Bij een nonsense-mutatie in het DNA is er een voortijdig stopcodon in de genetische mRNA-code aanwezig, waardoor de aanmaak van een volledig eiwit niet mogelijk is; de translatie stopt voordat de volledige lengte van een eiwit is bereikt. Door interactie van ataluren met het ribosoom leest het ribosoom over het nonsense-stopcodon in het mRNA molecuul heen. Deze ribosomale 'read-through' van mRNA resulteert in de productie van een eiwit van volledige lengte.
Ataluren is geregistreerd onder zogenaamde 'voorwaardelijke toelating', waarbij aanvullend bewijs over de voordelen van ataluren nog wordt afgewacht.
F= 55%
T1/2: 2-6 uur
Gran. voor orale susp. 125 mg, 250 mg, 1000 mg
Spierdystrofie van Duchenne bij ambulante patienten |
---|
|
Bij verminderde nierfunctie neemt de blootstelling aan ataluren en de acylglucuronidemetaboliet toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd.
Klinische gevolgen:
De toxiciteit van de metaboliet is niet bekend. In een studie met 1-malig ataluren was de blootstelling ataluren bij personen met ClCr <30 ml/min 61% hoger in vergelijking met personen met normale nierfunctie. De blootstelling acylglucuronidemetaboliet was 3-8x hoger.
Het bijwerkingenprofiel bij kinderen komt overeen met het bijwerkingenprofiel bij volwassenen.
Zeer vaak (> 10%): braken.
Vaak (1-10%): hoofdpijn, hypertensie. Hoest, neusbloeding. Maagklachten, misselijkheid, buikpijn, flatulentie, obstipatie. Verminderde eetlust. Erytheem. Pijn in de ledematen, skeletspierpijn op de borst. Hematurie, enurese. Koorts. Gewichtsafname. Hypertriglyceridemie.
Verder zijn gemeld: verhoogde concentratie cholesterol, verandering in nierfunctietesten (verhoogde waarden van serumcreatinine, ureum, cystatine C).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Controleer bij alle patiënten: het serumcreatinine, ureum en cystatine C iedere 6–12 maanden of vaker indien nodig op basis van de klinische status. Controleer totaalcholesterol, LDL, HDL, en triglyceriden jaarlijks of vaker indien nodig op basis van de klinische status. Controleer bij comedicatie met corticosteroïden de bloeddruk elke 6 maanden of vaker indien nodig op basis van de klinische status. Controleer patiënten met nierinsufficiëntie zorgvuldig.
Ataluren is substraat voor UGT1A9. Het remt OAT3.
Relevant:
Afname ataluren: de concentratie daalt door rifampicine.
Overig effect: de nefrotoxiciteit van aminoglycosiden kan toenemen; ataluren moet niet worden gebruikt tot 2 dagen na staken van het aminoglycoside.
Niet relevant: de blootstelling aan ciprofloxacine stijgt.
Niet beoordeeld: in combinatie met corticosteroïden voor systemisch gebruik is het risico op hypertensie verhoogd; geadviseerd wordt ten minste elke 6 maanden de bloeddruk te controleren.
Voorzichtigheid is geboden bij combinatie met substraten van de aniontransporters OAT1, OAT3 en OATP1B3, waaronder aciclovir, oseltamivir, captopril, bumetadine, furosemide, valsartan, pravastatine en rosuvastatine.
De blootstelling van adefovir neemt toe met ong. 60%.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
OVERIGE MIDDELEN BIJ ZIEKTEN VAN HET SKELETSPIERSTELSEL | ||
---|---|---|
Spinraza
|
M09AX07 | |
Zolgensma
|
M09AX09 | |
Evrysdi
|
M09AX10 |