Pyrimidine-antagonist. Cytarabine (Ara-C) wordt intracellulair omgezet in het werkzame cytarabine-5'-trifosfaat (Ara-CTP). Dit is alleen cytotoxisch gedurende de S–fase van de celdeling. Ara-CTP wordt geïncorporeerd in het DNA en RNA. De cytotoxiciteit is gecorreleerd aan de mate van inbouw van Ara-CTP in het DNA (verstoring DNA-synthese). Indien bij lage doses resistentie voor cytarabine is ontstaan, kan hoge-dosistherapie nog werkzaam zijn.
Geen informatie
Conc. voor infusieopl. "oncotain" 100 mg/ml; 50 mg/ml; 20 mg/ml
Oncologische aandoeningen |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Lage-dosistherapie:
Zeer vaak (> 10%): bloeding. Misselijkheid, braken. Infecties (met een virus, bacterie, schimmel of parasiet). Koorts. Anemie, leukopenie (incl. neutropenie), trombocytopenie, reticulocytopenie, megaloblastaire anemie.
Vaak (1–10%): sepsis. Dysfagie, diarree, orale/anale ontsteking of ulceratie. Leverfunctiestoornis, icterus. Nierfunctiestoornis, nierfalen, urineretentie. Anorexie. Duizeligheid, neuritis, neuralgie. Conjunctivitis (incl. met bloedingen, waardoor fotofobie, visusstoornis, brandend gevoel, toegenomen lacrimatie), keratitis. Huiduitslag (zoals erytheem, urticaria), bulleuze dermatitis, huidulceratie, cellulitis, vasculitis, alopecia, sproetvorming, mucosa-bloeding. Gewrichtspijn, pijn in borstkas. Tromboflebitis op toedieningsplaats.
Soms (0,1–1%): angio-oedeem. Dyspneu, pneumonie, faryngitis. Oesofagitis, oesofageale ulceratie, maag-darmbloeding, buikpijn. Pancreatitis. Hoofdpijn, perifere neuropathie. Hand-voetsyndroom, jeuk, lentigo. Myalgie.
Zelden (0,01–0,1%): anafylactische reactie. Enterocolitis (necrotiserend, neutropenisch). Leverbeschadiging met hyperbilirubinemie. Slaperigheid, neurologische afwijkingen/neurotoxiciteit, tetraplegie en verlamming, necrotiserende encefalopathie, coma. Blindheid.
Zeer zelden (< 0,01%): hartritmestoornis, pericarditis. Longoedeem, alveolair oedeem, 'acute respiratory distress syndrome', interstitiële longaandoening, (sub)acute respiratoire insufficiëntie. Peritonitis, ernstige gastro-intestinale ulceratie, pneumatosis cystoïdes intestinalis. Leverabces. Cerebrale en cerebellaire dysfunctie (gewoonlijk reversibel). Persoonlijkheidsstoornis. Neutrofiele eccriene hidradenitis. Hyperurikemie. Cytarabine-syndroom (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Verder zijn gemeld: necrotiserende pancreatitis. Febriele neutropenie. Bloedingen in de huid. Irritatie of ontsteking op de toedieningsplaats.
Hoge-dosistherapie:
een aantal van de hierboven vermelde bijwerkingen komen nadrukkelijker naar voren zoals die door de neurotoxiciteit, respiratoire toxiciteit, myelotoxiciteit, gastro-intestinale toxiciteit en bijwerkingen op de cornea. Verder komen nog andere bijwerkingen voor dan hierboven staan vermeld: cardiomyopathie; ataxie, tremor, convulsies, nystagmus; uitgesproken pancytopenie, beenmergaplasie; darmperforatie, darmnecrose met ileus; hepatomegalie, hepatische veneuze trombose (Budd-Chiari-syndroom); rabdomyolyse; reversibele hoornvliesbeschadiging; amenorroe, azoöspermie.
Intrathecale toediening:
Zeer vaak (> 10%): arachnoïditis met symptomen van meningeale prikkeling zoals hoofdpijn, misselijkheid, braken, koorts, rugpijn, convulsies, nekpijn, stijve nek, hydrocephalus, meningisme, voorbijgaande verhoging van aantallen liquoreiwitten en witte bloedcellen, al dan niet met een verminderde bewustzijnstoestand. Misselijkheid, braken, diarree.
Vaak (1-10%): vermoeidheid, verwardheid, slaperigheid, convulsies, hemiplegie, paraplegie, hersenzenuwverlamming, visusstoornis, doofheid, gevoelsstoornissen, incontinentie, caudasyndroom. Intrathecaal toegediend cytarabine is in verband gebracht met ernstige en soms permanente neurotoxische effecten (o.a. blindheid, myelopathie).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Extravasatie: Ernstige reacties zijn niet te verwachten.
Algemeen cytostatica: diverse cytostatica kunnen aanleiding geven tot overgevoeligheidsreacties. Een noodset (bevattende epinefrine, clemastine en hydrocortison) dient aanwezig te zijn in de behandelkamer. Daarnaast zijn specifieke antidota aanwezig in de noodset.
Systemische toediening
Controles: vóór, tijdens en na behandeling, het bloedbeeld en de lever- en nierfunctie regelmatig controleren. Vanwege de hematologische effecten van cytarabine zijn tijdens inductietherapie frequente trombocyten-, hemoglobine- en leukocytentellingen verplicht. Staak de behandeling bij een trombocytenaantal < 50 × 109/l of een granulocytenaantal < 1 × 109/l. Na staken van de behandeling kunnen deze aantallen blijven dalen. Indien geïndiceerd de behandeling hervatten bij duidelijke tekenen van beenmergherstel. Regelmatige bepaling van urinezuur in het bloed wordt aanbevolen om eventuele hyperurikemie, secundair aan snelle lysis van neoplastische cellen (tumorlysissyndroom), te signaleren. Bij patiënten met een groot aantal blasten of grote tumormassa’s is profylaxe van hyperurikemie vereist. Bij hoge-dosistherapie is extra controle van het zenuwstelsel, de longen, het maag-darmkanaal, de lever en ogen noodzakelijk. De bijwerkingen op het oog kunnen worden voorkómen of verminderd door regelmatig de ogen uit te spoelen en door profylaxe met lokale corticosteroïdbevattende oogdruppels. Controle op tekenen van bloedingen is extra van belang bij patiënten die recent geopereerd zijn of die bekend zijn met maag-darmulcera.
Cytarabine-syndroom: treedt op met de symptomen koorts, myalgie, botpijn, pijn in de borstkas, misselijkheid, malaise, exantheem, maculopapuleuze uitslag en conjunctivitis. Ter profylaxe en behandeling van dit syndroom kunnen corticosteroïden worden gebruikt.
Injectie of infusie: subcutane injecties worden doorgaans goed verdragen en zijn geschikt voor gebruik bij onderhoudsbehandeling. Bij intraveneuze toediening bij lage-dosistherapie wordt een snelle i.v.-injectie over het algemeen beter verdragen dan continue infusie van eenzelfde dosis. Bij hoge doses kan snelle intraveneuze injectie echter aanleiding geven tot ernstige misselijkheid en braken gedurende enkele uren na de injectie; als infuus gegeven zijn misselijkheid en braken minder ernstig.
Intrathecale toediening
Om cumulatie en toxiciteit van cytarabine in het CZS te voorkomen, vóór intrathecale toediening vaststellen dat de liquorcirculatie voldoende is.
Bij intrathecale toediening gelijktijdig corticosteroïden (bv. dexamethason) geven om de symptomen van arachnoïditis te verlichten en het risico van fatale afloop te verkleinen. De patiënt instrueren een arts te waarschuwen bij optreden van vroege symptomen van arachnoïditis, van neurotoxiciteit of wanneer dexamethason niet wordt verdragen.
Relevant:
De instelling op carbamazepine en valproïnezuur kan tijdelijk worden beïnvloed tijdens de chemokuur, met als mogelijk gevolg een te lage plasmaconcentratie van het anti-epilepticum.
Niet relevant:
De Cmax en AUC van ciprofloxacine, levofloxacine en ofloxacine kunnen afnemen.
De AUC van oraal toegediend digoxine kan afnemen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met posaconazol of voriconazol.
Niet beoordeeld:
Combinatie van intraveneus cytarabine met intrathecaal methotrexaat verhoogt het risico op ernstige neurologische bijwerkingen, zoals hoofdpijn, paralyse, coma en beroerte-achtige episoden.
Cytarabine zou de effectiviteit van gentamicine en flucytosine verminderen.
Interacties oncolytica algemeen
Relevant:
De meeste cytostatische oncolytica kunnen het effect van VKA's op vele manieren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van VKA's geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van de VKA gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming of inductie spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen.
Niet beoordeeld:
Omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
PURINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Evoltra
|
L01BB06 | |
Fludara
|
L01BB05 | |
Puri-Nethol, Xaluprine
|
L01BB02 | |
Atriance
|
L01BB07 | |
Lanvis
|
L01BB03 |
PYRIMIDINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
L01BC05 |