Pneumokokken vaccin

Stofnaam
Pneumokokken vaccin
Merknaam
Synflorix, Prevenar 13, Pneumovax 23, Vaxneuvance, Apexxnar
ATC code
J07AL02
Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Voor ouders op Apotheek.nl
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Bevat polysacchariden uit 10 typen (Synflorix) of 13/23 typen (Prevenar) en is geconjugeerd aan difterietoxine. Het geeft geen immuniteit tegen andere serotypen van streptococcus pneumoniae
 

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Actieve immunisatie bij (premature) zuigelingen en kinderen in de leeftijd van 2 maanden tot 5 jaar, 0,5 ml/dosis

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Suspensie voor injectie; wegwerpspuit 0,5 ml.

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

RIJKSVACCINATIEPROGRAMMA Pneumokokken
  • Intramusculair
    • Start vaccinatieschema bij leeftijd < 6 maanden
      [4]
      • Standaardschema:
        Zuigelingen (incl premature neonaten), postnatale leeftijd 3-5-11 maanden: 0,5 ml/dosis 

Immunisatie pneumokokken: Afwijkende schema's (Niet RVP):
  • Intramusculair
    • 0 jaar tot 18 jaar
      [1] [2] [3] [6]
      • Synflorix:
        Premature zuigelingen geboren tussen 27-36 weken zwangerschapsduur: 4 doses, waarbij eerste dosis op leeftijd van 2 maanden. De eerste 3 doses met telkens 1 maand tussentijd wordt gegeven en de 4e dosis tenminste 6 maanden na de 3e dosis.
        6 wk-6 mnd:
        Schema met 4 doses, waarvan de eerste 3 doses met telkens 1 maand tussentijd wordt gegeven en de 4e dosis tenminste 6 maanden na de 3e dosis, bij voorkeur bij een leeftijd van 12-15 maanden.
        Schema met 3 doses, waarvan de eerste 2 doses met 2 maanden tussentijd worden gegeven; de derde dosis wordt minimaal 6 maanden na de 2e dosis gegeven.
        Voorheen ongevaccineerde zuigelingen en oudere kinderen:
        7 mnd-11 mnd: 3 doses, waarvan de eerste 2 doses met ten minste 1 maand tussentijd worden gegeven en de 3e dosis in het tweede levensjaar, ten minste 2 maanden na de 2e dosis.
        12 mnd- 5 jaar: 2 doses met ten minste 2 maanden tussentijd.

        Prevenar 13:
        Premature zuigelingen (<37 weken): 4 doses, waarvan de eerste dosis op de leeftijd van 6-8 weken en 2 volgende doses met telkens 1 maand tussentijd worden gegeven en de 4e dosis tenminste 6 maanden na de 3e dosis, bij voorkeur bij een leeftijd van 11-15 maanden.
        6 wk-6 mnd:
        4 doses schema: waarvan de eerste 3 doses met telkens 1 maand tussentijd worden gegeven en de 4e dosis tenminste 6 maanden na de 3e dosis, bij voorkeur bij een leeftijd van 11-15 maanden.
        3 doses schema: waarvan de eerste 2 doses met 2 maanden tussentijd worden gegeven; de derde dosis wordt aanbevolen bij 11-15 maanden.
        Voorheen ongevaccineerde zuigelingen en oudere kinderen:
        7 mnd-11 mnd: 3 doses, waarvan de eerste 2 doses met ten minste 1 maand tussentijd worden gegeven en de 3e dosis in het tweede levensjaar.
        12-23 mnd: 2 doses met ten minste 2 maanden tussentijd.
        2-17 jaar: 1 dosis.

        Vaxneuvance
        Standaardvaccinatieschema
        Premature zuigelingen (< 37 weken bij geboorte):
          primaire serie van drie doses gevolgd door een boosterdosis. De eerste dosis op een leeftijd van 6 weken, met een interval van 4-8 weken tussen de primaire doses. 4e dosis (booster dosis) op leftijd van 11-16 maanden en minimaal 2 maanden na de 3e dosis.
        6 weken tot 2 jaar:
        4 doses schema: primaire serie van drie doses gevolgd door een boosterdosis. De eerste dosis op een leeftijd van 6 weken, met een interval van 4-8 weken tussen de primaire doses. 4e dosis (booster dosis) op leeftijd van 11-16 maanden en minimaal 2 maanden na de 3e dosis.
        3 doses schema: primaire serie van 2 doses gevolgd door een boosterdosis. De eerste dosis op een leeftijd van 6 weken en de 2e dosis 8 weken later. 3e dosis (booster dosis) op leeftijd van 11-16 maanden.
        Inhaalvaccinatie schema voor niet eerder gevaccineerde  kinderen:
        7 mnd-12 mnd: 2 doses met een interval van 4 weken. Een derde boosterdosis na de leeftijd van 12 mnd en minimaal 2 maanden na de laatste dosis
        12 mnd-2 jaar: 2 doses met een interval van 2 maanden
        2 - 18 jaar: (niet gevaccinceerde of onvolledig gevaccineerde kinderen) 1 dosis (minimaal 2 maanden na een eerdere dosis met een pneumokokkenconjugaatvaccin

        Baby’s en kinderen die zijn begonnen aan immunisatie met een ander pneumokokkenconjugaatvaccin kunnen op elk moment binnen het schema overschakelen op Vaxneuvance

        Pneumovax 23: (risico groepen)
        > 2 jaar: 1 dosis.
        Revaccinatie dient overwogen te worden als de laatste vaccinatie meer dan 5 jaar geleden heeft plaatsgevonden en bij kinderen <10 jaar met nefrotisch syndroom, asplenie of sikkelcelanemie waarbij vaccinatie 3-5 jaar geleden heeft plaatsgevonden.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen bij kinderen

Synflorix

Zeer vaak (> 10%): pijn, roodheid en zwelling op de injectieplaats, koorts ≥ 38°C (leeftijd < 2 jaar), prikkelbaarheid, slaperigheid, verminderde eetlust.

Vaak (1-10%): reacties op injectieplaats zoals induratie, koorts > 39°C bij leeftijd < 2 jaar. Na boostervaccinatie tevens: koorts ≥ 38°C bij leeftijd 2–5 jaar.

Soms (0,1-1%): reacties op injectieplaats zoals jeuk, hematoom, hemorragie en nodule, abnormaal huilen, apneu bij zeer premature kinderen (≤28 weken zwangerschap), diarree, braken, huiduitslag. Na de boostervaccinatie tevens: diffuse zwelling gevaccineerde ledemaat, jeuk, hoofdpijn, misselijkheid (leeftijd 2–5 jaar), koorts > 40ºC bij leeftijd < 2 jaar of > 39ºC bij leeftijd 2–5 jaar.

Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties zoals dermatitis, atopische dermatitis, eczeem, (koorts)stuipen, urticaria, hypotoon-hyporesponsieve episode.

Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie, angio-oedeem, ziekte van Kawasaki.

Prevenar 13

Kinderen ≤ 5 jaar:
Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust, koorts, prikkelbaarheid, slaperigheid, slecht slapen, reacties op de injectieplaats (zoals zwelling, induratie, erytheem, pijn, gevoeligheid).

Vaak (1-10%): braken, diarree, huiduitslag, koorts > 39°C, bewegingsbeperking van plaats van vaccinatie.

Soms (0,1-1%): (febriele) insulten, urticaria, (abnormaal) huilen,

Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties (zoals gezichtsoedeem, dyspneu, bronchospasmen), hypotoon-hyporesponsieve episode.

Verder zijn gemeld: anafylaxie, angio-oedeem, lymfadenopathie, apneu bij zeer premature kinderen (≤28 weken zwangerschap), erythema multiforme, jeuk en uitslag op injectieplaats, blozen.

Kinderen 6–17 jaar:
Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust, prikkelbaarheid, reacties op de injectieplaats (zoals zwelling, induratie, erytheem, pijn, gevoeligheid, bewegingsbeperking), slaperigheid, slecht slapen.

Vaak (1-10%): hoofdpijn, braken, diarree, huiduitslag, urticaria, koorts.

Kinderen met sikkelcelziekte, HIV of een hematopoëtische stamceltransplantatie hebben vergelijkbare bijwerkingen, behalve hoofdpijn, braken, diarree, koorts, vermoeidheid, artralgie en myalgie komen zeer vaak voor.

Pneumovax 23

Zeer vaak (> 10%): lokale reacties zoals erytheem, oedeem, verharding, gevoeligheid, zwelling. warmte en pijn. Koorts (≤ 38,8° C).

Zelden (< 0,01%): cellulitis op de plaats van injectie.

Verder zijn gemeld: hemolytische anemie, leukocytose, lymfadenitis, lymfadenopathie, trombocytopenie. AnafylactoÏde reacties, angioneurotisch oedeem, serumziekte. Koortsstuipen, syndroom van Guillain-Barré, hoofdpijn, paresthesie, radiculo-neuropathie. Misselijkheid, braken. huiduitslag, urticaria. Artralgie, artritis, myalgie. Asthenie, rillingen, koorts, malaise, verminderde mobiliteit van of perifeer oedeem in geïnjecteerde ledemaat,

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contraindicaties bij kinderen

Acute ernstige ziekte met koorts. Overgevoeligheid voor één van de dragereiwitten.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Synflorix, Prevenar 13:
De bescherming tegen otitis media is substantieel lager dan tegen invasieve ziekten.

Gegevens over veiligheid en immunogeniciteit zijn beschikbaar voor met hiv geïnfecteerde zuigelingen (asymptomatisch of met milde symptomen volgens de WHO-classificatie), HIV-negatieve zuigelingen geboren uit HIV-positieve moeders, kinderen met sikkelcelziekte en kinderen met een milt disfunctie. Deze zijn niet beschikbaar voor personen in andere specifieke immuungecompromitteerde groepen. Vaccinatie moet dan per individueel geval worden beoordeeld.

Het vaccin vervangt niet het 23-valent pneumokokken-polysaccharidevaccin bij kinderen ouder dan twee jaar met aandoeningen die meer kans geven aan invasieve ziekten door Streptococcus pneumoniae zoals sikkelcelanemie, asplenie, HIV-infectie, chronische ziekten of andere immuuncompromitterende aandoeningen; indien van toepassing een interval van ten minste acht weken aanhouden tussen de toediening van Synflorix (10-valent vaccin) en het 23-valent vaccin.

Aanbevolen wordt profylactisch antipyretische medicatie toe te dienen bij gelijktijdige toediening met vaccins met hele pertussiscellen en bij epileptische stoornissen of koortsstuipen in de voorgeschiedenis; er zijn echter aanwijzingen dat profylactische toediening van paracetamol de immuunrespons op Synflorix zou kunnen reduceren; de klinische relevantie is onbekend.

Bij de toediening van de primaire immunisatieserie aan zeer premature kinderen (geboren ≤ week 28 van de zwangerschap) ademhalingscontrole gedurende 48–72 uur overwegen vanwege het potentiële risico van apneu, vooral bij kinderen met een voorgeschiedenis van onvoldoende rijping van de longen; aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep kinderen, de vaccinatie echter niet onthouden of uitstellen.

Pneumovax 23
Stel vaccinatie uit bij ziekte met significante koorts, andere infecties of wanneer een systemische reactie een aanzienlijk risico zou kunnen vormen, behalve wanneer uitstel een nog groter risico zou zijn.

Zo snel mogelijk vaccineren na het vaststellen van de diagnose (a)symptomatische HIV-infectie.

De antilichaamrespons na vaccinatie kan verminderd zijn bij patiënten met een onderdrukt afweersysteem (bv. genetisch defect, HIV–infectie, immunosuppressieve behandeling (geneesmiddelen, radiotherapie, splenectomie) na de eerste of tweede dosis. Sommige patiënten vertoonden een significante verbetering van de antilichaamrespons gedurende de periode van 2 jaar volgend op het einde van de chemotherapie of immunosuppressieve therapie, vooral bij een groter interval tussen het einde van de behandeling en de start van de vaccinatie.

Vaccin is mogelijk niet doeltreffend bij het voorkomen van een infectie als gevolg van een schedelbasisfractuur of van uitwendig contact met cerebrospinaal vocht.

Een noodzakelijke profylactische behandeling tegen een pneumokokken-infectie met antibiotica niet onderbreken na de vaccinatie.

 

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Niet beoordeeld:

De fabrikant van Zostavax® ontraadt gelijktijdige toediening van zostervaccin en 23-valent pneumokokkenvaccin, en adviseert een interval van ten minste 4 weken aan te houden. Hoewel er bij combinatie een afname van de antistofrespons op zostervaccin is waargenomen, is er geen correlatie tussen de hoogte van de antistoftiters en de bescherming tegen herpes zoster. Bovendien is in een studie aangetoond dat zostervaccin even effectief is bij gelijktijdige toediening van 23-valent pneumokokkenvaccin als bij een interval van ten minste 4 weken.

Interacties vaccins algemeen:

Gelijktijdig geven van vaccins

  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met andere dode vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • parenteraal toegediende levende vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met oraal toegediende levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • twee parenteraal toegediende levende vaccins worden bij voorkeur met een interval van ten minste 4 weken toegediend. Reden hiervoor is het induceren van de productie van interferonen gedurende 1-2 weken door het ene vaccin, die kunnen interfereren met de immuunrespons op het andere vaccin. Indien dit niet mogelijk is, kunnen ze ook tegelijkertijd worden toegediend.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten

Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.

Van zostervaccin is niet bekend of het een interactie geeft met bloedproducten; er hoeft geen interval te worden aangehouden.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.

Relevant:

Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde Middelen bij inflammatoire aandoeningen, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar), monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking (zie aldaar), alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax)

Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken (zie aldaar) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.

 

BACTERIELE VACCINS

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

CHLOLERAVACCINS

Cholera vaccin

Dukoral
J07AE01
HAEMOPHILUS INFLUENZAE B-VACCINS
J07AG01
MENINGOKOKKENVACCINS

Meningococcen A, C, W135, Y vaccin

Nimenrix, Menveo, MenQuadfi
J07AH08

Meningococcen B vaccin

Bexsero, Trumenba
J07AH09
J07AH07
KINKHOESTVACCINS
J07AJ52
TUBERCULOSEVACCINS
J07AN01
BUIKTYFUSVACCINS

Buiktyfusvaccin

Typhim, Typherix
J07AP03

Referenties

  1. GlaxoSmithKline Biologicals S.A., SmPC Synflorix (EU/1/09/508//001-010)Rev 31, 30-11-2018, www.geneesmiddeleninformatiebank.nl
  2. Pfizer Limited, SPC Prevenar 13 (EU/1/09/590/001-006) Rev 40, 08-01-2021, www.ema.europa.eu
  3. Merck Sharp & Dohme B.V. , SPC Pneumovax 23 (RVG 25853) 09-07-2019, www.geneesmiddeleninformatiebank.nl
  4. RIVM , Rijksvaccinatieprogramma 2022, www.rivm.nl
  5. RIVM, Richtlijn voor preventie van infecties bij mensen met (functionele) hypo-en asplenie., Feb 2012
  6. Merck Sharp & Dohme B.V. , SmPC Vaxneuvance (EU/1/21/1591) Rev 5, 22-09-2023, www.ema.europa.eu
  7. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas ( Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen)., Geraadpleegd 15 feb 2021
  8. Informatorium Medicamentorum, ( Interacties), Geraadpleegd 3-2-2022

Wijzigingen

  • 15 november 2023 09:35: Doseeerschema's voor vaxneuvance toegevoegd
  • 21 april 2017 10:19: Update vaccinatieschema Prevenar 13 obv gewijzigde SmPC
  • 09 januari 2017 15:17: Aanpassen doseeradvies pneumo 13 naar herziening SmPC
  • 12 november 2015 10:54: Doseerschema synflorix gewijzigd op basis van gewijzigde SmPC
  • 18 mei 2015 16:41: Vaccinatie informatie bij kinderen met asplenie of hyposplenie toegevoegd op basis van het IM

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering