Eiwit bestaande uit 165 aminozuren, bereid via recombinant DNA-technologie, waarbij gebruik is gemaakt van een genetisch gemanipuleerde Escherichia coli-stam. Interferon gaat een specifieke binding aan met receptoren op de celmembraan. Men veronderstelt dat een complexe reeks intracellulaire reacties, althans gedeeltelijk, verantwoordelijk is voor de onderdrukking van virusreplicatie in virusgeïnfecteerde cellen, celproliferatie en immunomodulerende activiteiten, zoals verhoging van de fagocytose door macrofagen en toename van de specifieke cytotoxiciteit van lymfocyten voor target-cellen.
De dosis gecorrigeerde Cmax, Cmin en AUC is vergelijkbaar met volwassenen
Chronische hepatitis B: Off-label
Chronische hepatitis C:
< 3 jaar: Off-label
>3 jaar: On-label, doseringen > 3 milj IE: Off-label; dosering vaker dan 3 x/week: Off-label
Laryngeale papillomatosis: Off-label
Injectievloeistof voor s.c. toediening 15 en 25 milj. IE/ml;
multidosispen 1,2 ml voor 6 doses van 3, 5 en 10 milj. IE
Chronische actieve Hepatitis B |
---|
|
Chronische actieve hepatitis C |
---|
|
Laryngeale papillomatosis (Humaan papilloma virus) |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Gewichtsverlies en remming van de groei zijn veel voorkomend bij kinderen. Bij kinderen en adolescenten zijn vaker gemeld: afwijkingen op de injectieplaats, koorts, anorexie, braken, emotionele labiliteit, zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging.
Zeer vaak (> 10%): faryngitis, virale infectie. Leukopenie. Anorexie. Depressie, slapeloosheid, angst, agitatie, nervositeit, emotionele labiliteit. Duizeligheid, hoofdpijn, verminderde concentratie, droge mond. Troebel zicht. Dyspneu, hoesten. Misselijkheid, braken, dyspepsie, abdominale pijn, diarree, stomatitis. Alopecia, pruritus, droge huid, huiduitslag, toegenomen transpiratie. Griepachtige symptomen: myalgie, artralgie, koorts, vermoeidheid, asthenie, malaise, gewichtsverlies. Reactie op de injectieplaats. Vaak (1-10%): bronchitis, sinusitis, herpes simplex (resistentie), rinitis. Trombocytopenie, lymfadenopathie, lymfopenie. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Hypocalciëmie, dehydratie, hyperurikemie, dorst. Verwardheid, slaapstoornis, slaperigheid, verminderd libido, tremor, paresthesie, hypo-esthesie, migraine, voorbijgaande roodheid van het gezicht en hals, smaakverandering. Conjunctivitis, abnormaal zicht, traanklierafwijking, pijn in het oog. Vertigo, tinnitus. Palpitaties, tachycardie, hypertensie. Epistaxis, ademhalingsstoornis, nasale congestie, rinorroe, droge hoest. Ulceratieve stomatitis, glossitis, gingivitis, constipatie, dunne stoelgang, hepatomegalie. Psoriasis (nieuw of verergerd), maculopapuleuze of erythemateuze huiduitslag, eczeem. Artritis. Frequent urineren. Amenorroe, dysmenorroe, menorragie, menstruatiestoornis, vaginale aandoening, pijnlijke borsten.. Soms (0,1-1%): bacteriële infectie. Perifere neuropathie. Zelden (0,01-0,1%): pneumonie, sepsis. Zelfmoordgedachten. Retinale bloeding, retinopathieën (met inbegrip van maculair oedeem), obstructie van de retinale arterie of ader, neuritis optica, papiloedeem, verlies van gezichtsscherpte of gezichtsveld, wattenachtige vlekken op de retina. Cardiomyopathie. Zeer zelden < 0,01%): aplastische anemie. Diabetes, verergerde diabetes, hyperglykemie, hypertriglyceridemie, verhoogde eetlust. (Poging tot) zelfmoord, agressief gedrag (soms gericht op anderen), psychose., Cerebrovasculaire hemorragie, cerebrovasculaire ischemie, convulsies, verminderd bewustzijn, encefalopathie, gehoorverlies, gehoorstoornis. Longinfiltraten, pneumonitis. Pancreatitis, ischemische colitis, ulceratieve colitis, bloedend tandvlees. Hepatotoxiciteit (soms met dodelijke afloop). Perifere ischemie, cardiale ischemie, myocardinfarct. Sarcoïdose of verergering ervan. Stevens-johnson syndroom, toxische epidermale necrolyse, multiform erytheem. Rabdomyolyse, myositis, beenkrampen. Nierfalen, nierinsufficiëntie, nefrotisch syndroom. Verder zijn gemeld: 'pure red cell aplasia', idiopathische trombocytopenische purpura, trombotische trombocytopenische purpura, systemische lupus erythematosus, vasculitis, reumatoïde artritis (nieuw of verergerd), syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada, urticaria, angio-oedeem, bronchoconstrictie, anafylaxie, verandering van de psychische toestand, bipolaire stoornis, manie, mononeuropathieën, coma.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Kinderen en adolescenten met een ernstige psychiatrische stoornis, met name ernstige depressie, zelfmoordgedachten of zelfmoordpogingen in de anamnese.
Ernstige bestaande hartaandoeningen (zoals niet-gecontroleerde congestieve hartinsufficiëntie, recent myocardinfarct of ernstige ritmestoornissen). Ernstig gestoorde lever- of nierfunctie (incl. t.g.v. metastasen). Epilepsie en/of gestoorde functie van het centrale zenuwstelsel. Chronische hepatitis met gevorderde gedecompenseerde aandoening van de lever of levercirrose. Chronische hepatitis bij patiënten die recent werden behandeld of onder behandeling zijn met immunosuppressiva, uitgezonderd die patiënten bij wie de therapie met steroïden in korte periode wordt afgebouwd. Auto-immuunhepatitis, voorgeschiedenis van auto-immune aandoeningen, getransplanteerden onder immunosuppressie. Schildklieraandoeningen (tenzij onder controle met een conventionele behandeling).
Bij kinderen en adolescenten werd suïcidaal gedrag vaker waargenomen dan bij volwassenen (2,4% vs 1%). Bij kinderen en adolescenten om de drie maanden controleren op tekenen van schildklierfunctiestoornissen. Aanbevolen wordt de groei te volgen van kinderen die ribavirine in combinatie met interferon α-2b krijgen. Bij kinderen en adolescenten om de drie maanden controleren op tekenen van schildklierfunctiestoornissen.
Depressie en suïcidaal gedrag is waargenomen tijdens de behandeling met interferon alfa-2b tot 6 maanden na stopzetting van de behandeling.Patiënten nauwlettend volgen op tekenen en symptomen van psychiatrische stoornissen en bij aanhoudende of verergerende symptomen overwegen om de behandeling te stoppen. Voorzichtigheid is geboden bij een verzwakte klinische conditie (bv. chronisch obstructieve longaandoeningen en/of diabetes mellitus vatbaar voor ketoacidose), stollingsstoornissen, ernstige myelosuppressie en bij reeds bestaande psoriasis. Patiënten met een voorgeschiedenis van hartfalen, myocardinfarct en/of voorgaande of bestaande ritmestoornissen vereisen een nauwgezette controle. Bij hartaandoeningen en/of een gevorderd stadium van kanker dient routinematig een ecg te worden gemaakt. Bij koorts, hoest, dyspneu of andere respiratoire symptomen een X-thorax maken, bij tekenen van longinfiltratie de patiënt nauwkeurig volgen en zo nodig de behandeling staken. Bij optreden van visusstoornissen of andere oftalmologische symptomen tijdens de behandeling is een oogonderzoek aangewezen. Periodieke oogonderzoek is aangewezen bij afwijkingen die geassocieerd kunnen worden met retinopathie (diabetes mellitus of retinopathie). Bij optreden van afwijkende leverfunctie deze nauwkeurig volgen, de behandeling staken bij verergering van de symptomen. Voldoende vloeistof dient te worden toegediend, daar hypotensie gerelateerd aan vochtdepletie is waargenomen. Bij optreden van acute overgevoeligheidsreacties de behandeling staken. Veranderingen in serumtransaminasen worden gezien bij ongeveer de helft van de patiënten met chronisch actieve hepatitis B, dit duidt gewoonlijk op een verbetering van de aandoening. De ervaring bij patiënten jonger dan 18 jaar is beperkt. Patiënten behandeld voor chronische hepatitis C kunnen in zeldzame gevallen een schildklierafwijking ontwikkelen, deze kan met conventionele therapie onder controle worden gebracht. Vóór behandeling van chronische C hepatitis de TSH-spiegels controleren en behandeling pas starten indien deze spiegels binnen de normale grenzen liggen. Indien tijdens behandeling schildklierafwijkingen optreden, kan behandeling worden voortgezet zolang de TSH-spiegels binnen de normale grenzen kunnen worden gehouden. Vóór de behandeling dienen een standaard hematologiebeeld, elektrolyten, leverenzymen, eiwitspectrum, serumbilirubine en serumcreatinine te worden bepaald en op gezette tijden herhaald. Indien bij de behandeling van hepatitis de ALAT toeneemt tot twee of meer dan tweemaal de beginwaarde, mag behandeling worden voortgezet, tenzij symptomen van leverfalen optreden. Tijdens verhoging van ALAT elke 2 weken ALAT, protrombinetijd, alkalische fosfatasen, albumine en bilirubine bepalen. Bij lichte tot matige nier-, lever- of beenmergfunctiestoornissen dienen deze tijdens behandeling nauwgezet te worden gecontroleerd. Bij patiënten met chronische hepatitis B of C die tevens zijn geïnfecteerd met humaan immunodeficiëntievirus (HIV) of die hemodialyse ondergaan is de werkzaamheid niet aangetoond. Bij aanleg voor het ontwikkelen van auto-immuunstoornissen kunnen tijdens behandeling frequenter klinische manifestaties van auto-immuunziekten optreden door de ontwikkeling van verschillende auto-antilichamen. Preliminaire gegevens suggereren een verband tussen gebruik interferon α en een verhoogde afstoting van (lever- en nier)transplantaten. Bij de inductiebehandeling van maligne melanoom de leverfunctie, aantal witte bloedcellen en hun differentiatie wekelijks volgen en tijdens de onderhoudsfase maandelijks.
Relevant: de plasmaconcentratie van theofylline stijgt.
Combinatie met telbivudine is gecontraïndiceerd. In een studie bleek een verhoogd risico op perifere neuropathie bij combinatie van peginterferon alfa 2a met telbivudine. Bovendien is het voordeel van combinatie van interferonen met telbivudine niet vastgesteld.
Niet relevant: de AUC van melfalan kan iets toenemen.
De klaring van fluorouracil kan afnemen.
Niet beoordeeld: de werking en beenmergtoxiciteit van oncolytica kunnen worden versterkt. Bij combinatie met hydroxycarbamide kunnen de ernst en de frequentie van cutane vasculitis toenemen.
Bij patiënten met HCV-HIV co-infectie en gevorderde cirrose die cART krijgen, kan het risico op leverdecompensatie en lactaatacidose toenemen als ze worden behandeld met ribavirine plus interferon alfa 2b.
Bij patiënten met HCV-HIV co-infectie die tevens met ribavirine en zidovudine worden behandeld, kan het risico op anemie zijn verhoogd.
Interacties interferonen alfa algemeen
Niet relevant: de AUC van melfalan kan toenemen.
De klaring van fluorouracil kan afnemen.
Niet beoordeeld: bij patiënten met HCV-HIV co-infectie en gevorderde cirrose die cART krijgen, kan het risico op leverdecompensatie en lactaatacidose toenemen als ze worden behandeld met (peg)interferon alfa plus ribavirine.
In een studie bleek een verhoogd risico op perifere neuropathie bij combinatie met telbivudine. Het voordeel van combinatie van interferonen met telbivudine is niet vastgesteld. Combinatie wordt ontraden.
De beenmergtoxiciteit van myelosuppressieve stoffen (zoals oncolytica, ribavirine en zidovudine) kan worden versterkt.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
KOLONIESTIMULERENDE FACTOREN | ||
---|---|---|
Neupogen G-CSF, Tevagrastim, Nivestim, Zarzio, Accofil
|
L03AA02 | |
Lonquex
|
L03AA14 |
INTERFERONEN | ||
---|---|---|
Pegasys
|
L03AB11 | |
Pegintron
|
L03AB10 |
OVERIGE IMMUNOSTIMULANTIA | ||
---|---|---|
Copaxone
|
L03AX13 | |
L03AX15 | ||
Mozobil
|
L03AX16 |