Bereid uit normaal humaan veneus plasma. De albumine-oplossingen zijn bereid door ethanolfractionering en hebben een pasteurisatie ondergaan. Ten minste 95% van het eiwit in de preparaten is albumine. Albumine heeft een colloïd-osmotische werking. De oplossing 200 g/l heeft een viermaal zo hoge colloïd-osmotische werking als plasma, die van 50 g/l is een licht hyperoncotische oplossing, die van 40 g/l heeft een vrijwel even grote colloïd-osmotische werking als plasma. Albumine heeft tevens een transportfunctie voor stofwisselingsproducten en sommige geneesmiddelen; daarnaast bezit het het vermogen tot buffering van het bloed. Kan worden toegepast bij een plasma- of bloedvolumetekort alsmede bij een oncotisch tekort.
T1/2 Intravasaal: 17 uur.
NB: de intravasale halfwaarde tijd is niet gelijk aan de biologische halfwaardetijd (verband tussen werkingduur en tijd). Na 3 uur is het volumevergotend effect met 50% afgenomen.
Infusievlst. 40 mg/ml; 50 mg/ml; 200 mg/ml
Hypovolumie met aangetoonde hypoalbuminemie als co-morbiditeit |
---|
|
Ernstige neonatale hyperbilirubinemie |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Overvulling, overgevoeligheidsreacties (urticaria, anafylaxie, koorts), hemodilutie (verlenging van de bloedinsgtijd bij hoge concentraties) en nierfunctiestoornissen (bij hoge concentraties).
Zelden (0,01-0,1%): voorbijgaande: opvliegers, koorts, urticaria en misselijkheid, als gevolg van de infusiesnelheid.
Zeer zelden (< 0,01%): ernstige overgevoeligheidsreacties met (anafylactische) shock.
Verder zijn gemeld: hoofdpijn, verwardheid. Tachycardie, bradycardie, atriumfibrilleren, hypotensie, hypertensie, myocardinfarct. Pulmonaal oedeem, dyspneu. Braken, dysgeusie. Huiduitslag, jeuk. Koude rillingen, overmatig zweten. Anafylactische reactie. Hyponatriëmie, acute hyponatriëmische encefalopathie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Cave overvulling: longoedeem, decompensatio cordis.
Controleer tijdens toediening regelmatig de hemodynamische werking zoals de centraal-veneuze druk, arteriële bloeddruk en polsslag, pulmonale arteriële wigdruk, elektrolytenconcentratie, hematocriet, hemoglobine, urineproductie, symptomen van hart- of respiratoire insufficiëntie en symptomen van verhoogde intracraniale druk. Als grote hoeveelheden worden toegediend, tevens stollingsparameters en het hematocriet controleren.
Hyponatriëmie: De infusievloeistof 200 g/l bevat minder elektrolyten in vergelijking met de infusievloeistof 40-50 g/l. Wees daarom extra alert op hyponatriëmie bij toediening van (grote hoeveelheden van) de infusievloeistof 200 g/l. Ook bij patiënten met niet-osmotische afgifte van vasopressine (zoals o.a. bij het syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH), acute ziekten, pijn, ziekten van het centraal zenuwstelsel, hart-, lever-of nierziekten) of bij combinatie met natriumverlagende middelen (zie rubriek Interacties) is er meer kans op hyponatriëmie. Acute hyponatriëmie kan leiden tot acute hyponatriëmische encefalopathie, die wordt gekenmerkt door hoofdpijn, misselijkheid, epileptische aanvallen, lethargie en braken.
Wees terughoudend indien overvulling of hemodilutie een extra risico kan vormen, zoals bij hartfalen, hypertensie, oesofagusvarices, longoedeem, hemorragische diathese, ernstige anemie en (post)renale anurie. Bij de eerste klinische tekenen van cardiovasculaire overbelasting (hoofdpijn, dyspneu, bloedophoping in de halsslagader), verhoogde bloeddruk, verhoogde veneuze druk en longoedeem de infusie onmiddellijk staken.
De oplossing 200 g/l heeft een viermaal zo hoge colloïd-osmotische werking als plasma; let op dat de patiënt voldoende gehydrateerd is tijdens toediening.
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare agentia is niet geheel uitgesloten.
Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening direct staken.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BLOEDVERVANGINGSMIDDELEN EN PLASMA-EIWITFRACTIES | ||
---|---|---|
Gelofusine, Geloplasma
|
B05AA06 |