Somapacitan is een langwerkend recombinant humaan groeihormoonderivaat, geproduceerd in Escherichia coli. Het bestaat uit 191 aminozuren vergelijkbaar met endogeen humaan groeihormoon, waaraan een albuminebindende groep is gehecht. De werking vindt plaats ofwel direct via de groeihormoonreceptor en/of indirect via IGF-1 aangemaakt in weefsels in het lichaam, maar hoofdzakelijk in de lever. Er wordt een normalisering van lichaamssamenstelling (d.w.z. afgenomen lichaamsvetmassa en toegenomen vetvrije lichaamsmassa) en van metabole werking bereikt. Somapacitan stimuleert skeletgroei bij kinderen met GHD als gevolg van het effect op de epifyses van botten. Omdat het reversibel bindt aan endogeen albumine is de halfwaardetijd van somapacitan langer dan van natuurlijk groeihormoon en is wekelijkse toediening mogelijk.
Tmax bij doses van 0,02-0,16 mg/kg/week | 4-25,5 uur |
Gemiddelde concentratie bij een dosis van 0,16 mg/kg/week | 80,2 ng/ml |
Vd* | 1,7 l |
T1/2 * | 34 uur |
* Geschat op basis van populatie PK-analyses
Pen injectievloeistof 3,33 mg/ml; 6,67 mg/ml; 10 mg/ml
Groeistoornis tgv groeihormoondeficientie |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): hypothyroïdie, bijnierschorsinsufficiëntie. Hyperglykemie. Gewrichtspijn, pijn in de extremiteiten. Perifeer oedeem, vermoeidheid, reacties op de injectieplaats (hematoom, pijn, zwelling).
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): hypothyroïdie, bijnierschorsinsufficiëntie. Hyperglykemie. Paresthesie. Huiduitslag, urticaria. Gewrichtspijn, spierpijn, spierstijfheid. Perifeer oedeem, vermoeidheid, asthenie, reacties op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): carpale-tunnelsyndroom. Lipohypertrofie, jeuk. Stijve gewrichten.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
longitudinale groeibevordering bij kinderen met gesloten epifysen.
Overweeg evaluatie van de behandeling bij kinderen elke 6 tot 12 maanden, aan de hand van groeiparameters, biochemie (IGF-1-, hormoon-, glucose- en lipidespiegels) en puberteitsstadium. Overweeg frequentere evaluaties tijdens de puberteit. Zodra de epifysen zijn vergroeid, dan klinisch opnieuw beoordelen op de noodzaak van behandeling met groeihormoon.
Evalueer de onderhoudsbehandeling bij volwassenen elke 6 tot 12 maanden, aan de hand van biochemie (IGF-1-, glucose- en lipidespiegels), lichaamssamenstelling en BMI.
Invloed geslacht: mannen vertonen in de loop van de tijd een toenemende IGF-1-gevoeligheid; daarom is er een risico dat zij overbehandeld worden. Vrouwen, vooral degenen die oraal oestrogeen gebruiken, hebben mogelijk hogere doses en een langere titratieperiode nodig dan mannen.
Het serumcortisol kan dalen door behandeling met groeihormoon; eerder niet-gediagnosticeerd centraal (secundair) hypoadrenalisme kan worden vastgesteld, en glucocorticoïdensubstitutie kan nodig zijn. Controleer op een verlaagde serumcortisolspiegel en/of op de noodzaak voor verhoging van de glucocorticoïddosis bij bekend hypoadrenalisme.
Controleer de schildklierfunctie regelmatig en geef zo nodig substitutietherapie met schildklierhormoon, omdat hypothyroïdie de werking van groeihormoon verstoort. Een beginnende hypothyroïdie kan aan het licht komen, omdat groeihormoon de extrathyroïdale omzetting van T4 naar T3 verhoogt.
Benigne intracraniële hypertensie (IH) is gemeld bij behandeling met groeihormoon. Bij ernstige of terugkerende hoofdpijn, visuele symptomen, misselijkheid en/of braken, wordt een fundoscopie voor papiloedeem aanbevolen. Overweeg de diagnose IH en staak zo nodig de groeihormoonbehandeling. Hervatten van de therapie na herstel van eerdere IH is niet onderzocht; zorgvuldige controle is nodig.
Groeihormoon kan de insulinegevoeligheid verminderen. Eerder niet-gediagnosticeerde diabetes mellitus of verstoorde glucosetolerantie kan aan het licht komen. Monitor de glucosespiegel periodiek bij alle patiënten, vooral bij risicofactoren voor diabetes zoals obesitas of een familiegeschiedenis van diabetes mellitus. Monitor patiënten met bestaande diabetes mellitus nauwgezet tijdens de behandeling; de dosis van bloedglucoseverlagende middelen moet mogelijk worden aangepast bij starten met groeihormoonbehandeling.
Bij een eerdere maligne aandoening zorgvuldig controleren op een mogelijk recidief. Bij een reeds bestaande tumor of groeihormoondeficiëntie door een intracraniële laesie, regelmatig onderzoeken op progressie van de aandoening. Bij een voorgeschiedenis van jeugdkanker is er meer kans op een tweede neoplasma door behandeling met groeihormoon; vooral intracraniële tumoren kunnen optreden bij patiënten die aan het hoofd zijn bestraald voor hun eerste neoplasma.
Bij patiënten met acute levensbedreigende ziekte, die werden behandeld met een hoge dosering groeihormoon, is een verhoogde mortaliteit aangetoond ten opzichte van placebo. Het betrof patiënten met complicaties van openhartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma veroorzaakt door een ongeval of acute ademhalingsinsufficiëntie. Daarom somapacitan niet gebruiken bij deze patiënten. Er zijn geen gegevens over de veiligheid van het continueren van groeihormoonsubstitutie bij een gelijktijdige acute levensbedreigende aandoening.
Houd rekening met pancreatitis bij optreden van ernstige buikpijn. Er is een klein aantal meldingen hiervan bij behandeling met andere GH-geneesmiddelen.
Test op aanwezigheid van antilichamen tegen somapacitan bij patiënten die niet reageren op de behandeling. Bij sommige kinderen zijn antilichamen aangetoond, maar ze waren niet neutraliserend en hadden geen invloed op het klinisch effect.
Niet beoordeeld:
De groeibevorderende werking van somapacitan kan worden geremd door glucocorticoïden. De werking van corticosteroïden kan verminderen door somapacitan.
Bij gebruik van orale oestrogenen kan een hogere dosering van somapacitan nodig zijn.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
CORTICOTROFINE | ||
---|---|---|
Synacthen
|
H01AA02 |
SOMATROPINE EN SOMATROPINE-AGONISTEN | ||
---|---|---|
Increlex
|
H01AC03 | |
Genotropin, Norditropin, Nutropinaq, Omnitrope
|
H01AC01 |