4-water 5 mg, overeenkomend met 0,225 mmol Ca2+/ml
Infuus concentraat: per ml infuusconcentraat: 0,011 mmol calciumgluconaat/100 mg glucose; 0,011 mmol calciumgluconaat/150 mg glucose
Infuus: per ml: 0,011 mmol calciumgluconaat/125 mg glucose;
Infvlst NEO: Per ml 8,05 mg calciumgluconaat / 99 mg glucose;
Infvlst 20 mg/ml, overeenkomend met 0,046 mmol Ca/ml
Kauwtablet"45 mg Ca" (1-water) 500 mg
De injectievloeitsof kan oraal toegediend worden.
Acute hypocalciemie; convulsies agv hyperfosfatemie/hypocalciemie |
---|
Calciumdeficientie |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Gemeld zijn: vasodilatatie, blozen, hyper- en hypotensie, bradycardie, aritmie, circulatoire collaps. Misselijkheid, braken. Duizeligheid. Hyperhidrose. Na onjuiste wijze van toedienen: pijn, erytheem, abcessen, calcificatie van zachte weefsels en necrose.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Cave reactie met fosfaat in TPN. Cave hypomagnesiaemie, pre-existent of ten gevolge van het toegediende calcium.
Alleen langzame IV injectie of infusie (beide na verdunning), zodat een voldoende langzame toedieningssnelheid ontstaat waardoor irritatie/necrose, welke kan ontstaan bij onopzettelijke extravasatie, wordt vermeden. Maximale toedieningssnelheid: 5 ml/min (1:10 verdunning van Calciumgluconaat 10%)
NIet IM toedienen.
Er zijn gevallen gemeld van fatale reacties met precipitatie van calciumceftriaxon in de longen en nieren bij premature en voldragen pasgeborenen jonger dan 1 maand.
Wees voorzichtig bij nier-, hart- en ademhalingsinsufficiëntie, cor pulmonale, respiratoire acidose en sarcoïdose.
Niersteenvorming: Bij lichte hypercalciurie (> 300 mg (= 7,5 mmol) per 24 uur), lichte tot matige nierfunctiestoornissen of nefrolithiase in de voorgeschiedenis, de calciumuitscheiding in de urine zorgvuldig controleren. Bij neiging tot nefrolithiase wordt extra vochtinname aanbevolen.
Tijdens calciumtherapie geen grote hoeveelheden vitamine D toedienen, tenzij hiervoor een speciale indicatie bestaat.
Calciumtoediening bij hypoparathyreoïdie dient plaats te vinden op geleide van de calciumspiegel.
Omdat bradycardie, vasodilatatie en aritmieën kunnen optreden indien calcium te snel wordt toegediend dient de toediening langzaam te geschieden, onder controle van hartfrequentie of ECG.
Bij extravasatie van de injectievloeistof de toediening onmiddellijk staken; zo mogelijk oplossing terugzuigen en het weefsel behandelen met fysiologische zoutoplossing en/of corticosteroïden.
Interacties calciumzouten algemeen
Relevant:
Oraal toegediende calciumzouten verminderen de absorptie van de volgende middelen (met aanbevolen gebruiksadvies):
Er zijn incidentele meldingen van calcium-ceftriaxon-neerslagen in de longen en nieren van neonaten, soms met fatale afloop. Ceftriaxon dient niet te worden gemengd of gelijktijdig te worden toegediend met intraveneuze calciumbevattende oplossingen. De oplossingen mogen wel na elkaar worden toegediend als de infusielijn grondig wordt gespoeld. Bij neonaten jonger dan 28 dagen is de combinatie gecontraïndiceerd, ceftriaxon mag niet worden toegediend bij intraveneuze toediening van calciumbevattende oplossingen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met moxifloxacine, (lev)ofloxacine of van hoge intraveneuze doses calcium met digoxine of adrenaline.
Niet beoordeeld:
De absorptie van zink, ketoconazol, estramustine en natriumfluoride kan afnemen.
Bij intraveneuze toediening van calciumzouten kan door antagonisme voor de calciumkanalen de effectiviteit van verapamil en mogelijk ook van andere calciumantagonisten worden verminderd.
Bij gebruik van hoge doses calciumzouten en thiazidediuretica (verminderen calciumuitscheiding) neemt het risico op hypercalciëmie toe.
Citraat verhoogt de absorptie van aluminiumionen, waardoor bij combinatie van calciumcitraat en algeldraat (bij hyperfosfatemie) een risico op aluminiumintoxicatie bestaat. Bij het oplossen van calcium in bruistabletten en bruisgranulaat ontstaat calciumcitraat.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.