Duloxetine remt de heropname van serotonine (5HT) en noradrenaline (NA). Het remt de heropname van dopamine zwak. De pijnstillende werking wordt toegeschreven aan versterking van de afdalende inhiberende pijnbanen in het centraal zenuwstelsel.
De volgende farmacokinetische parameters zijn berekend in een populatie kinetiek model, gebaseerd op data van 428 kinderen van 7-18 jaar:
t½ (uur) | 10,4 |
Cl (l/uur) | 79,7 |
Vd (l) | 1200 |
De klaring en het verdelingsvolume bij kinderen van 7 tot 18 jaar is groter dan bij volwassenen. De halfwaardetijd is daarom korter en de steady state plasmaconcentratie lager dan bij volwassenen. Deze farmacokinetische verschillen zijn niet van invloed op de effectiviteit. Kinderen vanaf 7 jaar kunnen dezelfde dosering krijgen als volwassenen (Lobo, Quinlan, and Prakash 2014, Prakash et al. 2012).
Capsule MSR 30 mg, 60 mg
Capsule MSR 1 mg, 5 mg
Gegeneraliseerde angststoornis |
---|
|
Depressie |
---|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Vaak (≥ 5%): Misselijkheid, diarree, gewichtsafname, duizeligheid.
Verder buikpijn, braken, droge mond, vermoeidheid, afgenomen eetlust, hoofdpijn, slapeloosheid, slaperigheid, orofaryngeale pijn, hoesten.
Het type bijwerkingen bij kinderen komt over het algemeen overeen met het type bijwerkingen bij volwassenen (Lilly USA 2019).
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, droge mond. Slaperigheid, hoofdpijn.
Vaak (1-10%): gewichtsafname, angstgevoelens, verminderde libido, abnormaal orgasme, slapeloosheid, agitatie, abnormale dromen. Duizeligheid (ook na staken van de therapie), lethargie, tremor, paresthesie, zwakte. Blozen, bloeddrukverhoging, palpitaties. Wazig zien. Tinnitus (ook na staken van behandeling). Gapen. Braken, obstipatie, diarree, buikpijn, dyspepsie, flatulentie. Hyperhidrose. Huiduitslag. Spierpijn, spierspasmen. Dysurie, pollakisurie. Vallen (vaker bij ≥ 65 j.). Vermoeidheid. Erectiestoornis, ejaculatiestoornis.
Soms (0,1-1%): laryngitis. Hyperglykemie (met name bij diabetici). Suïcidaal gedrag (tijdens of vlak na staken van de behandeling), tandenknarsen, desoriëntatie, apathie. Myoclonus, acathisie, nervositeit, verminderde smaak, dyskinesie, vertigo. Mydriase, visusstoornissen. Oorpijn. Tachycardie, supraventriculaire aritmie (vooral atriumfibrilleren), hypertensie, perifere kou, orthostatische hypotensie (met name in het begin), flauwvallen (met name in het begin). Neusbloeding, strak gevoel in keel, dysfagie, oprisping, maag-darmbloedingen, gastro-enteritis, gastritis. Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, alkaline fosfatase),hepatitis, acute leverbeschadiging. Fotosensibilisatie, urticaria. Nachtelijk zweten. Rustelozebenen-syndroom, spiertrekkingen, spierstijfheid. Nachtelijk plassen, polyurie, urineretentie. Menstruatiestoornis. Seksuele disfunctie, pijn aan de testikels, gynaecologische bloedingen. Pijn op de borst, malaise, rillingen, dorst, gewichtstoename. Toename creatinine fosfokinase, verhoogd kaliumgehalte in het bloed.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsstoornis, anafylactische reactie, angio-oedeem, Stevens-Johnsonsyndroom, . Hypothyroïdie. Hyponatriëmie, SIADH, dehydratie. Suïcidaal gedrag (tijdens of vlak na staken van de behandeling), manie, hallucinaties, agressie (in het begin of vlak na staken). Serotoninesyndroom, extrapiramidale symptomen, convulsies (ook na staken van de behandeling), psychomotorische rusteloosheid. Glaucoom. Interstitiële longziekte, eosinofiele pneumonie. Hypertensieve crisis. Halitose, bloed in ontlasting, collagene colitis. Abnormale urinegeur. Stomatitis, trismus. Menopauzale symptomen, galactorroe, hyperprolactinemie, post partum bloeding. Geelzucht, leverfalen, verhoogd cholesterol. Plotseling staken kan leiden tot onthoudingsverschijnselen.
Zeer zelden (< 0,01%): cutane vasculitis.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Samenvatting:
Leidt tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Niet geven bij depressie. Patiënten, in het bijzonder hoog risico patiënten (met suïcidale gedachten, suïcidepoging), nauwkeurig observeren in verband met het verhoogde risico van suïcide. Suïcidale gedachten en gedrag kunnen zich ook voordoen tijdens de vroege behandeling met antidepressiva voor aandoeningen anders dan depressie. Regelmatig onderzoek voor het optreden van manie/hypomanie is aanbevolen. Tevens dient men bij het gebruik van duloxetine bedacht te zijn op het ontstaan van het serotoninesyndroom. Verder is bij kinderen en adolescenten controle op groei en ontwikkeling noodzakelijk.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden kunnen daarvan hinder ondervinden.
Vóór behandeling is screening op risico van suïcide en bipolaire stoornis aangewezen. Suïcidale gedachten en gedrag kunnen zich ook voordoen tijdens de vroege behandeling met antidepressiva voor aandoeningen anders dan depressie. Dezelfde voorzorgen als bij de behandeling van patiënten met depressie moeten daarom worden gevolgd bij het behandelen van patiënten met gegeneraliseerde angststoornissen. Patiënten, in het bijzonder hoog-risico patiënten (suïcidale gedachten, suïcidepoging) dienen nauwkeurig gevolgd te worden tijdens behandeling met deze geneesmiddelen, in het bijzonder in het begin van de behandeling en na dosisaanpassingen. Patiënten moeten op de hoogte worden gebracht van de noodzaak om te letten op elke klinische verergering, suïcidaal gedrag of suïcidale gedachten en ongewone gedragsveranderingen en de noodzaak om onmiddellijk medisch advies in te winnen als deze symptomen zich voordoen.
Zelden is een serotoninesyndroom gemeld; bij een combinatie van symptomen als agitatie, tremoren, myoklonieën en hyperthermie dient men hierop verdacht te zijn.
Gewicht en lengte dienen regelmatig gecontroleerd te worden tijdens het gebruik van duloxetine.
Wanneer duloxetine gestopt wordt, kunnen de volgende symptomen optreden: hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid en buikpijn. Om onttrekkingssymptomen te voorkomen dient duloxetine afgebouwd te worden; wekelijks met 30 mg/dag of langzamer (Horikx et al. 2019).
Effectiviteit van duloxetine bij depressiviteit bij kinderen van 7 tot 17 jaar is niet aangetoond (Atkinson et al. 2014, Emslie et al. 2014).
Bij rokers is (door inductie van CYP1A2) de plasmaspiegel duloxetine bijna gehalveerd.
Cardiovasculaire effecten: Controleer de bloeddruk bij cardiovasculaire ziekte, vooral in de eerste maand. Bij een blijvende bloeddrukverhoging dosisverlaging of afbouwen van de behandeling overwegen.
Acathisie: Bij ontwikkelen van acathisie (psychomotorische rusteloosheid) de dosering niet verhogen en behandeling herevalueren.
Afbouwen: Vanwege onthoudingsverschijnselen een behandeling niet plotseling staken, maar de dosis afbouwen gedurende ten minste 2–4 weken, zie ook de rubriek Doseringen. Bij afbouwen niet om de dag doseren, omdat door de relatief korte halfwaardetijd van dit middel dan onthoudingsverschijnselen kunnen optreden. Risicofactoren voor het krijgen van onthoudingsverschijnselen zijn: behandeling met hogere doses dan de minimale effectieve dosis; het ervaren van onthoudingsverschijnselen bij een gemiste dosis; eerdere mislukte stoppoging.
Suïciderisico: Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van de therapie (als het middel nog onvoldoende effectief is) en na dosisaanpassingen. Er is een groter suïciderisico in het vroege stadium van herstel.
Seksuele disfunctie: SSRI's kunnen symptomen van seksuele disfunctie geven die na staken langdurig kunnen blijven aanhouden.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij een (anamnese van) manie, bipolaire stoornis of convulsies, bij versnelde hartslag of verhoogde bloeddruk en bij een toegenomen risico van hyponatriëmie. Verder is in verband met het mogelijk optreden van mydriase ook voorzichtigheid geboden bij nauwe-kamerhoekglaucoom.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot een verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Duloxetine is substraat voor CYP2D6 en CYP1A2 en het remt CYP2D6.
Relevant:
Bij combinatie met een MAO-remmer (ook moclobemide, rasagiline of selegiline) kan het serotoninesyndroom optreden. Gelijktijdige behandeling wordt ontraden. Het herstel van MAO-enzymen duurt ong. 2 weken. Aanbevolen wachttijden: na staken duloxetine 5 dagen; na staken niet-selectieve MAO-remmer, rasagiline of selegiline 2 weken; na staken moclobemide 1 dag.
Bij combinatie met linezolid (aanbevolen wachttijd na staken linezolid 2 dagen), methylthionine, pethidine of tramadol kan serotonerge toxiciteit optreden.
Bij gebruik van duloxetine neemt het risico op een maagdarmbloeding toe als tevens een NSAID wordt gebruikt.
Bij gebruik van duloxetine kan de bloedingsneiging toenemen, hierdoor kan het effect van een VKA, acalabrutinib, ibrutinib of zanubrutinib worden versterkt.
Bij combinatie met een thiazide kan hyponatriëmie optreden.
Niet relevant:
Toename duloxetine: de concentratie stijgt door fluvoxamine en krachtige CYP2D6-remmers.
Duloxetine verhoogt de concentratie van: tolterodine.
Overig effect: bij combinatie met fentanyl of oxycodon kan lichte tot matige serotonerge toxiciteit optreden.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met ciprofloxacine, tedizolid en triptanen.
Niet beoordeeld:
Mogelijk is het risico op het serotoninesyndroom verhoogd bij combinatie met amfetaminen of buprenorfine.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NIET-SELECTIEVE MONOAMINE-HEROPNAMEREMMERS | ||
---|---|---|
N06AA09 | ||
N06AA04 | ||
Tofranil
|
N06AA02 | |
Nortrilen
|
N06AA10 |
SELECTIEVE SEROTONINE-HEROPNAMEREMMERS | ||
---|---|---|
Cipramil
|
N06AB04 | |
Lexapro
|
N06AB10 | |
N06AB03 | ||
Fevarin
|
N06AB08 | |
N06AB06 |
OVERIGE ANTIDEPRESSIVA | ||
---|---|---|
Oxitriptan
|
N06AX01 | |
Wellbutrin, Zyban
|
N06AX12 | |
Remeron
|
N06AX11 | |
Efexor
|
N06AX16 |