Gecombineerd vaccin tegen difterie, (acellulair) kinkhoest en tetanus (D(a)KT). Aard van het antigenenmateriaal: dood, bacterieel. Na revaccinatie wordt uitgegaan van een beschermingsduur van 10 jaar.
Evaluatie van farmacokinetische eigenschappen is niet vereist voor vaccins.
Per ml inj.susp.: Difterietoxoïde 4 IE Tetanustoxoïde 40 IE Pertussistoxoïde 16 µg Pertussishemagglutinine, filamenteus 16 µg Pertussispertactine 5 µg 0.5 ml
Difterie-Tetanus-Kinkhoest (DTK) booster vaccininatie |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
BIj kinderen 4 - 8 jaar: (n=839) (SmPC)
Bovenste luchtweginfectie, anorexia, prikkelbaarheid, somnolentie, hoofdpijn, concentratiestoornissen, conjunctivitis, diarree, braken, gastrointestinale aandoeningen, rash, injectieplaatsreacties (zoals roodheid en/of zwelling), pijn op de injectieplaats, vermoeidheid. pyrexie (koorts ≥ 37,5°C waaronder koorts > 39,0°C) uitgebreide zwelling van het gevaccineerde ledemaat (soms inclusief het aangrenzende gewricht), andere injectieplaatsreacties (zoals induratie), pijn.
Zeer vaak (> 10%): lokale reacties zoals pijn, roodheid en zwelling op de injectieplaats. Hoofdpijn. Vermoeidheid, malaise. Somnolentie. Prikkelbaarheid.
Vaak (1-10%): steriel abces op injectieplaats. Anorexie. Koorts. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Duizeligheid. Zwelling van de gevaccineerde ledemaat (soms incl. aangrenzende gewricht).
Soms (0,1-1%): lokale reacties zoals verharding op de injectieplaats. Lymfadenopathie. Griepachtige symptomen, bovensteluchtweginfectie, faryngitis. Hoesten. Concentratiestoornissen, syncope. Pijn. Conjunctivitis. Overmatig zweten, jeuk, huiduitslag. Artralgie, myalgie, skeletspier- of gewrichtsstijfheid.
Verder zijn gemeld: anafylactische en anafylactoïde reacties, urticaria, angio-oedeem, hypotone-hyporesponsieve episoden, convulsies (met of zonder koorts), opstijgende paralyse of ademhalingsverlamming (bv. Guillain-Barrésyndroom), asthenie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
De toediening van vaccins die pertussis (kinkhoest) bevatten zorgvuldig overwegen indien één van de volgende verschijnselen zijn opgetreden bij eerdere toediening ervan:
Bij Guillain-Barrésyndroom of brachiale neuritis in de voorgeschiedenis na eerdere vaccinatie met tetanustoxoïd, zorgvuldig afwegen om te vaccineren.
Wees voorzichtig bij recent ontstane of progressieve neurologische aandoeningen; echter aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep kinderen de vaccinatie níet onthouden of uitstellen. Een familiegeschiedenis van convulsies die met koorts gepaard gaan vraagt speciale aandacht. Een familiegeschiedenis welke convulsies of wiegendood meldt of febriele convulsies, vormt geen contra-indicatie.
De immunogeniciteit van het vaccin kan worden verminderd door een immunosuppressieve behandeling of immuundeficiëntie.
Interacties vaccins algemeen:
Gelijktijdig geven van vaccins
Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.
Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.
Relevant:
Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde Middelen bij inflammatoire aandoeningen, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar), monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking (zie aldaar), alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax)
Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken (zie aldaar) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
CHLOLERAVACCINS | ||
---|---|---|
Dukoral
|
J07AE01 |
HAEMOPHILUS INFLUENZAE B-VACCINS | ||
---|---|---|
J07AG01 |
MENINGOKOKKENVACCINS | ||
---|---|---|
Nimenrix, Menveo, MenQuadfi
|
J07AH08 | |
Bexsero, Trumenba
|
J07AH09 | |
NeisVac-C
|
J07AH07 |
PNEUMOKOKKENVACCINS | ||
---|---|---|
Synflorix, Prevenar 13, Pneumovax 23, Vaxneuvance, Apexxnar
|
J07AL02 |
TUBERCULOSEVACCINS | ||
---|---|---|
J07AN01 |
BUIKTYFUSVACCINS | ||
---|---|---|
Typhim, Typherix
|
J07AP03 |