Gefluorideerde chinolonverbinding. Systemisch toegediend ofloxacine heeft een bactericide werking en beïnvloedt de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
Aeroob Gram-positief: Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelige stammen; 'MSSA') en Streptococcus. pyogenes.
Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter spp., Citrobacter spp., Enterobacter spp., Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Klebsiella spp., Moraxella spp., Morganella morganii, Proteus spp. en Serratia marcescens.
Overig: Chlamydia spp. en Legionella pneumophila.
Middelmatig gevoelig van nature (bij afwezigheid van verworven resistentiemechanismen) zijn:
Aeroob Gram-positief: Providentia (resistentie ca. 17%), Streptococcus pneumoniae (en resistentie in ca. 70% van de stammen).
Aeroob Gram-negatief: Enterococcus faecalis (resistentie ca. 50%), Pseudomonas aeruginosa (resistentie ca. 20–30%), andere Serratia spp. (resistentie ca. 20–40%), Stenotrophomonas maltophilia (resistentie ca. 5–11%),
Overig: Mycoplasma spp. (resistentie tot 5,3%) en Ureaplasma spp. (resistentie tot 2%).
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecium, Staphylococcus aureus (meticilline-ongevoelig; 'MRSA', resistentie ca. 69–86%) en β–hemolytische streptokokken uit de serologische groepen B, C en G.
Aeroob Gram-negatief: Neisseria gonorrhoeae (resistentie bij ca. 25%).
Resistent zijn:
Aeroob Gram-positief: Eubacterium spp.
Anaerobe bacteriën zoals Bacteroides spp, Fusobacterium spp., peptokokken en peptostreptokokken,
Overig: Treponema pallidum.
Het resistentiemechanisme berust voornamelijk op één of meerdere mutaties in de enzymen waar ofloxacine op aangrijpt, wat in het algemeen leidt tot kruisresistentie met andere fluorchinolonen. De resistentiepercentages hierboven hebben betrekking op Europees gebied.
De volgende kinetische parameters zijn gevonden[Bethell; Garcia-Prats]:
Parameter | |
---|---|
Cmax | 5,46 mg/l na eenmalig 7,5 mg/kg 8,97 mg/l na 20 mg/kg (steady state) |
Tmax | 1,69-2,0 uur |
t½ | 3,49-4,33 uur |
Cl/F | 0,24-0,31 l/uur/kg |
V | 1,45 l/kg (0,86-6,49) |
Tablet filmomhuld 200 mg, 400 mg
Infusievlst. (als hydrochloride) 2 mg/ml (niet beschikbaar in Nederland)
Ernstige bacteriele infecties |
---|
Infecties bij cystische fibrose |
---|
Aanpassingen als volgt:
Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ofloxacine verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd.
Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.
Hemodialyse en peritoneaal dialyse: 50% van normale keerdosis en interval tussen twee doseringen: 24 uur.
Misselijkheid, diarree, braken, buikpijn, hoofdpijn, duizeligheid, allergische huidreacties, tromboflebitis, stijging leverenzymwaarden, bloedbeeldafwijkingen, convulsies, myalgie, artralgie, tendinitis, peesrupturen, hallucinaties, slapeloosheid, moeheid, jeuk.
Uit dierproeven blijkt dat het gebruik van fluorochinolonen bij jonge proefdieren, afwijkingen in de kraakbeen-vorming veroorzaakt. Deze afwijkingen zijn niet aangetoond in de studie die bij jonge kinderen verricht zijn.
Vaak (1-10%): maagklachten.
Soms (0,1-1%): schimmelinfectie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Hoesten, nasofaryngitis. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid, rusteloosheid. Slaapstoornis, agitatie. Huiduitslag, jeuk. Oogirritatie.
Zelden (0,01-0,1%): hypotensie, tachycardie. Anafylactische of anafylactoïde reactie (incl. shock), angio–oedeem. Anorexie, enterocolitis (soms met bloedingen). Dyspneu, bronchospasme. Slaperigheid, paresthesie, smaakstoornis, veranderde reukwaarneming. Visusstoornis. Verwardheid, angst, depressie, nachtmerrie, psychotische reacties. Malaise. Urticaria, pustuleuze huiduitslag, hyperhidrose, opvliegers. Tendinitis. Verhoogde waarden ALAT, ASAT, γ-GT en/of AF en bilirubine in bloed en creatinine in serum.
Zeer zelden (< 0,01%): circulatoir collaps. Verminderde nierfunctie, acuut nierfalen. Pseudomembraneuze colitis. Cholestatische icterus, ernstige leverbeschadiging. Convulsies, perifere neuropathie (sensorisch, motorisch), extrapiramidale symptomen, andere aandoeningen van de spiercoördinatie. Oorsuizen, gehoorverlies. Erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, 'fixed drug eruption', vasculaire purpura, vasculitis (in uitzonderlijke gevallen leidend tot huidnecrose), fotosensibilisatie. Spierpijn, gewrichtspijn, peesruptuur (bv. van de achillespees; kan binnen 48 uur na aanvang van de behandeling en beiderzijds optreden). Anemie, hemolytische anemie, leukopenie, eosinofilie, trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: verlenging QT–interval, ventriculaire aritmie en 'torsade de pointes'. (Fulminante) hepatitis, ernstige andere leveraandoeningen (o.a. acuut leverfalen, soms fataal, m.n. bij onderliggende leveraandoeningen). Acute interstitiële nefritis. Agranulocytose, beenmergfalen eventueel leidend tot pancytopenie. Nervositeit, automutilatie, zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging. Tremor, dyskinesie, syncope, ageusie. Uveïtis. Allergische pneumonitis. Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), exfoliatieve dermatitis, overige huiduitslag. Verergering porfyrie. Myopathie, spierruptuur, gewrichtsbandruptuur, spierzwakte, rabdomyolyse, artritis. Stomatitis, dyspepsie, obstipatie, flatulentie, pancreatitis. Hypoglykemie (bij diabetici behandeld met bloedglucoseverlagende middelen, incl. het optreden van hypoglykemisch coma), hyperglykemie. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Asthenie, koorts, pijn in rug, borst en extremiteiten. In verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen.
In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor chinolonen, verlengd QTc-interval, epilepsie, peesaandoeningen gerelateerd aan het gebruik van fluorchinolonen.
Terughoudendheid is geboden bij het toepassen van chinolonen bij kinderen in de groeifase. Het gebruik ervan dient zich te beperken tot gevallen waarbij andere therapeutische mogelijkheden ontbreken.
In proefdieronderzoek is in wisselende mate artropathie waargenomen bij zeer hoge doseringen bij jonge honden. Bij de mens zijn deze bijwerkingen evenwel nooit gemeld; fluorchinolonen worden daarom in toenemende mate bij kinderen gebruikt indien andere therapeutische mogelijkheden ontbreken of indien er ernstige bezwaren zijn tegen het gebruik van bepaalde andere breedspectrum antibiotica.
Fluorchinolonen zijn 'reserve' antimicrobiële middelen. Om resistentie-ontwikkeling te voorkomen, dient de toepassing ervan te worden gereserveerd voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Voorzichtigheid is geboden bij kinderen met neiging tot convulsies en bij kinderen met een bekend risico op verlenging van het QT-interval.
Bij het gebruik van fluorochinolonen (via de mond, longen (inhalatie) en injecties) bestaat een verhoogd risico op langdurige en mogelijk blijvende schade aan spieren en zenuwstelsel. Wees extra voorzichtig met voorschrijven van fluorochinolonen bij patiënten met een nierfunctiestoornis, patiënten met solide orgaantransplantaties en patiënten die gelijktijdig worden behandeld met corticosteroïden. Het risico op door fluorochinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur is mogelijk verhoogd bij deze patiënten.
Bij patiënten met een ernstig gestoorde leverfunctie kan de uitscheiding van ofloxacine verminderd zijn. In zulke gevallen wordt aanbevolen de dagdosis van 400 mg niet te overschrijden, vanwege de mogelijk afname van excretie.
Vanwege de verminderde gevoeligheid van streptokokken voor ofloxacine is het ongeschikt bij streptokokkeninfecties. Wees voorzichtig bij G6PD-deficiëntie (i.v.m. risico van hemolytische anemie), bij verminderde leverfunctie (vanwege de bijwerkingen op de lever), bij een psychiatrische aandoening (huidig of in de voorgeschiedenis), myasthenia gravis (ook in de voorgeschiedenis), en bij risicofactoren voor verlenging van het QT–interval (zoals hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, bradycardie, cardiale aritmie, ernstig hartfalen, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen, congenitale of verworven QT-verlenging).
Bij ernstige of aanhoudende diarree tijdens of na de behandeling de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
De behandeling onmiddellijk staken bij vermoeden van een tendinitis (vanwege de kans op een peesruptuur, meestal betreft dit de achillespees). Er is meer kans op tendinitis bij ouderen. Tevens de behandeling staken bij het optreden van tekenen van neuropathie, een epileptisch insult, neiging tot automutilatie of suïcide en bij symptomen van verminderde leverfunctie (zoals anorexie, geelzucht, donkergekleurde urine, gevoelige buik, jeuk). Bij verandering van het zicht onmiddellijk contact opnemen met de oogarts.
Vanwege de kans op ernstige bulleuze huidreacties de patiënt onmiddellijk contact laten opnemen bij eerste tekenen van overgevoeligheidsreacties. Tijdens de behandeling en gedurende 48 uur na staken van de behandeling blootstelling aan natuurlijk of kunstmatig zonlicht vermijden, vanwege de kans op fotosensibilisatie.
De bepaling van opiaten of porfyrinen in de urine kan vals-positieve resultaten opleveren.
Niet relevant:
De Cmax en AUC kunnen afnemen bij combinatie met cyclofosfamide, cytarabine, daunorubicine, doxorubicine, etoposide, ifosfamide, mitoxantron en vincristine.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met calciumzouten.
Interacties chinolonen algemeen:
Relevant:
Absorptie: de absorptie van chinolonen wordt sterk verminderd bij gelijktijdige inname van de volgende middelen (met aanbevolen gebruiksadviezen):
De absorptie wordt ook verminderd door de fosfaatbinders lanthaancarbonaat en sevelameer. Het chinolon wordt bij voorkeur vermeden; als dit niet mogelijk is, wordt het chinolon voor de nacht gegeven. Als het chinolon toch vaker dan 1x per dag wordt gegeven, moet het chinolon ten minste 1 uur vóór of 3 uur na de fosfaatbinder worden ingenomen.
Chinolonen verhogen de concentratie van: theofylline. De interactie is gemeld voor ciprofloxacine en norfloxacine. De overige chinolonen hebben weinig tot geen invloed op de plasmaconcentratie van theofylline.
Overig effect: het effect van VKA's kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode.
Het risico op tendinitis en (achilles)peesruptuur ten gevolge van een fluorchinolon kan verhoogd worden door glucocorticoïden (behalve fludrocortison). Het risico hierop neemt toe bij leeftijd 60 jaar en ouder en verminderde nierfunctie.
Niet relevant:
De nefrotoxiciteit van ciclosporine en tacrolimus kan toenemen.
Ciprofloxacine kan de Cmax en AUC van ropinirol verhogen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met NSAID's, orale anticonceptiva en TNF-α-antagonisten.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
FLUOROCHINOLONEN | ||
---|---|---|
Ciproxin
|
J01MA02 | |
J01MA12 | ||
J01MA06 |