Genetisch gemodificeerde autologe T-cellen met chimere (muriene) antigeenreceptoren gericht tegen CD-19-positieve kankercellen.
Responderende patiënten (n=105) | Niet responderende patiënten (n=12) | |
Cmax (geometrisch gemiddelde en (CV%)) |
35.300 (154,0) kopieën/microg |
21.900 (80,7) kopieën/microg (n=10) |
Tmax (mediaan en [min;max]) |
9,83 [5,70;27,8] dagen (n=103) |
20,1 [12,6;62,7] dagen (n=10) |
t1/2 (geometrisch gemiddelde en (CV%)) |
25,2 (307,8) dagen |
3,80 (182,4) dagen |
Dispersie voor infusie met 1,2 x 106 – 6 x 108 cellen
Oncologische aandoeningen |
---|
|
Recidiverende/refractaire B-cel acute lymfoblastaire leukemie (ALL) |
---|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Bij meer dan 10% van de patiënten: infecties (bij ong. 73%), anemie, bloedingen, (febriele) neutropenie, trombocytopenie, 'Cytokine Release Syndrome' (CRS, bij ong. 77%), hypogammaglobulinemie, verminderde eetlust, hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, angst, delirium, slaapstoornissen, hoofdpijn, encefalopathie, aritmie, hypotensie, hypertensie, hoesten, dyspneu, hypoxie, diarree, misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn, huiduitslag, gewrichtspijn, acute nierschade, koorts, vermoeidheid, oedeem, pijn, koude rillingen, verlaging van hemoglobine en stijging van ASAT.
Bij 1-10%: hemofagocytaire lymfohistiocytose, leukopenie, pancytopenie, stollingsstoornissen, lymfopenie, infusiegerelateerde reacties, 'graft versus host'-reacties, hypoalbuminemie, hyperglykemie, hyponatriëmie, hyperurikemie, overvulling, hypercalciëmie, tumorlysissyndroom, hyperkaliëmie, hyperfosfatemie, hypernatriëmie, hypermagnesiëmie, duizeligheid, perifere neuropathie, tremor, motorische stoornissen, insulten, spraakstoornissen, zenuwpijn, ataxie, hartfalen, hartstilstand, trombose, capillaireleksyndroom, keelpijn, longoedeem, neusverstopping, pleurale effusie, tachypneu, ARDS, stomatitis, opgezette buik, droge mond, ascites, hyperbilirubinemie, jeuk, erytheem, overmatig zweten, nachtelijk zweten, rugpijn, (skelet)spierpijn, griepachtige symptomen, asthenie, multiorgaanfalen, stijging van ALAT, gewichtsverlies, stijging van serumferritine, daling van fibrinogeen, stijging van de INR, stijging van fibrine-D-dimeer, verlengde partiële tromboplastinetijd, stijging van AF en verlengde protrombinetijd.
Bij minder dan 1%: B-celaplasie, herseninfarct, blozen en longinfiltratie.
Vorming van neutraliserende antilichamen is waargenomen; hiervan is geen effect aangetoond op de klinische werkzaamheid of veiligheid.
Neurologische bijwerkingen treden vaak binnen 7 dagen op.
'Cytokine Release Syndrome' (CRS) kan tot 10 dagen na toediening optreden en wordt gekenmerkt door onder andere koorts, pijn, braken, diarree, uitslag en ademhalingsproblemen. Behandeling van CRS vindt plaats met tocilizumab, zie aldaar.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid.
Het wordt niet aanbevolen om tisagenlecleucel binnen 4 maanden na een allogene stamceltransplantatie toe te dienen, vanwege een risico op verergering van afstotingsreacties. Leukaferese (oogsten van lymfocyten) voor de productie van tisagenlecleucel dient ten minste 12 weken na allogene stamceltransplantatie te worden uitgevoerd.
Ontwikkeling van cytokine-release-syndroom treedt bij vrijwel alle kinderen en jongvolwassenen met B-cell ALL op tussen 1 en 10 dagen (mediane aanvang 3 dagen) na de infusie
Voor aanvang van therapie met tisagenlecleucel dient chemotherapie te worden gegeven om het aantal lymfocyten te verlagen tot 1 x109/l of minder.
Bij B-cel ALL wordt een van de volgende chemokuren aanbevolen:
- Fludarabine 30 mg/m2 lich.oppervlak per dag op dag 1-4 en cyclofosfamide 500 mg/m2 lich.oppervlak per dag op dag 1-2;
- Cytarabine 500 mg/m2 lich.oppervlak per dag op dag 1-2 en etoposide 150 mg/m2 lich.oppervlak per dag op dag 1-3 (bij eerdere hemorragische cystitis graad 4 of chemorefractaire status voor cyclofosfamide).
Ter preventie van infusiereacties wordt premedicatie aanbevolen. Deze bestaat uit paracetamol en een antihistaminicum (H1-antagonist). Corticosteroïden mogen niet worden gebruikt, behalve als er sprake is van een levensbedreigende situatie.
Kan een vals-positieve uitslag voor HIV geven vanwege de lentivirale vector die wordt gebruikt bij de productie van tisagenlecleucel.
Cytokine-‘release’-syndroom (CRS), waaronder fatale of levensbedreigende voorvallen, is frequent waargenomen na infusie van tisagenlecleucel. In bijna alle gevallen trad ontwikkeling van CRS op tussen 1 en 10 dagen (mediane aanvang 3 dagen) na infusie. Patiënten dienen nauwlettend gevolgd te worden op tekenen of symptomen van deze voorvallen, inclusief koorts. Risicofactoren voor ernstig CRS bij pediatrische en jongvolwassen patiënten met B-cel ALL zijn: hoge tumorlast voorafgaand aan infusie, ongecontroleerde of versnelde tumorgroei na chemotherapie voor lymfocytendepletie, actieve infectie en vroegtijdig optreden van koorts of CRS na infusie.
Neurologische bijwerkingen, in het bijzonder encefalopathie, verwarde toestand of delier, treden frequent op na infusie van tisagenlecleucel en kunnen ernstig of levensbedreigend zijn. Patiënten moeten worden gecontroleerd op neurologische bijwerkingen.
Patiënten met een actieve infectie die niet onder controle is, mogen pas starten met de tisagenlecleucelbehandeling als de infectie is verdwenen. Patiënten dienen nauwlettend gevolgd te worden op tekenen of symptomen van infectie.
Patiënten die behandeld zijn met tisagenlecleucel, kunnen secundaire maligniteiten of een recidief van hun kanker ontwikkelen. Zij moeten hun hele leven gecontroleerd worden op secundaire maligniteiten.
Hypogammaglobulinemie en agammaglobulinemie kunnen optreden bij patiënten na tisagenlecleucelinfusie. Immunoglobulinespiegels moeten worden gecontroleerd na behandeling.
Tumorlysissyndroom (TLS), dat ernstig kan zijn, is soms waargenomen. Om het risico op TLS te minimaliseren, moeten patiënten met verhoogd urinezuur of hoge tumorlast allopurinol, of een alternatieve profylaxe, krijgen voorafgaand aan tisagenlecleucelinfusie.
Het wordt niet aanbevolen om patiënten tisagenlecleucel te geven binnen 4 maanden na een allogene stamceltransplantatie vanwege het mogelijke risico dat tisagenlecleucel graft-versus-hostziekte kan verergeren.
Relevant:
Tisagenlecleucel kan het effect van VKA's beïnvloeden. Hierdoor kan de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren.
Tisagenlecleucel wordt toegediend onder een toestand van lymfocytendepletie, hierdoor kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Vaccinatie met gedode verwekker of afgeleid antigeen kunnen minder effectief zijn.
Niet beoordeeld:
Corticosteroïden worden ontraden tijdens de behandeling (behalve ter behandeling van CRS), omdat ze het immuunsysteem verder kunnen verzwakken.
Myeloïde groeifactoren, met name GM-CSF, kunnen 'Cytokine Release Syndrome' verergeren en worden afgeraden gedurende de eerste 3 weken na toediening van tisagenlecleucel.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
MONOKLONALE ANTILICHAMEN | ||
---|---|---|
Blincyto
|
L01XC19 | |
Yervoy
|
L01XC11 |
PROTEINEKINASEREMMERS | ||
---|---|---|
Sprycel
|
L01XE06 | |
Glivec
|
L01XE01 |
OVERIGE ONCOLYTICA | ||
---|---|---|
Amsidine
|
L01XX01 | |
Spectrila (colaspase), Erwinase (crisantaspase)
|
L01XX02 | |
Siklos, Xromi
|
L01XX05 | |
L01XX19 | ||
Lysodren
|
L01XX23 | |
Oncaspar
|
L01XX24 | |
Vesanoid
|
L01XX14 |
PROTEASOOMREMMERS | ||
---|---|---|
Velcade
|
L01XG01 |